1-82/1 (Senaat) | 1-82/1 (Senaat) |
11 SEPTEMBER 1995
REGLEMENT VAN ORDE VAN DE PARLEMENTAIRE OVERLEGCOMMISSIE
VERSLAG
NAMENS DE PARLEMENTAIRE OVERLEGCOMMISSIE (1)
UITGEBRACHT DOOR DE HEREN Hugo COVELIERS EN Didier REYNDERS
DAMES EN HEREN,
Tijdens haar vergadering van 10 juli 1995 belastte de parlementaire overlegcommissie beide voorzitters, de heren Swaelen en Langendries, alsmede uw twee rapporteurs, met het opstellen van een ontwerp van reglement van orde zoals bedoeld in artikel 6 van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie.
Bij het aanvatten van hun werkzaamheden gingen de voorzitters en de rapporteurs uit van een door de diensten van de Senaat en de Kamer van volksvertegenwoordigers geredigeerd voorontwerp. Het voorontwerp en de samenvatting van de bespreking door de voorzitters en de rapporteurs gaan als bijlage1 bij dit verslag.
Ze werden aan alle commissieleden overgezonden, samen met het onderstaande «ontwerp van reglement van orde» (zie hoofdstuk I), dat de grondslag vormde voor de bespreking in de overlegcommissie (zie hoofdstuk II).
De commissie heeft haar reglement van orde aangenomen op 11 september 1995.
I. - ONTWERP VAN REGLEMENT VAN ORDE
1.1. Onmiddellijk nadat beide assemblées hun vertegenwoordigers in de commissie hebben benoemd, roepen de voorzitters de commissie bijeen met het oog op haar installatie.
1.2. De installatievergadering wordt voorgezeten door de voorzitter die krachtens artikel 6, tweede lid, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie bedoeld in artikel82 van de Grondwet en tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, de vergaderingen van de commissie voor de duur van de parlementaire zitting voorzit.
1.3. Het proces-verbaal van de installatie vermeldt de plaats, de datum en het uur van installatie, de aanwezige leden, de vaste leden van de commissie en de plaatsvervangers en de voorzitter die voor de duur van de parlementaire zitting de vergaderingen zal voorzitten.
1.4. Het proces-verbaal wordt ondertekend door de voorzitters en de griffiers van beide assemblées.
2. Iedere wijziging in het ledental van een fractie in een assemblée wordt onmiddellijk verrekend in de vertegenwoordiging van de fracties van die assemblée in de commissie. De uittredende leden behouden hun mandaat tot in hun vervanging is voorzien door de assemblée die hen heeft aangewezen.
3. Binnen elk van de samenstellende delen van de commissie wordt een ondervoorzitter aangewezen. Onverminderd het bepaalde onder 4.1, worden de voorzitters, wanneer zij verhinderd zijn, vervangen door de ondervoorzitters, of, bij hun afwezigheid, door het oudste lid in jaren behorende tot dezelfde assemblée.
4.1. Is de voorzitter die de vergadering dient voor te zitten verhinderd, dan wordt de vergadering voorgezeten door de voorzitter van de andere assemblée en bij diens afwezigheid, door de ondervoorzitter die behoort tot dezelfde assemblée als de eerstgenoemde voorzitter.
4.2. Bij het leiden van de vergadering beschikt de voorzitter over de bevoegdheden die het reglement van de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de voorzitter van die assemblée toekent.
4.3. De commissie vergadert met gesloten deuren.
4.4. Alleen de vaste leden van de commissie, of, als zij verhinderd zijn, een plaatsvervanger van dezelfde fractie van dezelfde assemblée, mogen de vergaderingen bijwonen.
4.5. De commissie kan beslissen andere leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers of van de Senaat uit te nodigen of tot haar vergaderingen toe te laten met raadgevende stem.
4.6. De voorzitters vragen de regering, op eigen initiatief of op verzoek van de commissie, de vergaderingen van de commissie bij te wonen.
4.7. Indien de regering wenst te worden gehoord deelt zij dit mede aan een van beide voorzitters. Op haar verzoek wordt ingegaan tenzij de commissie anders beslist.
5.1. Van elke vergadering van de commissie worden notulen opgemaakt. Zij vermelden de datum en het uur van de vergadering, de naam van de voorzitter die de vergadering heeft voorgezeten, de naam van de aanwezige leden, in voorkomend geval de andere aanwezigen, de beslissingen die de commissie heeft genomen, het resultaat van de stemmingen, het uur waarop de vergadering werd gesloten, en, in voorkomend geval, datum en uur van de volgende vergaderingen.
5.2. De notulen worden ondertekend door de voorzitter die de vergadering heeft voorgezeten en door de voorzitter van de andere assemblée of door degenen die hen vervingen.
5.3. De notulen worden bewaard door de griffiers. Zij kunnen worden geraadpleegd door de leden van de commissie en door de leden van de regering in de gevallen bedoeld in 4.6 of 4.7.
6.1. Elk verzoek tot bijeenroeping van de commissie wordt ingediend ter griffie van een van beide assemblées. Het wordt onmiddellijk geregistreerd. Aan de griffie van de andere assemblée wordt onmiddellijk een afschrift meegedeeld met het registratienummer.
6.2. Het origineel van de verzoeken wordt bewaard ter griffie van de assemblée waarvan de voorzitter voor de duur van de parlementaire zitting de vergadering van de commissie voorzit. Een afschrift van de verzoeken wordt bewaard ter griffie van de andere assemblée.
6.3. Indien een van beide voorzitters een verzoek onontvankelijk acht, raadpleegt hij daarover de voorzitter van de andere assemblée. In geval van twijfel beslissen de voorzitters na het advies van de commissie te hebben ingewonnen. Bereiken zij geen overeenstemming, dan beslist de commissie.
6.4. De voorzitter die, op eigen initiatief of op verzoek van ten minste acht leden, de commissie wenst bijeen te roepen geeft daarvan kennis aan de andere voorzitter met vermelding van dag, uur en agenda van de geplande vergadering.
6.5. De agenda vermeldt of de commissie wordt aangezocht voor het regelen van een bevoegdheidsconflict (artikel 2, 1°, van de wet van 6 april 1995) voor het vaststellen van termijnen (artikel 2, 2° tot 4°, van de wet van 6 april 1995) dan wel voor een andere aangelegenheid die tot haar bevoegdheid behoort.
6.6. Wordt de commissie aangezocht voor het vaststellen van termijnen, dan vermeldt de agenda om welk(e) voorstel(len) of ontwerp(en) het gaat. In het geval van een bevoegdheidsconflict specificeert de agenda bovendien de aangevochten bepaling(en) van het voorstel of ontwerp of de aangevochten amendementen.
6.7. De voorzitters kunnen te allen tijde punten aan de agenda toevoegen mits deze schriftelijk aan de leden worden meegedeeld vóór de vergadering. Ter zitting kan de agenda slechts worden gewijzigd indien geen enkel lid zich daartegen verzet.
7.1. De commissie kan geldig vergaderen ongeacht het aantal aanwezige leden. Onverminderd het bepaalde onder 6.7 beslist zij steeds op de wijze bepaald in artikel 14, tweede lid, van de wet van 6 april 1995.
7.2. De beslissingen van de overlegcommissie worden bekendgemaakt in de vorm van een parlementair stuk dat gemeenschappelijk is aan beide assemblées. Het stuk vermeldt de dag waarop de commissie haar beslissing heeft genomen, de inhoud van die beslissing en de naam van degenen die de notulen zoals bedoeld in 5.2 hebben ondertekend.
7.3. Neemt de commissie geen beslissing binnen de gestelde termijn dan wordt dit eveneens bekendgemaakt op de wijze bepaald in 7.2.
II. - BESPREKING
Artikel 1.1.
Voorgestelde tekst:
«1.1. Onmiddellijk nadat beide assemblées hun vertegenwoordigers in de commissie hebben benoemd, roepen de voorzitters de commissie bijeen met het oog op haar installatie.»
In antwoord op de vraag van een lid wordt door een van de rapporteurs opgemerkt dat aan het woord «onmiddellijk» dezelfde draagwijdte moet worden toegekend als aan hetzelfde woord in artikel1, tweede lid, van de wet van 6 april 1995.
De voorgestelde tekst wordt eenparig aangenomen door de 18 aanwezige leden.
Artikelen 1.2. tot 1.4.
Voorgestelde tekst:
«1.2.De installatievergadering wordt voorgezeten door de voorzitter die krachtens artikel 6, tweede lid, van de wet van 6 april 1995 houdende inrichting van de parlementaire overlegcommissie bedoeld in artikel82 van de Grondwet en tot wijziging van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, de vergaderingen van de commissie voor de duur van de parlementaire zitting voorzit.
1.3. Het proces-verbaal van de installatie vermeldt de plaats, de datum en het uur van installatie, de aanwezige leden, de vaste leden van de commissie en de plaatsvervangers en de voorzitter die voor de duur van de parlementaire zitting de vergaderingen zal voorzitten.
1.4. Het proces-verbaal wordt ondertekend door de voorzitters en de griffiers van beide assemblées.»
Deze artikelen geven geen aanleiding tot opmerkingen. Zij worden eenparig aangenomen.
Art. 2
Voorgestelde tekst:
«2. Iedere wijziging in het ledental van een fractie in een assemblée wordt onmiddellijk verrekend in de vertegenwoordiging van de fracties van die assemblées in de commissie. De uittredende leden behouden hun mandaat tot in hun vervanging is voorzien door de assemblée die hen heeft aangewezen.»
Tijdens de bespreking van dit artikel wordt de vraag opgeworpen of dit verenigbaar is met de regeling die krachtens de respectieve reglementen van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat geldt voor de samenstelling van de commissies wanneer een volksvertegenwoordiger of een senator de fractie verlaat waarvan hij oorspronkelijk deel uitmaakte.
Een van de voorzitters wijst erop dat uit de voorbereidende werken van decreet van 6 april 1995 blijkt dat het de bedoeling is dat de samenstelling van de parlementaire overlegcommissie op ieder ogenblik zo nauwkeurig mogelijk de politieke machtsverhoudingen in beide assemblées weerspiegelt.
Een van de rapporteurs preciseert dat de voorgestelde tekst geen afbreuk kan doen aan de reglementen van beide assemblées. Het is immers niet de overlegcommissie die het uittreden of overlopen van een lid registreert; alleen de assemblées kunnen dit doen overeenkomstig hun respectieve reglementen, die ook de gevolgen daarvan bepalen. Eenmaal dat gebeurd is, moet de samenstelling van de overlegcommissie zo snel mogelijk met de nieuwe toestand in overeenstemming worden gebracht.
Ingevolge deze bespreking acht de commissie het evenwel wenselijk in de eerste zin het woord «onmiddellijk» weg te laten.
Een lid merkt op dat men in de hierboven geschetste situatie moeilijk van uittredende leden kan spreken. De commissie is het daarmee eens en besluit bijgevolg het woord «uittredende» te schrappen. Als het aantal vertegenwoordigers van een fractie in de overlegcommissie moet worden aangepast, staat het aan deze fractie te bepalen wie haar voortaan zal vertegenwoordigen. De fracties hebben trouwens op elk ogenblik het recht andere vaste leden of plaatsvervangers aan te wijzen.
De tekst, geamendeerd zoals hierboven aangegeven, wordt eenparig aangenomen.
Art. 3
Voorgestelde tekst:
«3. Binnen elk van de samenstellende delen van de commissie wordt een ondervoorzitter aangewezen. Onverminderd het bepaalde onder 4.1., worden de voorzitters, wanneer zij verhinderd zijn, vervangen door de ondervoorzitters, of, bij hun afwezigheid, door het oudste lid in jaren behorende tot dezelfde assemblée.»
Met betrekking tot dit artikel rijst de vraag of het de bedoeling is dat de commissie in haar geheel binnen elk van de samenstellende delen een ondervoorzitter aanwijst, dan wel of elke delegatie onder haar leden een ondervoorzitter aanwijst.
Voor de eerste mogelijkheid pleit dat de ondervoorzitters, naar analogie met de voorzitters, ondervoorzitters zijn van de voltallige commissie. Een meerderheid is evenwel van mening dat het niet aangewezen is dat de leden van de delegatie van de ene Kamer zich zouden mengen in de aanwijzing van de ondervoorzitter die tot de andere Kamer behoort, en vice-versa.
Daarbij wordt erop gewezen dat ook de voorzitters van de Kamer en de Senaat, die van rechtswege de overlegcommissie voorzitten en die bij afwezigheid door de ondervoorzitters worden vervangen, door hun respectieve assemblées worden aangewezen zonder enige inmenging van de andere assemblée.
Ingevolge deze bespreking beslist de commissie de eerste zin van artikel 3 te vervangen als volgt:
«Elk van de samenstellende delen van de commissie wijst onder zijn leden een ondervoorzitter aan.»
Het aldus geamendeerde artikel wordt eenparig aangenomen.
Art. 4.1. tot 4.3.
Voorgestelde tekst:
«4.1. Is de voorzitter die de vergadering dient voor te zitten verhinderd, dan wordt de vergadering voorgezeten door de voorzitter van de andere assemblée en, bij diens afwezigheid, door de ondervoorzitter die behoort tot dezelfde assemblée als de eerstgenoemde voorzitter.
4.2. Bij het leiden van de vergadering beschikt de voorzitter over de bevoegdheden die het reglement van de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de voorzitter van die assemblée toekent.
4.3. De commissie vergadert met gesloten deuren.»
Over deze artikelen worden geen opmerkingen gemaakt. Zij worden eenparig aangenomen.
Art. 4.4. en 4.5.
Voorgestelde tekst:
«4.4. Alleen de vaste leden van de commissie, of, als zij verhinderd zijn, een plaatsvervanger van dezelfde fractie van dezelfde assemblée, mogen de vergaderingen bijwonen.
4.5. De commissie kan beslissen andere leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers of van de Senaat uit te nodigen of tot haar vergaderingen toe te laten met raadgevende stem.»
Op de vraag van een lid of niet moet worden overwogen de plaatsvervangers ook toe te laten tot de commissievergaderingen, zelfs al is het vaste lid aanwezig, wordt door de andere leden ontkennend geantwoord.
Evenzeer wordt door de meerderheid van de leden ontkennend geantwoord op de vraag van een ander lid of niet moet worden voorzien in de mogelijkheid van een structurele aanwezigheid van vertegenwoordigers-als waarnemers of met raadgevende stem-van niet in de commissie vertegenwoordigde fracties.
Diverse leden wijzen erop dat bij de bespreking van het huidige artikel 82 van de Grondwet en van de wet van 6 april 1995 doelbewust is geopteerd voor een in ledental beperkte en «besloten» commissie. Dat sluit nochtans niet uit dat het in bepaalde omstandigheden aangewezen kan zijn vertegenwoordigers van niet in de commissie vertegenwoordigde fracties op punctuele wijze bij de werkzaamheden te betrekken.
Een van de rapporteurs wijst op een mogelijke tegenspraak tussen enerzijds de voorgestelde tekst en anderzijds de toelichting bij die tekst, wat betreft de mogelijkheid om deskundigen uit te nodigen. Ingevolge die opmerking wordt uitdrukkelijk bevestigd dat artikel 4.5. niet impliceert dat de commissie geen derden zou kunnen uitnodigen. Wel wordt, gelet op het besloten karakter van de commissie, beslist dat deze mogelijkheid moet worden beperkt tot het horen van deskundigen en dat het niet aangewezen is medewerkers van de fracties tot de vergaderingen toe te laten. De gehoorde deskundigen kunneningeengevaldeelnemenaandeberaadslagingen.
Ingevolge deze bespreking wordt in fine van artikel 4.5. een zin toegevoegd, luidend als volgt:
«Zij kan eveneens beslissen één of meerdere deskundigen te horen .»
Artikel 4.4. en het aldus gewijzigde artikel 4.5. worden eenparig aangenomen.
Art. 4.6. en 4.7.
Voorgestelde tekst:
«4.6. De voorzitters vragen de regering, op eigen initiatief of op verzoek van de commissie, de vergaderingen van de commissie bij te wonen.
4.7. Indien de regering wenst te worden gehoord, deelt zij dit mede aan een van beide voorzitters. Op haar verzoek wordt ingegaan tenzij de commissie anders beslist.»
Een lid neemt aanstoot aan artikel 4.7. omdat de voorgestelde tekst impliceert dat het verzoek van de regering om een vergadering van de commissie te kunnen bijwonen, zou kunnen worden afgewezen.
Niet alleen zal de regering een belangrijke partner zijn in het kader van de nieuwe wetgevende procedure, bovendien kan zij in bepaalde gevallen «partij» zijn in een bij de commissie aanhangige zaak.
Beide rapporteurs verwijzen naar de tekst van artikel 4 van de wet van 6 april 1995, die uitdrukkelijk bepaalt dat de commissie de leden van de regering kan vragen haar vergaderingen bij te wonen en dat dezen kunnen vragen om te worden gehoord.
Een van beide rapporteurs merkt op dat tijdens de parlementaire voorbereiding uitvoerig werd ingegaan op de vraag of de aanwezigheid van de regering door de commissie kan worden gevraagd dan wel gevorderd. Uiteindelijk werd geopteerd voor «vragen» omdat de Senaat niet langer gerechtigd is de aanwezigheid van de ministers in alle omstandigheden te vorderen. De regering kan met andere woorden negatief antwoorden op de vraag van de commissie. Het evenwicht tussen de machten impliceert dat de commissie ook moet kunnen weigeren de regering te horen, zelfs al heeft die uitdrukkelijk gevraagd te worden gehoord.
Men kan trouwens bezwaarlijk aannemen dat het woord «vragen», dat tweemaal voorkomt in voormeld artikel 4, in beide hypotheses verschillend zou moeten worden geïnterpreteerd.
Het lid merkt op dat de redactie van het voorgestelde artikel 4.6. inhoudt dat de vraag van de regering om te worden gehoord aanleiding zal geven tot een debat. Hij vreest dat men daarbij zal vooroplopen op de discussie over de grond van de zaak.
Meerdere leden repliceren dat een debat over de vraag van de regering om een vergadering te mogen bijwonen zeer uitzonderlijk zal zijn: dat impliceert immers dat een meerderheid van de leden gekant is tegen de aanwezigheid van de regering.
Op vraag van een lid bevestigt de commissie dat de leden van de regering in ieder geval-net zoals de kamerleden en de senatoren en op hetzelfde tijdstip-vooraf de agenda van de vergaderingen zullen ontvangen en mededeling zullen krijgen van de beslissingen van de commissie.
De artikelen 4.6. en 4.7. worden eenparig aangenomen.
Art. 5.1. tot 5.3.
Voorgestelde tekst:
«5.1. Van elke vergadering van de commissie worden notulen opgemaakt. Zij vermelden de datum en het uur van de vergadering, de naam van de voorzitter die de vergadering heeft voorgezeten, de naam van de aanwezige leden, in voorkomend geval de andere aanwezigen, de beslissingen die de commissie heeft genomen, het resultaat van de stemmingen, het uur waarop de vergadering werd gesloten, en, in voorkomend geval, datum en uur van de volgende vergaderingen.
5.2. De notulen worden ondertekend door de voorzitter die de vergadering heeft voorgezeten en door de voorzitter van de andere assemblée of door degenen die hen vervingen.
5.3. De notulen worden bewaard door de griffiers. Zij kunnen worden geraadpleegd door de leden van de commissie en door de leden van de regering in de gevallen bedoeld in 4.6. of 4.7.»
Een lid merkt op dat uit de samenlezing van de artikelen 5.1. en 7.2 evenals uit de toelichting blijkt dat de beslissing van de commissie niet moet worden gemotiveerd.
Hij begrijpt dat de voorgestelde regeling is ingegeven door de zorg voor snelheid en efficiëntie maar meent dat ze zou kunnen leiden tot overhaaste of tegenstrijdige beslissing.
Zelfs indien de eigenlijke beslissing niet wordt gemotiveerd, zou er zijns inziens toch ergens een spoor moeten blijven van de argumenten en overwegingen die tot de beslissing hebben geleid.
Een ander lid vraagt zich af of het toch niet aangewezen is de beslissingen te motiveren in het licht van een mogelijke toetsing door andere dan Belgische rechtscolleges.
De rapporteurs voeren drie argumenten aan die pleiten tegen de motivering van de beslissingen van de commissie.
Ten eerste zou men bij bevoegdheidsconflicten moeten antwoorden op alle aangevoerde elementen. Daarbij zal het vermelden van een belangrijke «dissenting opinion» dikwijls onvermijdelijk zijn. Ten tweede zou de motivering van een beslissing slechts nuttig zijn mocht in een beroepsmogelijkheid zijn voorzien, wat de grondwetgever en de wetgever niet hebben gewenst. Ten derde mag men niet uit het oog verliezen dat alle termijnen zijn geschorst van zodra de commissie is aangezocht tot de dag na die waarop zij haar beslissing neemt. In tegenstelling tot wat het geval is voor bijvoorbeeld de evocatietermijnen, die slechts beginnen te lopen de dag na die waarop de aangenomen tekst in de vorm van een parlementair stuk is overgezonden, neemt de schorsing van de termijnen een einde de dag na die waarop de overlegcommissie een beslissing neemt, ongeacht of deze reeds werd meegedeeld in de vorm van een parlementair stuk. Door een motivering te eisen dreigt men de parlementaire procedure dus systematisch te vertragen.
Een meerderheid van de leden treedt deze argumenten tegen een systematische motivering bij. Sommigen echter blijven aandringen op een of andere vorm van rapportering over de besprekingen inzake bevoegdheidsconflicten. Anderen wijzen erop dat de notulen daartoe niet het geëigende instrument zijn omdat ze niet openbaar worden gemaakt.
Ingevolge deze discussie besluit de commissie in het reglement van orde geen verplichting tot motivering in te schrijven, noch wat de notulen (artikel 5.1.) noch wat het parlementair stuk (artikel 7.2.) betreft. Wel worden in de tweede zin van het voorgestelde 5.1. na de woorden «zij vermelden» de woorden «in ieder geval» toegevoegd. Voorts kan worden voorzien in een periodiek parlementair stuk (bijvoorbeeld driemaandelijks) waarin een beknopt overzicht zou worden gegeven van de beslissingen van de overlegcommissie tijdens een bepaalde periode en van de belangrijkste overwegingen die ten grondslag lagen aan die beslissingen.
Artikel 5.1., aldus gewijzigd, evenals de artikelen5.2. en 5.3., worden eenparig aangenomen.
Art.6.1. en 6.2.
Voorgestelde tekst:
«6.1. Elk verzoek tot bijeenroeping van de commissie wordt ingediend ter griffie van een van beide assemblées. Het wordt onmiddellijk geregistreerd. Aan de griffie van de andere assemblée wordt onmiddellijk een afschrift meegedeeld met het registratienummer.
6.2. Het origineel van de verzoeken wordt bewaard ter griffie van de assemblée waarvan de voorzitter voor de duur van de parlementaire zitting de vergadering van de commissie voorzit. Een afschrift van de verzoeken wordt bewaard ter griffie van de andere assemblée.»
Een lid is de mening toegedaan dat het beter zou zijn te bepalen dat de verzoeken tot bijeenroeping van de commissie in twee exemplaren moeten worden ingediend, zodat elke griffie over een origineel beschikt. Aldus worden problemen vermeden bij het wisselen van het voorzitterschap.
De commissie gaat niet op die suggestie in, omdat een verzoek dat in één exemplaar wordt ingediend dan onontvankelijk zou zijn. Zij verklaart in de derde zin van artikel6.1. de woorden «een afschrift» te vervangen door de woorden «een eensluidend verklaard afschrift».
Een van de rapporteurs verwijst naar wat inzake de openingsuren van de griffies wordt gezegd in de bespreking van het voorontwerp van reglement van orde (zie punt7, Varia, tweede alinea, van bijlage1). Deze opmerking geeft geen aanleiding tot nadere bespreking.
Artikel 6.1., gewijzigd zoals hierboven aangegeven, en artikel 6.2., worden eenparig aangenomen.
Art. 6.3.
Voorgestelde tekst:
«6.3. Indien een van beide voorzitters een verzoek onontvankelijk acht, raadpleegt hij daarover de voorzitter van de andere assemblée. In geval van twijfel beslissen de voorzitters na het advies van de commissie te hebben ingewonnen. Bereiken zij geen overeenstemming, dan beslist de commissie.»
Een lid vindt de voorgestelde regeling verwarrend. Ofwel geeft de commissie een advies, ofwel neemt ze een beslissing. Bovendien is het moeilijk denkbaar dat de voorzitters het advies van de commissie zomaar naast zich zouden neerleggen. Het lid stelt dan ook voor de voorgestelde tekst te vervangen als volgt:
«Indien een van beide voorzitters een verzoek onontvankelijk acht raadpleegt hij daarover de voorzitter van de andere assemblée en beslissen zij gezamenlijk. In geval van twijfel beslist de commissie ».
Een van de rapporteurs merkt op dat de gezamenlijke beslissing van beide voorzitters waarbij zij een verzoek onontvankelijk verklaren in principe bindend is, maar dat niets belet dat de commissie, op verzoek van acht leden, bijeenkomt om zich uit te spreken over de ontvankelijkheid.
De door het lid voorgestelde vervangtekst wordt eenparig aangenomen.
Art.6.4. tot 6.7.
Voorgestelde tekst:
«6.4. De voorzitter die, op eigen initiatief of op verzoek van ten minste acht leden, de commissie wenst bijeen te roepen geeft daarvan kennis aan de andere voorzitter met vermelding van dag, uur en agenda van de geplande vergadering.
6.5. De agenda vermeldt of de commissie wordt aangezocht voor het regelen van een bevoegdheidsconflict (artikel2, 1°, van de wet van 6 april 1995) voor het vaststellen van termijnen (artikel2, 2° tot 4°, van de wet van 6 april 1995) dan wel voor een andere aangelegenheid die tot haar bevoegdheid behoort.
6.6. Wordt de commissie aangezocht voor het vaststellen van termijnen dan vermeldt de agenda om welk(e) voorstel(len) of ontwerp(en) het gaat. In het geval van een bevoegdheidsconflict specificeert de agenda bovendien de aangevochten bepaling(en) van het voorstel of ontwerp of de aangevochten amendementen.
6.7. De voorzitters kunnen te allen tijde punten aan de agenda toevoegen mits deze schriftelijk aan de leden worden meegedeeld vóór de vergadering. Ter zitting kan de agenda slechts worden gewijzigd indien geen enkel lid zich daartegen verzet.»
Met betrekking tot artikel6.6. wordt gespecificeerd dat de opsomming van de aangevochten bepalingen niet te strikt mag worden gehanteerd. Als blijkt dat naast aangegeven bepalingen ook andere bepalingen een soortgelijk probleem doen rijzen moet de commissie zich daar ook kunnen over uitspreken.
De artikelen 6.4. tot 6.7. worden eenparig aangenomen.
Art. 7.1. tot 7.3.
Voorgestelde tekst:
«7.1. De commissie kan geldig vergaderen ongeacht het aantal aanwezige leden. Onverminderd het bepaalde onder 6.7. beslist zij steeds op de wijze bepaald in artikel14, tweede lid, van de wet van 6 april 1995.
7.2. De beslissingen van de overlegcommissie worden bekendgemaakt in de vorm van een parlementair stuk dat gemeenschappelijk is aan beide assemblées. Het stuk vermeldt de dag waarop de commissie haar beslissing heeft genomen, de inhoud van die beslissing en de naam van degenen die de notulen zoals bedoeld in 5.2. hebben ondertekend.
7.3. Neemt de commissie geen beslissing binnen de gestelde termijn dan wordt dit eveneens bekendgemaakt op de wijze bepaald in 7.2.»
Deze bepalingen geven geen aanleiding tot opmerkingen. Zij worden eenparig aangenomen.
Le projet amendé de règlement d'ordre intérieur a été adopté à l'unanimité des 16 membres présents.
Les Rapporteurs, | Le Président, |
H. COVELIERS | F. SWAELEN |
D. REYNDERS | R. LANGENDRIES |
BIJLAGE 1
VOORONTWERP VAN REGLEMENT VAN ORDE
I. TEKST VAN HET VOORONTWERP
1. Samenstelling
Iedere wijziging in het ledental van een fractie in een assemblée wordt onmiddellijk verrekend in de vertegenwoordiging van de fracties van die assemblée in de commissie. (De uittredende leden behouden evenwel hun mandaat tot in hun vervanging is voorzien door de assemblée die hen heeft aangewezen).
2.Installatie
Onmiddellijk nadat beide assemblées hun vertegenwoordigers in de commissie hebben benoemd, roepen de voorzitters de commissie bijeen met het oog op haar installatie.
De installatievergadering wordt voorgezeten door de voorzitters die krachtens artikel 6, tweede lid, van de wet van 6 april 1995 de vergaderingen van de commissie voor de duur van de parlementaire zitting voorzit.
Het proces-verbaal van de installatie vermeldt de plaats, de datum en het uur van installatie, de aanwezige leden, de vaste leden van de commissie en de plaatsvervangers, de voorzitter die voor de duur van de parlementaire zitting de vergaderingen zal voorzitten.
Het proces-verbaal wordt ondertekend door de voorzitters en de griffiers van beide assemblées.
3. Werkwijze van de commissie
Is de voorzitter die de vergadering dient voor te zitten verhinderd, dan wordt de vergadering voorgezeten door de voorzitter van de andere assemblée en bij diens afwezigheid, door het oudste vast lid in jaren van de commissie, dat behoort tot dezelfde assemblée als de eerstgenoemde voorzitter (of door een ondervoorzitter van de commissie).
Bij het leiden van de vergadering beschikt de voorzitter over de bevoegdheden die het reglement van de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de voorzitter van die assemblée toekent.
De commissie vergadert met gesloten deuren.
Alleen de vaste leden van de commissie, of, als zij verhinderd zijn, een plaatsveranger van dezelfde lijst (van dezelfde fractie van dezelfde assemblée), mogen de vergaderingen bijwonen.
De commissie kan evenwel op eigen initiatief of op verzoek van de betrokkenen, gericht tot een van de voorzitters, beslissen andere personen uit te nodigen of tot haar vergaderingen toe te laten. De commissie beslist volgens de regels bepaald in artikel 14, tweede lid, van de wet van 6 april 1995
(eventueel bijzondere regeling voor de auteur(s) van de door de commissie besproken tekst?)
(eventueel bijzondere regeling voor vertegenwoordigers van de niet in de commissie vertegenwoordigde fracties?)
De voorzitters vragen de regering, op eigen initiatief of op verzoek van de commissie, de vergaderingen van de commissie bij te wonen.
Indien de regering wenst te worden gehoord deelt zij dit mede aan een van beide voorzitters. Zij kan de vergadering bijwonen tenzij de commissie anders beslist volgens de regels bepaald in artikel 14, tweede lid, van de wet van 6 april 1995.
4. Notulen
Van elke vergadering van de commissie worden notulen opgemaakt. Zij vermelden de datum en het uur van de vergadering, de naam van de voorzitter die de vergadering heeft voorgezeten, de naam van de aanwezige leden, in voorkomend geval de andere aanwezigen, de beslissingen die de commissie heeft genomen, de stemmingen, het uur waarop de vergadering werd gesloten, en, in voorkomend geval, datum en uur van de volgende vergaderingen.
De notulen worden ondertekend door de voorzitter die de vergadering heeft voorgezeten en door de voorzitter van de andere assemblée of zijn vervanger.
5. Saisine
Wanneer een verzoek tot bijeenroeping van de commissie wordt ingediend ter griffie van een van beide assemblées, wordt het onmiddellijk geregistreerd en wordt aan de griffie van de andere assemblée onmiddellijk een afschrift meegedeeld met het registratienummer.
Het origineel van de verzoeken wordt bewaard ter griffie van de assemblée waarvan de voorzitter voor de duur van de parlementaire zitting de vergadering van de commissie voorzit. Een afschrift van de verzoeken wordt bewaard ter griffie van de andere assemblée.
Indien een van beide voorzitters een verzoek onontvankelijk acht, raadpleegt hij daarover de voorzitter van de andere assemblée. In geval van twijfel beslissen de voorzitters na het advies van de commissie te hebben ingewonnen. (Bereiken zij geen overeenstemming, dan beslist de commissie volgens de regels bepaald in artikel 14, tweede lid, van de wet van 6 april 1995).
De voorzitter die, op eigen initiatief of op verzoek van ten minste acht leden, de commissie wenst bijeen te roepen geeft daarvan kennis aan de andere voorzitter met vermelding van dag, uur en agenda van de geplande vergadering.
De agenda vermeldt of de commissie wordt aangezocht voor het regelen van een bevoegdheidsconflict (artikel 2, 1°, van de wet van 6 april 1995) voor het vaststellen van termijnen (artikel 2, 2° tot 4°, van de wet van 6 april 1995) dan wel voor een andere aangelegenheid.
Wordt de commissie aangezocht voor het vaststellen van termijnen dan vermeldt de agenda om welk(e) voorstel(len) of ontwerp(en) het gaat. In het geval van een bevoegdheidsconflict specificeert de agenda bovendien de aangevochten bepaling(en) van het voorstel of ontwerp of de aangevochten amendementen.
De voorzitters kunnen te allen tijde punten aan de agenda toevoegen mits deze schriftelijk aan de leden worden meegedeeld vóór de vergadering. Ter zitting kan de agenda slechts worden gewijzigd indien geen enkel lid zich daartegen verzet (kan de agenda evenwel slechts worden gewijzigd bij de meerderheid bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de wet van 6 april 1995?).
6. Beslissingen
De commissie kan geldig vergaderen ongeacht het aantal aanwezige leden. Zij kan evenwel slechts rechtsgeldig beslissen op de wijze bepaald in artikel14, tweede lid, van de wet van 6 april 1995.
De beslissingen van de Overlegcommissie worden bekendgemaakt in de vorm van een parlementair stuk dat gemeenschappelijk is aan beide assemblées (of groepering van beslissingen in één parlementair stuk?).
Het stuk vermeldt de dag waarop de commissie haar beslissing heeft genomen en de inhoud van die beslissing. Het wordt ondertekend (door de beide voorzitters (of degenen die hen vervangen)) (door de voorzitter die de vergadering heeft voorgezeten).
Neemt de commissie geen beslissing binnen de gestelde termijn dan wordt dit eveneens vastgesteld in de vorm van een parlementair stuk dat gemeenschappelijk is aan beide assemblées en dat wordt ondertekend (door de beide voorzitters (of degenen die hen vervangen)) (door de voorzitter die de vergadering heeft voorgezeten).
II. BESPREKING VAN HET VOORONTWERP
1. Samenstelling
De voorgestelde tekst gaf geen aanleiding tot inhoudelijke wijzigingen. Wel werd verduidelijkt dat beide assemblées in hun respectieve reglementen dienen te bepalen dat in de vervanging van uittredende leden onmiddellijk moet worden voorzien. Bovendien werd beslist dit punt te verplaatsen zodat het volgt op de bepalingen met betrekking tot de installatie van de commissie.
2. Installatie
De voorgestelde tekst gaf geen aanleiding tot opmerkingen.
3. Werkwijze van de commissie
Wat de eerste alinea betreft werd-overeenkomstig de parlementaire voorbereiding-voor het leiden van de vergaderingen de voorkeur gegeven aan de vervanging van de voorzitter van de ene assemblée door die van de andere assemblée, veeleer dan door een lid van dezelfde assemblée als de afwezige voorzitter.
Omdat beide voorzitters tegelijkertijd afwezig kunnen zijn, werd geopteerd voor een regeling waarbij voor elk van de samenstellende delen van de overlegcommissie een ondervoorzitter wordt aangewezen. Slechts indien ook de ondervoorzitters afwezig zijn, geldt de vervanging door het oudste lid in jaren behorende tot dezelfde assemblée. Dit principe werd opgenomen in een afzonderlijke bepaling (zie punt3 van de ontwerptekst).
Er dient nochtans een onderscheid te worden gemaakt tussen het leiden van de vergaderingen van de overlegcommissie en de andere taken en bevoegdheden van beide voorzitters (bijvoorbeeld saisine, bijeenroeping, vaststellen van de agenda, enz.).
Voor laatstgenoemde bevoegdheden is het aangewezen dat een afwezige voorzitter wordt vervangen door de ondervoorzitter respectievelijk het oudste lid in jaren behorende tot dezelfde assemblée (zie punt 3 van de ontwerptekst). De regeling die geldt voor het leiden van de vergadering (vervanging in eerste instantie door de voorzitter van de andere assemblée, zie punt 4.1) wijkt dus af van de algemene regel vervat in punt 3.
De alinea's 2 tot 4 gaven geen aanleiding tot inhoudelijke opmerkingen.
Aan alinea 5, die het toelaten van derden tot de vergaderingen betreft, werd wel een grondige discussie gewijd.
Wat het bijwonen van de vergaderingen door anderen dan de vaste leden of de plaatsvervangers betreft, werd beslist de woorden «andere personen» te vervangen door « andere leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers of van de Senaat». Zo kan het inzonderheid nuttig zijn de auteurs van de aan de commissie voorgelegde teksten of de leden van niet in de commissie vertegenwoordigde fracties tot een vergadering toe te laten. Het is echter niet nodig daaraan een specifieke bepaling te wijden.
De bovenstaande tekstwijziging sluit evenmin uit dat niet-parlementairen worden uitgenodigd, mocht de commissie zulks beslissen.
Het spreekt vanzelf dat stemrecht het voorrecht blijft van de vaste of-in hun afwezigheid-de plaatsvervangende leden. Dat is de ratio legis van de toevoeging van de woorden « met raadgevende stem».
De bepaling betreffende de wijze van beslissen (tweede zin van alinea5) werd weggelaten omdat ze een herhaling is van het algemene principe vervat in punt6 (punt 7.1 van de ontwerptekst). Om dezelfde reden werd de tweede zin van de laatste alinea weggelaten.
4. Notulen
In de eerste alinea werden de woorden « de stemmingen» vervangen door de woorden « het resultaat van de stemmingen» om duidelijk aan te geven dat enkel het eindresultaat wordt geregistreerd en niet het individuele stemgedrag van de leden.
De tweede alinea werd gewijzigd om hem in overeenstemming te brengen met de hierboven gewijzigde regeling inzake de vervanging van de voorzitters.
5. Saisine
Met betrekking tot de eerste alinea zij opgemerkt dat het verzoek niet moet worden gemotiveerd.
Met betrekking tot de derde alinea zij vermeld dat de voorzitters onder meer tot de onontvankelijkheid van een verzoek kunnen concluderen indien het onvoldoende precies geformuleerd is of indien het hetzelfde voorwerp heeft als een vorig verzoek.
Inhoudelijke wijzigingen werden aan de eerste vier alinea's niet aangebracht.
De toevoeging van de woorden « die tot haar bevoegdheid behoort» in fine van de vijfde alinea strekt ertoe te vermijden dat andere aangelegenheden op de agenda zouden worden geplaatst dan die welke luidens de Grondwet en de wet van 6 april 1995 tot de bevoegdheid van de parlementaire overlegcommissie behoren.
Over de zesde alinea werden geen opmerkingen gemaakt.
Wat de zevende alinea betreft werd een keuze gemaakt: een wijziging van de agenda ter zitting is dus maar mogelijk bij consensus en niet bij de meerderheid bedoeld in artikel14, tweede lid van de wet van 6 april 1995.
6. Beslissingen
In de tweede zin van de eerste alinea worden de woorden « zij kan evenwel slechts rechtsgeldig beslissen» vervangen door de woorden « onverminderd het bepaalde onder 6.7. beslist zij steeds» (cf. het nieuwe nr 6.7).
Wat de tweede alinea betreft, is de vraag aangesneden of elke beslissing van de commissie moet worden gepubliceerd in een afzonderlijk parlementair stuk (met hetzelfde basisnummer als de tekst waarop de beslissing betrekking heeft), dan wel of meerdere beslissingen genomen tijdens een of meer vergaderingen kunnen worden gegroepeerd in één stuk. Om onnodige uitgaven te vermijden werd geopteerd voor een mogelijke groepering van beslissingen, met dien verstande dat hetzij in het verslag, hetzij in de aangenomen tekst in voorkomend geval een verwijzing moet worden opgenomen naar het stuk waarin de beslissing van de overlegcommissie met betrekking tot het voorstel of ontwerp is weergegeven.
Het gemeenschappelijk parlementair stuk zal zowel voor de Kamer als voor de Senaat het nummer 82/x dragen (cf. artikel 82 van de Grondwet).
Tijdens de discussie werd voorts gespecificeerd dat de beslissingen van de commissie niet worden gemotiveerd en dat zij worden gelicht uit de notulen bedoeld in 5.2. Voornoemde notulen worden onmiddellijk na de vergadering opgesteld en ondertekend.
In het licht van de wijzigingen die hierboven zijn aangebracht met betrekking tot de vervanging van de voorzitter wordt in de derde alinea de zin « Het wordt ondertekend [door de beide voorzitters (of diegenen die hen vervangen)] [door de voorzitter die de vergadering heeft voorgezeten]» vervangen door de woorden « en de naam van degenen die de notulen zoals bedoeld in 5.2 hebben ondertekend.».
De redactie van de vierde alinea (zie punt 7.3) werd aangepast aan wat voorafgaat.
7. Varia
Luidens artikel13 van de wet van 6 april 1995 kan de commissie de termijnen verlengen waarbinnen ze een beslissing moet nemen. Tijdens de bespreking van het voorontwerp van reglement van orde werd uitdrukkelijk gesteld dat ook die beslissing moet worden opgenomen in een parlementair stuk 82/x (zoals bedoeld in de tweede alinea van nr 6, cf. punt7.2. van de ontwerptekst).
Anderzijds werd van gedachten gewisseld over het beginpunt van de termijnen (dies a quo). Na bespreking overheerste de mening dat het aangewezen is rekening te houden met de openingsuren van de respectieve griffies.
Uw voorzitters en uw rapporteurs zijn ten slotte van mening dat de publikatie van het reglement van orde van de overlegcommissie kan gebeuren in de vorm van een parlementair stuk (niet in het Belgisch Staatsblad).
(*) Eerste zitting van de 49e zittingsperiode.
(1) Samenstelling van de Commissie:
Voorzitters: de heren Swaelen en Langendries.
A. - Vaste leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers: | B. - Plaatsvervangers van de Kamer van volksvertegenwoordigers: | |
C.V.P. | HH. Dupré, Tant. | HH. Breyne, Van Parys. |
V.L.D. | HH. De Croo, Dewael. | HH. Van Belle, Verwilghen. |
P.S. | HH. Eerdekens, Moureaux. | HH. Dighneef, Moriau. |
S.P. | H. Vanvelthoven. | H. Van der Maelen. |
P.R.L.-F.D.F. | H. Reynders. | H. Michel. |
P.S.C. | H. Langendries. | Mevr. de T'Serclaes. |
Ecolo/Agalev | H. Lozie. | H. Decroly. |
Vl. Blok | H. Annemans. | H. Lowie. |
A. - Vaste leden van de Senaat: | B. - Plaatsvervangers van de Senaat: | |
C.V. P. | HH. Swaelen, Vandenberghe. | HH. Bourgeois, Olivier. |
V.L.D. | HH. Coveliers, Verhofstadt. | HH. Goovaerts, Goris. |
P.S. | HH. Lallemand, Mahoux. | HH. Hotyat, Mouton. |
S.P. | HH. Erdman, Hostekint. | HH. Moens, Pinoie. |
P.R.L.-F.D.F. | H. Monfils. | H. Foret. |
P.S.C. | H. Nothomb. | Mevr. Milquet. |
Vl. Blok | H. Verreycken. | H. Raes. |