1-679/1

1-679/1

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997

27 JUNI 1997


Wetsvoorstel tot regeling van de exploitatie van zonnecentra

(Ingediend door de heer Ph. Charlier c.s.)


TOELICHTING


Daar natuurlijk zonnebaden in ons klimaat niet zo vaak mogelijk is, werden de laatste vijftien jaar steeds meer artificiële bronnen van ultravioletstraling op de markt gebracht, wat tot een echte « boom » van het kunstmatig zonnebaden heeft geleid.

Toch is dat kunstmatig zonnebaden niet zonder gevaar. Onder inwerking van de ultravioletstralen scheiden de melanocyten of pigmentcellen (dat zijn huidcellen met een speciale functie) twee soorten pigmenten af : eumelanine en feomelanine. De verhouding waarin beide pigmenten in de huid voorkomen, geeft huid, haar en ogen hun specifieke kleur. Personen met een hoog eumelaninegehalte zijn weinig gevoelig voor de zon, terwijl personen met een hoog feomelaninegehalte gemakkelijk zonnebrand oplopen. Iedereen zou moeten weten welk huidtype hij heeft, dus op welke manier zijn huid op ultravioletstralen reageert.

Er bestaan verschillende soorten ultravioletstralen, met name :

­ UVA : zij vormen het grootste deel van de zonnestraling. Die stralen zijn de hele dag aanwezig en geven snel een tint, die echter niet lang houdt. Het overgrote deel van de stralen die een zonnebank afgeeft, zijn van dat type (98,8 %);

­ UVB : zij vormen maar een klein deel van de zonnestraling. In België is de UVB-straling het sterkst van 12 tot 16 uur. Die stralen bruinen traag, maar de bruine tint houdt langer. Zij vormen 1,2 % van de straling die een zonnebank afgeeft;

­ UVC : zij worden door de ozonlaag tegengehouden en bereiken dus de aarde niet. Gelukkig maar, want ze zijn voor huid en ogen bijzonder gevaarlijk.

Ultravioletstralen kunnen schadelijk zijn voor de huid. Zo kunnen zij bepaalde aandoeningen zoals acne of herpes verergeren, het immuunsysteem verzwakken, zonnebrand en vroegtijdige veroudering veroorzaken. Ultravioletstralen werken de vorming van huidkankers in de hand : maligne melanoom, basocellulair epithelioom en spinocellulair epithelioom. Wat de ogen betreft, kunnen ultravioletstralen verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van keratitis, vroegtijdig cataract en/of retinaal melanoom. Bruin worden is een natuurlijke verdedigingsreactie van de huid tegen de inwerking van ultravioletstralen. Onder invloed van die ultravioletstralen vermenigvuldigen de melanocyten zich en verplaatsen zich naar de oppervlakte van de huid. Het dikker worden van de huid is een ander verdedigingsmechanisme.

De gevolgen van het kunstmatig zonnebaden komen dus nog eens bovenop de gevolgen van rechtstreekse blootstelling aan de zon. De nadelige gevolgen van blootstelling aan UVA en UVB-straling manifesteren zich via de volgende mechanismen :

­ de UVA tasten de elastinevezels in de lederhuid aan waardoor de huid vroegtijdig veroudert. Men weet ook dat een accumulatie van UVA op de huid het immuunsysteem ervan verzwakt waardoor de huid zich minder goed kan verdedigen. Wanneer abnormale cellen ontstaan, worden zij niet meer vernietigd en kunnen zij zich vermenigvuldigen. Dat zou het ontstaan van huidkankers kunnen verklaren. De UVA geven de negatieve invloed van de UVB als het ware meer kans;

­ de UVB doen de huid rood worden en bij hoge doses verbranden zij ook de huid. Zij zijn verantwoordelijk voor zonnebrand. Herhaalde zonnebrand tast het genetisch materiaal van de huidcellen aan. Wanneer zij zich herstellen, kunnen er mutaties optreden die tot kanker kunnen leiden.

Uiteraard kan het gebeuren dat de arts in welbepaalde indicaties een behandeling met kunstmatige zonnestralen voorschrijft, zoals bij psoriasis of vitiligo. Natuurlijk gebeurt dat het best onder controle van een dermatoloog. Voorts kunnen ultravioletstralen ook goed zijn voor de gezondheid. Zo spelen zij een rol in de aanmaak van vitamine D, wat rachitis helpt voorkomen. Maar ook hier volstaan een paar minuten blootstelling per dag. Rachitis komt trouwens in onze moderne samenleving haast niet meer voor : vroeger leden vooral mijnwerkers, die zelden buitenkwamen, aan die kwaal.

Het probleem werd onderzocht in diverse studies, onder meer in de « Annales pharmaceutiques belges » van oktober 1995, in het tijdschrift van de Belgische Vereniging voor Kankerbestrijding, Kanker Info Magazin van het derde kwartaal 1996 en van het tweede kwartaal 1995, en in Test-Gezondheid van maart 1997. De Vereniging voor Kankerbestrijding heeft twee keer (in 1994 en 1995) specialisten in dermatologie van verschillende universiteiten bij elkaar gebracht om inzake informatie over zonnebanken tot een consensus te komen.

Overigens blijkt dat tien uren zonnebank het risico op melanoom verdrievoudigen. Dat risico is nog groter wanneer ook verbranding door kunstmatige zonnestralen optreedt.

Over zonnebanken doen veel verkeerde ideeën de ronde :

­ de huid zou beter voorbereid worden op de vakantiezon. Een paar zonnebankbeurten kunnen inderdaad het risico op zonnebrand wat verminderen, maar vaak is het zo dat men dan de « voorbereide » huid gewoon langer aan de ultravioletstralen blootstelt. Bovendien treedt het natuurlijk verweermechanisme van de huid vooral in werking na blootstelling van de huid aan UVB-stralen, daar UVA-stralen veel minder doeltreffend zijn. De UV-stralen van een zonnebank bestaan voor 99 % uit UVA-stralen en helpen dus niet zoveel bij het voorbereiden van de huid;

­ de UV-lampen regelmatig vervangen verandert niets aan het probleem van de absorptie van UV-straling, wat vooral bij excessieve en herhaalde blootstelling nefast is. De lampen zijn gevaarlijk door het gebruik dat men ervan maakt, vooral dan wat de frequentie en de duur van de blootstelling betreft;

­ het gebruik van zonnebrandmiddelen verlengt alleen de tijd die nodig is om bruin te worden, wat uiteindelijk toch niet leidt tot een geringere dosis ultravioletstraling.

De meeste zonnebanken geven vooral UVA-straling en een geringe dosis UVB-straling af (1,2 %). De dosis UVA ligt dus heel hoog, wat betekent dat de schadelijke inwerking van UVA groter is bij gebruik van de zonnebank dan bij blootstelling aan de zon. Het gebruik van zonnebanken kan dus de gezondheid schaden.

In Europa neemt het aantal nieuwe gevallen van huidkanker (incidentie) met ongeveer 7 % per jaar toe. De situatie is zorgwekkend. In de meeste gevallen van huidkanker gaat het om epithelioom, waarbij nog de maligne malinomen moeten worden geteld : begin van de jaren 90 bedroeg hun incidentie 5 à 7 gevallen per 100 000 inwoners in België, dat is twee keer méér dan tien jaar geleden. Het aantal gevallen dat in ons land in het Nationaal Kankerregister wordt opgenomen, neemt voortdurend toe. In 1989 telde men 229 gevallen bij de vrouwen en 123 bij de mannen. In 1992 waren dat 258 gevallen bij de vrouwen en 141 bij de mannen. Het Rijksinstituut voor de Statistiek vermeldt voor 1980, 1985, 1990 en 1992 (laatste beschikbare gegevens) respectievelijk 108, 150, 193 en 198 sterfgevallen door maligne melanoom. Hoewel maligne melanoom slechts 5 % van de huidkankers vertegenwoordigt, is het verantwoordelijk voor 2/3 van de sterfgevallen bij personen met huidkanker. Die vorm van kanker treft vooral jonge volwassenen, terwijl preventie vrij eenvoudig is.

Volgens de professionelen uit de gezondheidszorg zou het gebruik van de zonnebank gewoon verboden moeten worden. Maar is dat werkelijk haalbaar ? Een meer realistische aanpak is het publiek bewust maken van het gevaar, in het besef dat :

­ vooral het gevaar op lange termijn moet worden benadrukt. Het kan immers 15 tot 20 jaar duren alvorens de huidkanker zich manifesteert. Nu is het zo dat het grote publiek minder gevoelig is voor risico's op lange termijn dan voor risico's op korte termijn;

­ de studies tot nu toe vooral de gevolgen hebben gemeten van blootstelling aan kunstmatige zonnestralen vóór 1985. Nochtans zijn de solarium pas vanaf het begin van de jaren 90 tot een echte rage geworden. De vraag is dan ook : wat zullen daar de gevolgen van zijn voor de incidentie van melanoom na het jaar 2000 ? Volgens sommige epidemiologen zou maligne melanoom, als de huidige trend aanhoudt, vanaf het begin van de volgende eeuw de belangrijkste doodsoorzaak bij de 20- tot 40-jarigen worden. Het gaat dus wel degelijk om een probleem van volksgezondheid dat jonge mensen raakt en waarvoor in een later stadium slechts een weinig bevredigende behandeling bestaat.

­ de erkende risicofactoren voor maligne melanoom zijn :

· het huidtype. Geringe huidpigmentering is een vaststaande risicofactor (maligne melanoom komt 10 keer vaker voor bij personen met een blanke huid dan bij personen met een zwarte huid). Bij het blanke ras worden vooral personen met blond, lichtbruin of ros haar en lichte ogen het vaakst getroffen; zij behoren tot huidtypes I of II, die worden gekenmerkt door een huid die altijd rood en nooit of zelden bruin wordt;

· lentigines, vooral op de schouders en wanneer zij in verband staan met zonnebrand;

· zonnebrand : des te gevaarlijker naarmate zij vroeger in de kindertijd optreedt;

· een groot aantal naevi (vooral de atypische);

· familiale antecedenten, vooral in de eerste graad (2 of meer gekende gevallen van melanoom in de familie);

· congenitale naevi : wegneming is gerechtvaardigd omdat zich vaak transformaties voordoen (5 tot 10 %);

· blootstelling vanaf de kindertijd. Uit epidemiologische studies bij een groot aantal personen is duidelijk het verband gebleken tussen blootstelling aan de zon vanaf de prille kindertijd en de frequentie en vroegtijdigheid van maligne melanoom op volwassen leeftijd. Hoe meer het kind aan de zon wordt blootgesteld, hoe groter het risico dat er zich pigmentvlekken (lentigines) vormen. Meestal houden die vlekken geen enkel gevaar in. Toch kan het gebeuren dat één ervan op een dag groter wordt en ontaardt in maligne melanoom. De ontwikkeling van die pigmentvlekken moet dus van in het begin oplettend gevolgd worden; ze komen meestal op de sterk blootgestelde huidzones voor (nek en schouders, borst, enz.).

Kankerspecialisten menen dat succes in de bestrijding van maligne melanoom vooral het gevolg zal zijn van collectieve inspanningen voor gezondheidsvoorlichting en -opvoeding, veeleer dan van de toepassing van nieuwe behandelingen. Het gebruik van zonnebanken moet worden ontraden of in ieder geval beperkt. Het lijkt steeds zekerder te worden dat enerzijds de hoge hoeveelheden UVA het risico op melanoom vergroten en dat de lampen anderzijds ook UVB afgeven. Naast de risico's op lange termijn, moet men ook oog hebben voor de risico's op korte termijn zoals fotoallergische of fototoxische reacties (fotosensibiliteit). Elke overdreven blootstelling aan ultravioletstralen moet dus worden vermeden.

Dat alles belet echter niet dat de bruinfanatici in groten getale de bestaande solaria bezoeken. In 1995 maakte één op drie jonge volwassen van 18 tot 25 jaar en één op vier vrouwen van 20 tot 40 jaar regelmatig gebruik van de zonnebank. Uit een studie in Test-Gezondheid van de maand maart 1997 blijkt duidelijk het schrijnende gebrek aan competentie bij de uitbating van veel zonnecentra. De uitbater informeert de klanten niet over het risico dat zij lopen, noch over de voorzorgen die zij zouden moeten nemen. Er bestaan zelfs geautomatiseerde zonnecentra, waar men aan een automatisch loket betaalt en naargelang van het bedrag de zonnebank voor een bepaalde tijd mag gebruiken.

Gezien het verband tussen blootstelling aan ultravioletstraling en huidkanker, gezien het toenemende aantal kankergevallen van dat type, gezien de niet-gecontroleerde exploitatie van veel zonnecentra en gezien het feit dat steeds meer mensen er gebruik van maken, wil het onderhavig wetsvoorstel een wettelijk kader aanreiken voor de exploitatie van die centra.

Heel wat mensen hebben brood gezien in die niche en doordat elke wetgeving ontbrak, deden dergelijke toestellen hun intrede zowel in de schoonheidscentra als bij de kappers of in sportcomplexen, zonder enige informatieverstrekking vooraf. Het wordt tijd de exploitanten van die centra op hun verantwoordelijkheid te wijzen en te eisen dat de klant wordt geïnformeerd over het risico dat hij loopt. Trouwens, alleen echte beroepsmensen kunnen degelijke informatie verstrekken.

In de zonnecentra moet de aandacht vooral naar de volgende elementen gaan :

­ allergische reacties op ultravioletstraling. Allergieën van dat type kunnen zowel bij blootstelling aan kunstmatig zonnelicht als aan rechtstreekse UV-straling optreden. Een echte allergie wordt alleen door de UV-stralen zelf veroorzaakt. Maar er kunnen zich ook fotoallergische reacties voordoen, waarbij zowel de UV-stralen als een bepaalde chemische substantie (bijvoorbeeld een medicament, cosmeticaproduct of dergelijke) een rol spelen. Op het vlak van fotosensibiliteit maakt men een onderscheid tussen fototoxische reacties (waarbij een substantie de UV-stralen opslorpt waardoor een fototoxische reactie op gang komt die maakt dat de opgenomen energie naar bepaalde celcomponenten wordt afgeleid, waardoor de cel wordt vernietigd) en fotoallergische reacties (de chemische stof wordt omgevormd tot wat men een « hapteen » noemt dat zich met de huidproteïnen bindt tot een foto-antigeen waartegen het organisme een allergische reactie op gang brengt).

­ het dragen van een beschermende bril. Het natuurlijke defensiemechanisme van de ogen is ontoereikend. De ultravioletstralen kunnen op lange termijn oogbeschadigingen zoals keratitis (hoornvliesontsteking) of cataract (troebel worden van de ooglens) veroorzaken.

­ de verschillende huidtypes. Zij zijn gebaseerd op de gevoeligheid voor ultravioletstralen. Huidtypes I, II en III hebben vaker met maligne melanoom af te rekenen. Het huidtype wordt niet alleen op basis van de kleur van haar en ogen bepaald maar ook volgens de reactie van de huid op blootstelling aan de zon.

Men onderscheidt :

- huidtype I : de huid wordt altijd rood, bruint nooit;

- huidtype II : de huid wordt altijd rood, bruint soms;

- huidtype III : de huid wordt soms rood, bruint altijd;

- huidtype IV : de huid wordt nooit rood, bruint altijd;

- huidtype V : de huid is matig gepigmenteerd;

- huidtype VI : de huid is sterk gepigmenteerd.

­ de bruinversnellers : die producten, meestal crèmes, zouden de huid sneller en dieper doen bruinen en bruin houden. Zij bevatten verschillende actieve bestanddelen, onder meer fenylalanine, zink, koper... en vooral tyrosine dat bijdraagt tot de vorming van melanine. Zij zijn de natuurlijke voorlopers van het bruin worden. Maar kan synthetische tyrosine, hoe zuiver ook, die in een laagje op het huidoppervlak wordt aangebracht, even doeltreffend zijn als de tyrosine die van nature in de huid aanwezig is ? Er is geen enkele degelijke wetenschappelijke studie verschenen waarin wordt aangetoond dat regelmatig gebruik van die producten de melanine activeert. Niets wijst er dus op dat dergelijke activerende middelen het bruinen versnellen of de huid een natuurlijke bescherming bieden : zij mogen zeker niet de beschermende filters en producten (bij blootstelling aan de zon) verdringen, vooral niet omdat het niet uitgesloten is dat dergelijke cosmetica fotosensibiliteitsreacties kunnen opwekken. En als die producten psoraleen bevatten, zijn zij absoluut uit den boze bij blootstelling aan UVA of aan de zon. Die stof wordt er immers van verdacht op termijn kankerverwekkend te zijn en is trouwens verboden in cosmeticaproducten. Er bestaan weliswaar medicamenten op basis van psoralenen, maar deze worden in principe alleen in ziekenhuizen (dermatologie) gebruikt bij de behandeling van sommige huidziekten zoals psoriasis.

Onderhavig wetsvoorstel wil een reglementair kader voor de uitbating van zonnecentra bepalen. Het is duidelijk dat blootstelling aan zonnestralen belangrijke gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens. Het is dus van essentieel belang dat elk individu correct wordt geïnformeerd over de risico's die hij loopt, zodat hij op basis daarvan kan beslissen of hij al dan niet de zonnebank wil gebruiken.

Toelichting bij de artikelen

Artikel 2

De wet zal gelden voor alle zonnecentra of solaria zoals gedefinieerd in artikel 3, te weten voor elke plaats waar de mogelijkheid tot kunstmatig bruinen wordt aangeboden met commercieel oogmerk. Ziekenhuizen en dermatologische diensten worden hier uiteraard niet bedoeld, daar blootstelling aan kunstmatige ultravioletstralen soms nodig kan zijn in de behandeling van bepaalde huidziekten. Op die plaatsen wordt de patiënt (het gaat dan niet langer over een klant) gevolgd door een arts (meestal een dermatoloog).

Artikel 3

De definities zijn vrij ruim, zodat zij betrekking kunnen hebben op alle soorten van toestellen die in de zonnecentra worden aangeboden (lampen, banken, cabines, enz.).

Artikelen 4 en 5

De uitbating van de zonnecentra laat al te vaak te wensen over. Gezien de gevolgen die blootstelling aan ultravioletstralen kan hebben, is het van essentieel belang dat de uitbaters goed weten wat de diensten die zij de consument aanbieden werkelijk inhouden, zodat zij zich niet alleen op het commerciële aspect van hun activiteit richten, maar ook oog hebben voor de gezondheid.

Artikel 6

Blootstelling aan ultravioletstralen heeft nefaste gevolgen voor de hele bevolking, ongeacht de leeftijd. Nochtans lopen twee categorieën personen een verhoogd risico : jongeren en zwangere vrouwen. Voor de eerste groep wordt dat verhoogd risico toegeschreven aan het feit dat er zich gemakkelijk pigmentvlekken kunnen vormen. Dat risico is tot de leeftijd van 16 à 18 jaar een stuk groter, afhankelijk van het huidtype. Bij zwangere vrouwen doen zich hormonale veranderingen voor die de gevoeligheid voor ultravioletstralen kunnen beïnvloeden. Zwangere vrouwen wordt immers aangeraden zich niet aan de zon bloot te stellen. Artikel 6 verbiedt bijgevolg de toegang tot de zonnecentra aan beide categorieën personen. Ook in Frankrijk werd onlangs een decreet aangenomen dat de toegang voor minderjarigen verbiedt.

Artikel 7

Al wie in een zonnecentrum van de zonnebank gebruik maakt, moet zich te allen tijde bewust zijn van de gevaren die hij of zij loopt. Vandaar het voorstel om in elk zonnecentrum ter ontrading een bord aan te brengen waarop die risico's worden samengevat.

Artikel 8

Het beoogde doel is hetzelfde als in artikel 7. Hier krijgt elke persoon een tekst in handen waarin de gevaren van blootstelling aan ultravioletstralen nauwkeurig worden uiteengezet. Om zeker te zijn dat de tekst gelezen wordt, zal de klant worden gevraagd een verklaring gericht aan de uitbater te ondertekenen, met de vermelding « gelezen en goedgekeurd ».

Artikelen 9 en 10

Hier wordt vermeld wie belast zal worden met de controle op de naleving van de wet en haar besluiten, evenals welke procedure moet worden gevolgd wanneer een overtreding wordt vastgesteld.

Artikel 11

Elk zonnecentrum dat wordt uitgebaat door een persoon die niet de vereiste opleiding heeft, moet worden gesloten.

Artikelen 12 en 13

Hier worden de straffen bij andere overtredingen van onderhavige wet vermeld. Door vrijwillige betaling van een som, bepaald overeenkomstig artikel 13, kan men de strafvordering tegen de overtreder doen vervallen.

Philippe CHARLIER.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Deze wet is van toepassing op elk zonnecentrum, met inbegrip van alle personen die instaan voor het dagelijks beheer van de zonnebankactiviteit.

Onder deze wet vallen niet de ziekenhuizen en dermatologische diensten waar gebruik wordt gemaakt van ultravioletstralen ter behandeling van bepaalde huidaandoeningen.

Art. 3

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :

­ ultravioletlamp : elke stralingsbron bedoeld om niet-ioniserende elektromagnetische energie uit te zenden op een golflengte van 400 nanometer en minder, rekening houdend met het schermeffect van enig scherm of enige beschermende de voorziening die errond is aangebracht;

­ zonnebank : toestel met minstens één ultravioletlamp, gebruikt om de huid snel bruin te kleuren;

­ zonnecentrum : solarium, plaats waar met commercieel oogmerk gebruik wordt gemaakt van minstens één zonnebank of elke andersoortige installatie die een ultravioletlamp bevat.

Art. 4

Exploitatie van een zonnecentrum zonder de constante aanwezigheid in dat centrum van een persoon die een opleiding conform artikel 5 van deze wet heeft genoten, is strikt verboden.

Art. 5

Ieder die in een zonnecentrum instaat voor het dagelijks beheer van de zonnebankactiviteit, moet een opleiding hebben gevolgd die door de gewesten wordt bepaald.

De exploitant van een zonnecentrum dat bij de in werkingtreding van deze wet reeds in bedrijf is, moet die opleiding volgen binnen een termijn van twee jaar volgend op de datum waarop deze wet inwerking is getreden.

Art. 6

Het is de exploitant van een zonnecentrum ten strengste verboden minderjarigen en zwangere vrouwen de gelegenheid te geven in zijn zonnecentrum gebruik te maken van zonnebanken of andere installaties die ultravioletstralen afgeven.

Art. 7

In elk zonnecentrum moet een bord worden aangebracht dat op minstens vijf meter afstand leesbaar is en waarop de volgende informatie duidelijk wordt weergegeven :

« Ultravioletstraling kan huidkanker veroorzaken en de ogen ernstig beschadigen. Het gebruik van een beschermende bril is verplicht. Bepaalde geneesmiddelen en cosmetica kunnen ongewenste huidreacties veroorzaken. »

Art. 8

Iedereen die instaat voor het dagelijkse beheer van de zonnebank, moet de klant informeren over de gevaren van blootstelling aan ultravioletstraling. Hij of zij moet dat mondeling doen en moet elke nieuwe klant tevens een tekst overhandigen waarin inzonderheid het volgende wordt uitgelegd :

« Zonnebanken of andere toestellen die ultravioletstralen afgeven, mogen niet worden gebruikt door personen die zeer gevoelig zijn voor zonnestralen (herhaalde zonnebrand), zonnebrand vertonen, lijden aan huidkanker of aan een huidaandoening die tot kanker kan leiden. Ook personen met familiale antecedenten moeten het gebruik ervan mijden.

Blootstelling aan kunstmatige ultravioletstralen is strikt verboden voor minderjarigen en zwangere vrouwen.

Kunstmatige of natuurlijke ultravioletstralen kunnen huid en ogen ernstig beschadigen. Intense en herhaalde blootstelling aan ultravioletstralen kan leiden tot vroegtijdige veroudering van de huid en tot een verhoogd risico op huidkanker. Die schade aan de huid is onomkeerbaar.

Het niet-dragen van de verplichte beschermingsbril tijdens blootstelling aan kunstmatige ultravioletstralen kan oogbeschadigingen veroorzaken zoals keratitis (hoornvliesontsteking) of cataract (troebel worden van de ooglens).

Bijgevolg moeten de volgende voorzorgen worden genomen :

­ een goede beschermende bril dragen;

­ alle resten van cosmetica-producten verwijderen en geen beschermend zonnebrandmiddel « bruinversneller » gebruiken;

­ zich niet aan ultravioletstraling blootstellen wanneer men geneesmiddelen inneemt die de gevoeligheid voor ultravioletstralen verhogen;

­ als men aan een huidziekte lijdt geen gebruik maken van de zonnebank zonder het advies van een arts in te winnen;

­ tijdens de eerste sessie de tijd van de blootstelling zo kort mogelijk houden om te zien hoe de huid reageert. »

Bovendien moet het document ook de verschillende huidtypes beschrijven, evenals het specifieke risico voor elk van hen.

De klant moet bevestigen kennis genomen te hebben van de tekst door een verklaring aan de exploitant te ondertekenen en boven de handtekening de woorden « gelezen en goedgekeurd » te vermelden.

Art. 9

§ 1. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie zien de burgemeester of zijn gemachtigde, alsook de door de Koning aangestelde ambtenaren toe op de uitvoering van deze wet en van de besluiten ter uitvoering van deze wet.

Zij kunnen in alle zonnecentra binnentreden tijdens de openingsuren.

§ 2. Zij stellen de overtredingen vast in een proces-verbaal, dat bewijskracht heeft tot het tegendeel is bewezen.

Zij kunnen elke persoon horen die verantwoordelijk is voor het geïnspecteerde centrum, alsook de personen die voor rekening van dat centrum werken en iedere andere persoon van wie wordt vastgesteld dat hij deze wet of een van de uitvoeringsbesluiten heeft overtreden.

Een afschrift van het proces-verbaal wordt binnen tien dagen na de vaststelling van het strafbaar feit aan de overtreder bezorgd.

§ 3. Het proces-verbaal waarbij de in artikel 13 bedoelde overtredingen worden vastgesteld en dat is opgesteld door de met het toezicht belaste ambtenaren die door de Koning zijn aangesteld, wordt overeenkomstig artikel 13 aan de aangestelde ambtenaar overgezonden. Is het proces-verbaal door de burgemeester of zijn vertegenwoordiger opgesteld, dan kan het eveneens aan de voornoemde ambtenaar worden bezorgd.

Bij toepassing van artikel 10 wordt het proces-verbaal pas aan de procureur des Konings doorgegeven wanneer aan de waarschuwing geen gevolg is gegeven.

Art. 10

Wanneer een in artikel 13 bedoelde overtreding of een overtreding van een van de besluiten ter uitvoering van deze wet wordt vastgesteld, kan de door de Koning aangestelde ambtenaar overeenkomstig artikel 9 van deze wet aan de overtreder een waarschuwing sturen waarin deze wordt aangemaand binnen dertig dagen na het sturen van de waarschuwing een einde te maken aan die overtreding.

De waarschuwing wordt binnen tien dagen na de vaststelling van de overtreding aan de overtreder ter kennis gebracht door overhandiging van een afschrift van het proces-verbaal ter vaststelling van de feiten of door een bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs.

De waarschuwing vermeldt :

a) de ten laste gelegde feiten en de overtreden wettelijke bepaling of bepalingen;

b) de termijn waarbinnen daaraan een einde moet worden gemaakt;

c) dat indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, het proces-verbaal medegedeeld zal worden aan de ambtenaar belast met de toepassing van de procedure bedoeld in artikel 13 en ter kennis kan worden gebracht van de procureur des Konings.

Art. 11

Overtreding van de artikelen 4 en 5 van deze wet heeft de sluiting van het zonnecentrum tot gevolg.

Art. 12

Hij die deze wet of de besluiten ter uitvoering ervan overtreedt, met uitzondering van de in artikel 11 bedoelde overtredingen, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met geldboete van honderd frank tot vijftienduizend frank of met een van beide straffen alleen.

Art. 13

Bij een andere dan de in artikel 11 bedoelde overtreding van de bepalingen van deze wet of van de besluiten ter uitvoering ervan, kan de daartoe door de Koning aangestelde ambtenaar van het ministerie van Volksgezondheid een bedrag bepalen waarvan de vrijwillige betaling door de overtreder de strafvordering doet vervallen. Bij weigering van betaling wordt het dossier aan de procureur des Konings doorgegeven.

Het bedrag van de te betalen som mag niet lager zijn dan het minimum noch hoger dan het maximum van de geldboete die op de overtreding is gesteld.

De wijzen van betaling worden door de Koning bepaald.

Art. 14

Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad .

Philippe CHARLIER.
Sabine de BETHUNE.
Francis POTY.
Lydia MAXIMUS.
Martine DARDENNE.
Hubert CHANTRAINE.