1-6

1-6

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 12 OCTOBRE 1995

VERGADERING VAN DONDERDAG 12 OKTOBER 1995

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER BOUTMANS AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN OVER « DE UITWIJZING VAN VLUCHTELINGEN UIT IRAN »

QUESTION ORALE DE M. BOUTMANS AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DE L'INTÉRIEUR SUR « L'EXPULSION DE RÉFUGIÉS IRANIENS »

De Voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Boutmans aan de Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over « de uitwijzing van vluchtelingen uit Iran ».

Het woord is aan de heer Boutmans.

De heer Boutmans (Agalev). ­ Mijnheer de Voorzitter, in het Leuvense is terecht beroering ontstaan door de opsluiting en de dreigende uitwijzing van het gezin Belehshoo, bestaande uit man, vrouw en twee jonge kinderen.

Zij verblijven als asielzoeker in het Leuvense, lijken wel degelijk serieuze opposanten tegen het Perzische regime en de broer van de heer Belehshoo is in ons land als vluchteling erkend.

Verschillende andere gevallen van Iraniërs in gelijksoortige omstandigheden zijn mij nog ter kennis gebracht.

Beschouwt ons land Iran als een veilig land voor opposanten ?

Is de Vice-Eerste minister bereid aan het gezin Belehshoo en aan vergelijkbare Iraanse families, zeker als ze hier goed geïntegreerd zijn en familieleden ­ erkende vluchtelingen ­ hebben, om humanitaire redenen een verblijfsvergunning toe te kennen en minstens die gevallen zeer omzichtig te bekijken ?

De Voorzitter. ­ Het woord is aan Vice-Eerste minister Vande Lanotte.

De heer Vande Lanotte, Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de principes duidelijk maken. De jongste weken wordt nogal wat actie gevoerd voor mensen die naar hun land worden teruggestuurd. Er wordt daarbij continu beweerd dat de betrokkenen wel degelijk vluchtelingen zijn.

Ik wijs er nogmaals op dat het beoordelen van een asielaanvraag niet door de minister gebeurt. De wetgever heeft terecht gemeend dat dit door een onafhankelijke instantie moet gebeuren. Ik zou wel eens willen weten wat de reactie van de minister van Justitie zou zijn als men hem zou vragen : « De rechter heeft iemand veroordeeld, maar wij vinden hem onschuldig, wat vindt u daarvan ? »

Ik word verplicht een antwoord te formuleren op beslissingen die door onafhankelijke instanties zijn genomen.

De heer Boutmans beweert dat de betrokkenen wel degelijk serieuze opposanten zijn tegen het Perzische regime. De Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, de Raad van State en de Vaste Beroepscommissie menen evenwel van niet.

Ik vind het hoegenaamd niet correct dat ik steeds weer antwoorden moet geven op vragen over wat een rechterlijke instantie heeft beslist. Ik zal dan ook aan de Voorzitters van Kamer en Senaat vragen om in dit verband enige selectiviteit in acht te nemen.

Over het dossier van het gezin waarover de heer Boutmans het heeft, zijn reeds tien beslissingen genomen. De betrokkene heeft vier asielaanvragen ingediend. Bij de vierde asielaanvraag meende men dat het nu genoeg was en heeft men hem te Steenokkerzeel vastgehouden. De Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen heeft twee keer, de Vaste Beroepscommissie heeft één keer en de Raad van State heeft tweemaal een beslissing genomen.

Geval per geval wordt nagegaan of mensen terug kunnen worden gestuurd naar Iran.

Herhaaldelijke keren is het gebeurd dat een Iraniër, eenmaal als vluchteling erkend, onmiddellijk naar zijn land is teruggekeerd, bijvoorbeeld om handel te drijven met het land dat hem vervolgt. Voor iemand met een humanitair gevoel is het niet leuk om zoiets vast te stellen.

Wij moeten dus zeer omzichtig te werk gaan.

Noch de Vaste Beroepscommissie, noch de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen hebben gemeend dat er enig gevaar bestaat voor het gezin in kwestie. Ik leg mij neer bij het oordeel van de betrokkenen. Aangezien de procedure binnen de twee jaar werd afgerond, zie ik, behalve het feit dat er een actiecomité is, geen enkele reden om op het dossier regels toe te passen die op andere dossiers niet worden toegepast. Er is mijns inziens geen reden om hier, na omzichtige afweging door de administratie, na tien beslissingen van in hoofdzaak onafhankelijke instanties, een uitzonderingsregime te hanteren.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Boutmans voor een repliek.

De heer Boutmans (Agalev). ­ Mijnheer de Voorzitter, ik denk niet dat ook maar één zin in mijn vraag kan worden geïnterpreteerd als een verzoek aan de minister om de beslissing van het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen of de Beroepscommissie te herzien. Ik heb hem wel gevraagd of hij op grond van humanitaire redenen van plan is iets te doen, want dat ligt wel in zijn bevoegdheid en niet in die van andere instanties.

Ik heb vernomen ­ en de minister kan dat misschien bevestigen ­ dat de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen wel degelijk het verzoek steunt om op humanitaire gronden niet over te gaan tot de uitwijzing van het betrokken gezin.

Ik kan mij niet voorstellen dat een organisatie als Amnesty International zo maar haar steun aan om het even welk verzoek zou geven.

Als ik de Vice-Eerste minister goed begrepen heb, dan weigert hij een verblijfsvergunning te geven omdat verschillende instanties die over de grond van de zaak hebben geoordeeld, een uitwijzing aanbevelen. Daarbij gaat hij echter voorbij aan de humanitaire aspecten, zoals het feit dat de betrokken persoon verschillende familieleden heeft die hier wel als politiek vluchteling zijn erkend. Bovendien is het dan ook nog de vraag of men iemand zomaar naar een land als Iran kan terugsturen.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan Vice-Eerste minister Vande Lanotte.

De heer Vande Lanotte, Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Mijnheer de Voorzitter, ik vind niet dat de heer Boutmans de rechterlijke beslissing niet in twijfel trekt. Hij zegt letterlijk : « Zij verblijven als asielzoeker in het Leuvense. Zij lijken wel degelijk serieuze opposanten tegen het Perzische regime te zijn. » In de tekst van de Vaste Beroepscommissie lezen wij het volgende : « Overwegende dat de commissaris-generaal terecht wijst op een aantal tegenstrijdigheden in de verklaring van appellant die de geloofwaardigheid van zijn relaas aantasten en dat zijn verklaringen bij de Vaste Beroepscommissie deze geloofwaardigheid niet hersteld hebben. »

Als de heer Boutmans beweert dat de betrokkene een serieuze opposant is, trekken vier rechters dat in twijfel en als hij zegt dat de commissaris-generaal zijn verzoek om hier te mogen blijven steunt, klopt dat niet met mijn informatie dat de commissaris-generaal verklaart dat er tegenstrijdigheden zijn in de verklaringen van de betrokkene die de geloofwaardigheid van zijn relaas aantasten.

Dit zijn de elementen waarover ik beschik en ik respecteer het arrest van de Vaste Beroepscommissie. Elk verzoek uitgaande van Iraniërs wordt apart bekeken. Voor dit geval zijn er mij geen elementen bekend waaruit zou blijken dat een terugsturing gevaar oplevert voor de betrokkene.

De Voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.