1-610/3 | 1-610/3 |
10 FEBRUARI 1998
De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 22 december 1997 door de voorzitter van de Senaat verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een wetsvoorstel « houdende wijziging van het Kieswetboek teneinde de in het buitenland verblijvende Belgen in staat te stellen deel te nemen aan de verkiezing van de rechtstreeks verkozen senatoren » (Gedr. Stuk Senaat, nr. 1-610/1, 1996-1997), heeft op 28 januari 1998 het volgende advies gegeven :
Artikel 2 van het voorstel bepaalt :
« De hoedanigheid van kiezer voor de verkiezing van de rechtstreeks verkozen senatoren kunnen verkrijgen de Belgen die hun werkelijke woonplaats in het buitenland gevestigd hebben, die voldoen aan de in artikel 1, § 1, 2º en 4º, bedoelde kiesbevoegdheidsvoorwaarden en die daartoe bij de Belgische diplomatieke of consulaire post waarvan zij afhangen, aanvraag doen overeenkomstig hoofdstuk IIIbis van Titel II. »
Voor de Belgen die in het buitenland verblijven, zou de inschrijving op de kiezerslijst dus gewoon een mogelijkheid zijn, terwijl degenen die in het bevolkingsregister van een Belgische gemeente ingeschreven zijn, van rechtswege op die lijst komen te staan.
De indiener van het voorstel wettigt die mogelijkheid als volgt :
« Artikel 2 strekt ertoe een tweede categorie van Belgen in te voeren, namelijk degenen die in het buitenland verblijven. Zij worden evenwel niet verplicht te stemmen. Het is immers onmogelijk vast te stellen hoeveel Belgen er precies in het buitenland verblijven. Alleen de Belgen die het wensen kunnen de hoedanigheid van kiezer verwerven en moeten daartoe een aanvraag doen. Zodra zij als kiezer zijn ingeschreven, zijn zij verplicht te stemmen. ».
In haar advies L. 25.386/2 d.d. 16 april 1997 over een voorstel van wet « tot wijziging van het Kieswetboek ten einde Belgen die in het buitenland verblijven in staat te stellen deel te nemen aan parlementsverkiezingen » waarin eveneens staat dat de Belgen die in het buitenland verblijven, zelf kunnen bepalen of zij de hoedanigheid van kiezer willen verkrijgen, heeft de afdeling wetgeving het volgende gesteld :
« Dat de indieners van het wetsvoorstel het bij een facultatieve inschrijving en zelfs een facultatieve stemming houden, is begrijpelijk. Bij de toepassing van een wet die ertoe zou strekken administratieve inschrijving en stemplicht op te leggen aan alle Belgen die het grondgebied verlaten om in het buitenland te gaan verblijven, zouden aanzienlijke moeilijkheden kunnen rijzen. Hoe bijvoorbeeld de in het buitenland verblijvende Belgen die nooit in België hebben verbleven of degenen die in het buitenland verblijven en inmiddels hun Belgische nationaliteit zouden hebben verloren, kunnen worden geteld en wat hun status is, zou in die wet niet worden geregeld. Zulk een wet zou tevens een schending kunnen inhouden van het bepaalde in artikel 22 van de Grondwet en artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, door te grote beperkingen te stellen op het recht van de burger om zich, ook buiten zijn land, te verplaatsen zonder « zijn nieuwe adres en verdere gegevens » aan de autoriteiten van zijn land te hoeven meedelen.
Doordat het wetsvoorstel werkt met facultatieve inschrijving en dus met facultatieve deelname aan de parlementsverkiezingen, houdt het echter een schending in van het in artikel 62, derde lid, van de Grondwet vervatte beginsel. Deze bepaling schrijft niet alleen voor dat de kiezers bij de gemeente ingeschreven moeten zijn en dat zij daar, hetzij zelf, hetzij per gemachtigde, hun stemplicht moeten vervullen. Ze bepaalt tevens dat de « stemming ... verplicht (is) » (derde lid, eerste zin). Ze kan niet zo worden uitgelegd dat ze alleen aan de in België verblijvende kiezers, die aldus van rechtswege op de kiezerslijst zijn ingeschreven, stemplicht oplegt. Aangezien de in het buitenland verblijvende Belgen de hoedanigheid van kiezer zouden verkrijgen, zouden zij moeten stemmen. ».
De verkiezing van de senatoren wordt geregeld in de artikelen 67 en 68 van de Grondwet.
Artikel 68, § 2, bepaalt :
« Voor de verkiezing van de senatoren bedoeld in artikel 67, § 1, 1º en 2º (1), is de stemming verplicht en geheim. ».
De redenering die de afdeling wetgeving in verband met artikel 62, derde lid, dat betrekking heeft op de verkiezing van de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, heeft gevolgd, geldt ook voor de rechtstreekse verkiezingen van de senatoren.
Het beginsel van de stemplicht kan immers niet zo worden uitgelegd dat alleen degenen die op de verkiezingslijsten zijn ingeschreven, moeten stemmen en dat de wetgever vrij kan bepalen dat die inschrijving hetzij van rechtswege, hetzij op verzoek van de kiesgerechtigden geschiedt.
In de Grondwet staat dat de voorwaarden waaraan men moet voldoen om kiezer te zijn en de uitzonderingen op het beginsel dat de stemming in de gemeente plaatsheeft, bij wet worden bepaald. In de Grondwet staat daarentegen niet dat uitzonderingen op het stemplichtbeginsel kunnen worden gemaakt.
Zonder herziening van de Grondwet kunnen Belgen die in het buitenland verblijven geen stemrecht krijgen.
Gelet op die gevolgtrekking heeft de Raad van State niet onderzocht of het wetsvoorstel verenigbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
De kamer was samengesteld uit :
De heer J.-J. STRYCKMANS, voorzitter;
De heren Y. KREYNS en P. QUERTAINMONT, staatsraden;
De heren F. DELPEREE en J.-M. FAVRESSE, assessoren van de afdeling wetgeving;
Mevrouw B. VIGNERON, toegevoegd griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer L. DETROUX, adjunct-auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer A. LEFEBVRE, adjunct-referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J.-J. STRYCKMANS.
De Griffier, | De Voorzitter, |
B. VIGNERON. | J.-J. STRYCKMANS. |
(1) De rechtstreeks gekozen senatoren.