1-808/2 | 1-808/2 |
9 DECEMBER 1997
Evocatieprocedure
Opschrift
In het opschrift de woorden « het reglementaire kader » vervangen door de woorden het « het wettelijke kader ».
Verantwoording
Dat Europese richtlijnen in een wet worden omgezet, betekent dat voor telecommunicatie een wettelijk kader wordt geschapen. De formulering « regelementair kader » zou op haar plaats zijn indien die richtlijnen werden omgezet in koninklijke besluiten.
Art. 3
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 3. In artikel 43 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º in § 1, eerste lid, worden de woorden « met uitzondering van Belgacom » gevoegd tussen de woorden « elk autonoom overheidsbedrijf » en de woorden « of, in voorkomend geval »;
2º in § 3, 3º, worden de woorden « een advies te verlenen » vervangen door de woorden « een aanbeveling te doen » en worden de woorden « het advies » vervangen door de woorden « de aanbeveling »;
3º in § 5, wordt de eerste volzin aangevuld met de woorden « binnen een termijn van twintig dagen » en worden de woorden « het in § 3, 3º, bedoelde advies » vervangen door de woorden « de in § 3, 3º, bedoelde aanbeveling. »
Verantwoording
De algemene regeling voor de ombudsdiensten bij de autonome overheidsbedrijven moet worden aangepast aan de nieuwe regeling voor de ombudsdienst voor telecommunicatie.
Art. 29
In het voorgestelde artikel 86, § 2, eerste lid, het 3º doen vervallen.
Verantwoording
In het raam van een wetsontwerp tot omzetting van Europese richtlijnen inzake telecommunicatie, is het niet aangewezen toepassingsmaatregelen te nemen voor normen die nog niet bestaan of er misschien zelfs nooit zullen komen. Bijgevolg moet die overbodige tekst worden weggelaten.
Art. 29
In het voorgestelde artikel 86, § 2, eerste lid, 3º, de woorden « verordeningen » doen vervallen.
Verantwoording
Een Europese verordening is per definitie van rechtstreekse toepassing in elke Lid-Staat. Professor Jean-Victor Louis (1) formuleert het als volgt : « Het feit dat de verordening van rechtstreekse toepassing is, houdt in dat ze automatisch, zonder tussenkomst van de nationale normatieve overheid, geldt in de Gemeenschap en aldus net als de nationale wet rechten kan toekennen en verplichtingen kan opleggen aan de Lid-Staten, hun instellingen en de ingezetenen ». (vertaling)
Bijgevolg is het niet nodig een specifieke wetsbepaling op te nemen voor de omzetting van een Europese verordening in nationaal recht.
Art. 67
In het voorgestelde artikel 105undecies , het tweede lid vervangen als volgt :
« Een operator wordt geacht een aanmerkelijke macht te hebben wanneer hij een aandeel van meer dan 25 % heeft in een bepaald geografisch gebied waarin hij zijn activiteiten mag ontplooien. »
Verantwoording
De formulering van de tekst van het amendement leunt nauwer aan bij artikel 4.3 van de richtlijn inzake interconnectie (ONP), dat bepaalt : « een organisatie wordt geacht een aanmerkelijke macht op de markt te hebben wanneer zij een aandeel van meer dan 25 % heeft in een bepaalde telecommunicatiemarkt in een geografisch gebied van een Lid-Staat waarin zij haar activiteiten mag ontplooien ».
Een wetsbepaling die beter in overeenstemming is met de tekst van de richtlijn, voorkomt dat interpretatieproblemen rijzen wanneer het Instituut de lijst opstelt met de instellingen die geacht worden een aanmerkelijke macht te hebben.
Art. 91
Het voorgestelde artikel 136 doen vervallen.
Verantwoording
De tekst van het voorgestelde artikel 136 is identiek aan die van artikel 110, dat geamendeerd werd zodat één enkele algemene bepaling de bevoegdheden vastlegt van de personeelsleden van het BIPT, aan wie de Koning bevoegdheden van gerechtelijke politie inzake telecommunicatie en postdiensten kan opdragen. Immers, artikel 110 handelt over de overtredingen van zowel titel III telecommunicatie als van titel IV hervorming van de Regie der posterijen van de wet. Bijgevolg heeft het geen zin de bepalingen van artikel 110 over te nemen in artikel 136.
Art. 95
In de Franse tekst van het voorgestelde artikel 32, eerste lid, het woord « perquisition » vervangen door het woord « vérification ».
Verantwoording
In de Franse tekst wordt de controle die het douanepersoneel uitvoert, onjuist omschreven als « perquisition » terwijl in de Nederlandse tekst sprake is van « onderzoek », en niet van « huiszoeking ». In artikel 32 in ontwerp, laatste lid, is trouwens gekozen voor « onderzoek » als equivalent van het Frans « vérification ».
Bijlage 3
In bijlage 3 de woorden « speciaal tarief » telkens vervangen door het woord « voorkeurtarief ».
Verantwoording
Het begrip « speciaal tarief » heeft zowel betrekking op de voorwaarden die de ziekenhuizen, scholen en openbare bibliotheken toegekend krijgen voor hun Internet-aansluiting (bijlage 3) als op de tarieven ten gunste van bepaalde gehandicapten of de schrijvende pers (bijlage B).
Om de tarieven die in aanmerking worden genomen bij de berekening van de kostprijs voor de universele dienstverlening (bijlage B) niet te verwarren met de tarieven voor de opdrachten van algemeen nut (bijlage 3), wordt voorgesteld ze van elkaar te onderscheiden. Die laatste tarieven zouden dan met het woord « voorkeurtarief » worden aangeduid.
Bijlage 3, Art. 3
In artikel 3 van bijlage 3 tussen de woorden « richten om » en de woorden « de hoedanigheid » invoegen de volgende woorden : « , op basis van objectieve criteria en zonder enige discriminatie van, met name culturele, sociale, levensbeschouwelijke of religieuze aard, ».
Verantwoording
De Gemeenschappen kunnen de hoedanigheid van de instellingen die een speciaal tarief genieten, en de verdeling van de ontworpen voordelen niet wijzigen dan op basis van objectieve criteria en met naleving van het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Art. 49
Dit artikel wijzigen als volgt :
1º Paragraaf 1 van artikel 98 wordt opgeheven.
Verantwoording
Het gewijzigde artikel 97, § 1, van de wet van 21 maart 1991 bepaalt dat de operator van een openbaar telecommunicatienetwerk, gemachtigd is het openbaar domein en de eigendommen te gebruiken, mits hij hun bestemming en de wettelijke en regelgevende bepalingen die hun gebruik regelen, eerbiedigt. Die bepalingen bevatten voldoende machtigingen om het openbaar domein te gebruiken. De in artikel 98, § 1, bepaalde machtiging is bijgevolg overbodig en dreigt zelfs aanleiding te geven tot rechtsonzekerheid indien ze niet verenigbaar is met voormelde machtigingen (bijvoorbeeld indien de termijn waarbinnen de overheid uitspraak moet doen, verschilt).
2º Het eerste lid van artikel 98, § 2, wordt aangevuld als volgt :
« , met uitzondering van verplichtingen teneinde het beheer van het wegennet te optimaliseren. »
Verantwoording
De overbelasting van bepaalde belangrijke verkeersassen in de grote agglomeraties verplicht ons ertoe oplossingen te zoeken waardoor het aantal plaatsen waar aan de weg wordt gewerkt, zoveel mogelijk wordt beperkt, zulks door de wegwerkzaamheden in tijd en plaats te coördineren. Teneinde te voorkomen dat de liberalisering van de telecommunicatiesector aanleiding geeft tot een wildgroei aan bouwplaatsen in de wijken waar de operatoren actief zijn, zou kunnen worden overwogen dat de beheerder van het wegennet hen verplichtingen oplegt en hen er bijvoorbeeld toe dwingt voorlopige kabelgoten aan te leggen die de volgende telecommunicatieoperatoren zouden moeten gebruiken. Daarmee kan worden voorkomen dat ze de weg opnieuw opbreken. De kosten om die kabelgoten te openen en aan te leggen, zouden over de verschillende betrokken operatoren worden omgeslagen.
Art. 82
In het derde lid van de voorgestelde § 3 van artikel 110, het tweede gedachtestreepje aanvullen met de woorden : « , met voorafgaande machtiging door een onderzoeksrechter ».
Verantwoording
Dit amendement wil duidelijk maken dat de voorafgaande machtiging door een onderzoeksrechter een noodzakelijke voorwaarde is opdat de personeelsleden van de BIPT huiszoekingen kunnen uitvoeren in de lokalen van bedrijven waar zij nuttige informatie menen te kunnen vinden.
Dit vormt de onmisbare waarborg in het kader van een uitzondering op het grondwettelijk beginsel van de onschendbaarheid van de woning, die eveneens in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens is vastgelegd.
Overigens moet die bepaling in overeenstemming gebracht worden met het laatste lid van de voorgestelde § 2 van artikel 110, dat luidt : « Wanneer die daden de kenmerken van een huiszoeking dragen, mogen ze (...) alleen met inachtneming van de artikelen 87 tot 90 van het Wetboek van Strafvordering worden gesteld. »
Volgens het Wetboek van Strafvordering hebben alleen de onderzoeksrechter en de magistraten die in de hoedanigheid van onderzoeksrechter optreden, het recht een huiszoeking uit te voeren tegen de wil van de bewoner.
Paul HATRY. |
Art. 4
In het voorgestelde artikel 43, § 1, 1º, de woorden « en 89, §§ 1 en 2 » doen vervallen.
Verantwoording
De Europese Commissie merkt op dat door de ombudsdienst bevoegd te maken voor geschillen betreffende operatoren van mobiele diensten het gemeenschapsrecht wordt overschreden. Vandaar dat wordt voorgesteld de verwijzing naar de mobiele diensten te schrappen.
Art. 4
In het voorgestelde artikel 43, § 1, het 2º doen vervallen.
Verantwoording
Ook hier merkt de Europese Commissie op dat het gemeenschapsrecht wordt overschreden.
Art. 4
In het voorgestelde artikel 43, § 2, de laatste zin doen vervallen.
Verantwoording
Het kan niet dat vanwege de stijging van het aantal klachten eindgebruikers hun klachten behandeld zien door een ombudsman die tot een andere taalrol behoort. De ombudsman vervult immers een aantal wezenlijke taken, in de zin van het advies van de Raad van State bij dit artikel, zodat het ondenkbaar is dat de ombudsmannen elkaar onderling delegaties zouden verlenen. Efficiëntie-overwegingen zijn weliswaar belangrijk, doch van ondergeschikt belang.
Art. 4
In het voorgestelde artikel 43, § 3, het 4º doen vervallen.
Verantwoording
De Raad van State merkt op dat deze taak niet valt onder het begrip « ombudsdienst », zelfs niet in de ruime betekenis van het woord.
Een ombudsman is immers een functionaris die naar aanleiding van klachten van burgers of instellingen individuele gevallen van sociaal en ander onrecht onderzoekt en tracht op te lossen.
Bovendien moet worden opgemerkt dat de huidige samenstelling van de « ombudsdienst » niet beantwoordt aan de omschrijving van een scheidsgerecht, dat krachtens artikel 1681 Gerechtelijk Wetboek is « samengesteld uit een oneven aantal scheidslieden ».
Art. 4
In het voorgestelde artikel 43, § 3, het 5º aanvullen als volgt :
« De kosten voor de financiering van deze opdracht komen niet in aanmerking voor de berekening van de ombudsbijdrage als bedoeld in artikel 45, § 1, van deze wet. »
Verantwoording
Het is duidelijk dat voor deze opdracht geen financiële tussenkomst kan worden geëist van de betrokken ondernemingen.
Art. 4
In het voorgestelde artikel 43, § 3, het 6º aanvullen als volgt :
« De kosten voor de financiering van deze opdracht komen niet in aanmerking voor de berekening van de ombudsbijdrage als bedoeld in artikel 45, § 1, van deze wet. »
Verantwoording
Het is duidelijk dat voor deze opdracht geen financiële tussenkomst kan worden geëist van de betrokken ondernemingen.
Art. 4
In het voorgestelde artikel 43, § 3, het 7º schrappen.
Verantwoording
De Raad van State merkt op dat deze taak niet valt onder het begrip « ombudsdienst », zelfs niet in de ruime betekenis van het woord.
Een ombudsman is immers een functionaris die naar aanleiding van klachten van burgers of instellingen individuele gevallen van sociaal en ander onrecht onderzoekt en tracht op te lossen.
Het is niet aan de ombudsdienst om zich te gedragen als een onderzoeksrechter. Wanneer een persoon wordt lastiggevallen door kwaadwillige oproepen, dient hij daartoe de gerechtelijke instanties in te schakelen.
Art. 29
In het voorgestelde artikel 86, § 2, 1º, tussen het woord « exploiteren » en het woord « of » de woorden « met uitzondering van de personen bedoeld in artikel 89, §§ 1 en 2 van deze wet; tussenvoegen en het 2º aanvullen met de woorden « als bedoeld in artikel 87 van deze wet; ».
Verantwoording
De Europese Commissie meent terecht dat er momenteel geen economische reden is om ook de mobiele operatoren te laten bijdragen aan het fonds voor de universele dienstverlening. Mobiele telefonie voldoet immers aan behoeften die verschillen van diegene die de vaste telefonie vervult. Bovendien is in de praktijk gebleken dat mobiele telefonie geen concurrentie betekent voor de vaste telefonie, maar eerder het globale verkeer verhoogt. Er blijkt momenteel dan ook geen substitueerbaarheid te bestaan van spraaktelefonie door mobiele telefonie.
Art. 29
In het voorgestelde artikel 86, § 2, het 3º weglaten.
Verantwoording
Verschillende elementen nopen ertoe deze bepaling te schrappen.
Ten eerste moet worden vastgesteld dat de in het 3º bedoelde personen diensten aanbieden die niet meteen substitueerbaar zijn met de telefoondienst. Integendeel, zij verhogen het telefoonverkeer en dan vooral de vaste telefonie. De telefoongidsen bijvoorbeeld stimuleren het gebruik van de telefoondiensten.
Daar ze niet concurreren met de diensten van de universele dienstverlener, bedreigen zij het economisch evenwicht van de universele dienstverlener niet. Het valt dan ook moeilijk in te zien waarom ze dienen bij te dragen aan een fonds ten voordele van de universele dienstverlener.
Enkel dienstverleners van telecommunicatiediensten die rechtstreeks concurreren met de telefoondiensten van de universele dienstverlener kunnen hiervoor in aanmerking komen. Dit is overigens ook de visie van de Europese Commissie, waarbij zij verwijst naar de mobiele telefonie (zie commentaar Europese Commissie op bladzijde 78-79 van de Memorie van Toelichting bij het ontwerp). Wat evenwel geldt voor de mobiele telefonie, geldt mutatis mutandis ook voor de in het 3º bedoelde personen en zeker voor de uitgevers van gidsen, temeer daar deze vanzelfsprekend geen telecommunicatieondernemingen zijn, doch actief op de advertentiemarkt.
Ten tweede blijkt deze bepaling in strijd te zijn met artikel 5, § 1, van richtlijn 97/33/EG, wat wordt bevestigd door de Europese Commissie in haar opmerkingen. Deze paragraaf stelt dat immers enkel de organisaties die openbare telecommunicatienetwerken en algemeen beschikbare spraaktelefoniediensten exploiteren verplicht kunnen worden bij te dragen tot het fonds voor de universele dienstverlening, teneinde de nettokosten van UD te dekken.
Bijgevolg vloeit deze bepaling geenszins voort uit een van kracht zijnde beslissing van de Europese Unie, wat in strijd is met het doel van dit wetsontwerp (zie de titelatuur). De regering probeert dan ook voorop te lopen op een mogelijke toekomstige beslissing van de Europese Unie, die evenwel nu nog niet van kracht is, wat de Raad van State overigens onaanvaardbaar vindt.
Het staat de wetgever uiteraard wel vrij om de wet te gelegenertijd, indien dit nodig zou zijn, aan te passen aan de dan van kracht zijnde Europese richtlijnen en beslissingen.
Ten derde merkt de Raad van State op dat de regering met deze bepaling het arrest van het Arbitragehof van 17 april 1997 dat de bijdragen tot het fonds als een belasting bestempelde, niet heeft gevolgd.
Het behoud van deze bepaling betekent dan ook dat de regering ingaat tegen de economische logica, tegen de letter en de geest van de Europese richtlijnen, tegen de visie en opmerkingen van de Europese Commissie, tegen het advies van de Raad van State en tegen het arrest van het Arbitragehof.
(Subsidiair amendement op amendement nr. 20)
Art. 29
In het voorgestelde artikel 86, § 2, het 3º vervangen als volgt :
« 3º personen die een andere telecommunicatiedienst aanbieden of een telefoongids vervaardigen, verkopen of verspreiden, zoals bedoeld in artikel 113 van deze wet, kunnen gehouden zijn om tot het Fonds bij te dragen op de datum en volgens de modaliteiten vastgelegd door de Koning, op advies van het Instituut en bij een in Ministerraad overlegd besluit waarbij de procedure voorgeschreven in artikel 122, §§ 2 en 3 wordt gevolgd, op voorwaarde dat de Europese verordeningen en richtlijnen dermate gewijzigd worden zodat deze personen verplicht worden een bijdrage te leveren. »
Verantwoording
Als alternatief voor het volledig weglaten van het derde lid wordt voorgesteld om de tekst van deze bepaling te verduidelijken zodat er geen twijfel kan rijzen over de onwettigheid van het uitbreiden van de lijst van bijdragers tot het Fonds voor de universele dienstverlening. De vage verwijzing naar Europese regelgeving, die door de Raad van State overigens wordt gehekeld, laat immers niet toe om positief te besluiten dat zonder een wijziging van de Europese regelgeving een uitbreiding tot de personen vermeld in het 3º wettig is. Europees gezien is het dat voor het ogenblik niet.
Teineinde toch het (on)mogelijke geval te voorzien dat de Europese regelgever alsnog een uitbreiding naar de in het 3º vermelde personen zou toestaan, heeft dit amendement tot doel een heldere en duidelijke formulering voor het 3º in te voeren.
Art. 33
In het voorgestelde artikel 87, § 1, het punt s) doen vervallen.
Verantwoording
De Europese Commissie merkt op dat dit een duurdere voorwaarde is dan voorzien in de richtlijnen van de Europese Gemeenschap.
Deze bepaling moet dan ook worden geschrapt, te meer daar men kan stellen dat wetenschappelijk onderzoek primair tot de bevoegdheid van de Gemeenschappen behoort.
Art. 40
In het voorgestelde artikel 92bis , § 1, het punt q) doen vervallen.
Verantwoording
Zelfde verantwoording als bij het vorige amendement.
Art. 65
In het ontworpen artikel 105decies , derde paragraaf, de woorden « van 1 tot 30 dagen » vervangen door de woorden « van 1 tot 10 dagen ».
Verantwoording
De Raad van State merkt terecht op dat een schorsing van 30 dagen bijzonder zwaar is. Terecht, daar het niet kan dat een inbreuk op een Ethische Code, die immers per definitie voor interpretatie en discussie vatbaar is, kan leiden tot een staking van de activiteiten gedurende een maand. Dergelijke straf lijkt buiten alle proporties. Vandaar dat het maximum wordt beperkt tot tien dagen.
Art. 73
In het voorgestelde artikel 109ter , in de vierde paragraaf, tussen het eerste en het tweede lid, een nieuw lid toevoegen luidend als volgt :
« In dit aanbod dient met betrekking tot de berekening van de interconnectietarieven in elk geval volgende elementen te worden opgenomen :
1º de kostensoort waarvan wordt uitgegaan, met inbegrip van de gebruikte kostenbasis, dit wil zeggen historische kosten of toekomstgerichte kosten;
2º de in het interconnectietarief opgenomen kostencomponenten met inbegrip van het winstelement;
3º de mate waarin kostentoerekening geschiedt en de daarbij gehanteerde methoden, in het bijzonder de behandeling van gezamelijke en gemeenschappelijke kosten;
4º de boekhoudkundige beginselen. »
Verantwoording
Doel van dit amendement is te komen tot een doorzichtige en publiek bekende berekening van de interconnectieprijzen. De andere operatoren moeten er zich immers van kunnen vergewissen dat de tarieven op een eerlijke en correcte wijze werden berekend. Het BIPT van zijn kant moet zich bij de beoordeling ervan eveneens laten leiden door duidelijke wettelijke bepalingen. Het opnemen van deze elementen in de interconnectiecatalogus is hiertoe dan ook een geschikte maatregel. De huidige catalogus van Belgacom geeft overigens deze berekeningswijze niet aan, wat voor Telenet bijvoorbeeld een serieus obstakel is/was om met Belgacom interconnectieonderhandelingen te starten. Nochtans is interconnectie een fundamentele voorwaarde om te komen tot eerlijke en effectieve mededinging.
Daarbij moet tevens worden opgemerkt dat Bijlage V van richtlijn 97/33/EG de elementen aangeeft die moeten worden opgenomen in de gepubliceerde informatie; conform artikel 7, 5 van de richtlijn dat stelt dat « een beschrijving van de kostenberekingssystemen, met vermelding van de hoofdcategorieën waarin kosten worden ondergebracht en de regels voor de toerekening van de kosten aan de interconnectie, op aanvraag worden verkregen » en « dat de door de betrokken organisaties gebruikte kostenberekeningssystemen (...) geschikt zijn en als aangegeven in Bijlage V voldoende in bijzonderheden worden gedocumenteerd. »
Dit amendement heeft dan ook tot doel deze Europese regels om te zetten in Belgische wetgeving. Wat daarbij eventueel verloren gaat aan flexibiliteit, wordt meer dan gecompenseerd door de winst aan duidelijkheid en eerlijke mededinging.
Art. 97
In het voorgestelde artikel 119, het eerste lid vervangen als volgt :
« De Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op advies van het Instituut, volgens de procedure beschreven in artikel 122, §§ 2 en 3 van deze wet coördineert en past aan, vóór 31 december 1998, de bepalingen van deze wet die betrekking hebben op telecommunicatie, alsook de bepalingen van de wet van 30 juli 1979 teneinde er een « Telecommunicatiewetboek » van te maken. Het koninklijk besluit genomen krachtens het eerste lid van dit artikel wordt opgeheven wanneer het niet binnen de zes maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad bij wet werd bekrachtigd. »
Verantwoording
Teneinde de rechtszekerheid te bevorderen en teneinde telecommunicatie volledig los te koppelen van de wetgeving inzake de autonome overheidsbedrijven waarmee het in se niets te maken heeft, is het niet enkel wenselijk doch noodzakelijk dat, naar buitenlands voorbeeld, een aparte telecommunicatiewetgeving tot stand wordt gebracht.
Dit amendement heeft dan ook tot doel de Koning de « opdracht » te geven om binnen een zo kort mogelijke termijn (gezien vele landen reeds een aparte telecommunicatiewetgeving hebben dient een termijn van één jaar te volstaan) een Telecommunicatiewetboek op te stellen. Het huidige artikel is immers te vrijblijvend en gaat bijgevolg niet ver genoeg.
Art. 97
In het voorgestelde artikel 119, tweede lid, een 4º toevoegen luidend als volgt :
« 4º de bijlagen die werden toegevoegd aan deze wet te integreren in de eigenlijke wettekst. »
Verantwoording
Het is wenselijk de bepalingen in de bijlagen op te nemen in de wettekst zelf.
Bijlage 3 Art. 3 (nieuw)
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Hoe men het draait of keert, en los van de vraag of de huidige institutionele bevoegdheidsverdeling nog beantwoordt aan de realiteit, staat het als een paal boven water dat telecommunicatie momenteel een exclusieve bevoegdheid is van de federale overheid. De totale voordelen bedoeld in deze bijlage zijn voordelen op vlak van telecommunicatie. Deze herverdelen kan dan ook enkel gebeuren door de federale minister bevoegd voor telecommunicatie, via een koninklijk besluit tot wijziging van de wet.
De gemeenschappen kunnen zich dus niet zomaar richten tot de operator om over te gaan tot herverdeling van de voordelen, op de wijzen aangeduid in dit artikel, zonder toestemming van de federale wetgever. Vandaar dat het artikel moet worden geschrapt.
(Subsidiair amendement op amendement nr. 28)
Art. 3 (nieuw)
De eerste alinea vervangen als volgt :
« De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit en op advies van het Instituut, wanneer de gemeenschappen dit vragen, de hoedanigheid van de begunstigde instellingen, het aantal begunstigde instellingen en het aantal uren zonale communicatie wijzigen, teneinde de totale voordelen bedoeld in deze bijlage, te herverdelen. »
Verantwoording
Op deze wijze kunnen de gemeenschappen hun zeg hebben, doch bljft de beslissingsbevoegdheid liggen bij minister en parlement, wat juist is, gezien telecommunicatie nog steeds een federale bevoegdheid is.
Luc COENE. |
Art. 4
In de Franse tekst van heel het ontwerp de woorden « en dérogation » vervangen door de woorden « par dérogation » en de woorden « dans l'article » vervangen door de woorden « à l'article ».
Verantwoording
Het gaat om een tekstverbetering. De ontworpen tekst behoort de bij juristen gangbare termen te hanteren.
Art. 4
In de Franse tekst, in het 3º van het voorgestelde artikel 43bis , § 1, tussen het woord « soumettre » en de woorden « à cette médiation » invoegen het woord « volontairement ».
Verantwoording
De Franse ontwerptekst behoort in overeenstemming gebracht te worden met de Nederlandse tekst.
Art. 4
In de Nederlandse tekst van het 4º van het voorgestelde artikel 43bis, § 1, het woord « gidsen » vervangen door het woord « telefoongidsen ».
Verantwoording
Men dient hier dezelfde termen te gebruiken als in artikel 13 van het ontwerp (cf. artikel 68, 26º, van de wet).
Art. 4
In de Nederlandse tekst van het voorgestelde artikel 105nonies , tweemaal de woorden « gespecificeerde factuur » vervangen door de woorden « gedetailleerde factuur ».
Verantwoording
Taalcorrectie die de Nederlandse tekst in overeenstemming brengt met de Franse tekst.
Art. 4
In § 5 van het voorgestelde artikel 43bis , tussen de woorden « beslissing wordt » en de woorden « naar de klager en » invoegen de woorden « met een aangetekende brief ».
Verantwoording
Om iedere vorm van rechtsonzekerheid te voorkomen, wordt hier voorgesteld de gemotiveerde beslissing aan de klager en aan de ombudsdienst over te zenden met een aangetekende brief.
Art. 11
In de Nederlandse tekst van het tweede lid van het voorgestelde artikel 58 de woorden « van openbare dienst » vervangen door de woorden « van algemeen belang ».
Verantwoording
Tekstverbetering en harmonisatie van de Nederlandse en de Franse ontwerptekst.
Art. 15
Punt C) van dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
De voorgestelde tekst stemt woordelijk overeen met de huidige tekst van artikel 70, 3º.
Art. 4
In het voorgestelde artikel 43bis, § 3, het 4º doen vervallen.
Verantwoording
Een scheidsgerecht moet krachtens artikel 1681 van het Gerechtelijk Wetboek « zijn samengesteld uit een oneven aantal scheidslieden », zodat er altijd een meerderheid kan worden gevonden. Die regel is een wezenlijk kenmerk van de arbitrage en van de rechtsprekende taak die zij met zich brengt en het is ondenkbaar dat via een specifieke wet zoals die die op stapel staat van die regel zou worden afgeweken.
Wegens de eigen structuur van de ombudsdienst, die bestaat uit twee leden die tot een verschillende taalrol behoren, kan hun bijgevolg geen arbitragetaak worden opgedragen. Aangezien het om een wezenlijke taak gaat, is het evenmin denkbaar dat de ombudsmannen elkaar onderling delegaties zouden toekennen overeenkomstig het ontworpen artikel 43bis, § 2, tweede lid.
Art. 17
Punt E) van dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Cf. Verantwoording bij het vorige amendement.
(Subsidiair amendement op amendement nr. 42)
Art. 31
In het derde gedachtestreepje van § 1 van het voorgestelde artikel 86ter, de woorden « of in een overeenkomst » vervangen door de woorden « of door de Koning ».
Verantwoording
Voor andere operatoren dan Belgacom is het raadzaam te bepalen dat de kwaliteit en de capaciteit van de bedoelde huurlijnen alsook de vergoedingen worden vastgesteld door de Koning.
Art. 29
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Volgens de Raad van State moet artikel 86, § 2, 3º, vervallen omdat deze bepaling niet alleen strijdig is met het beginsel van de wettigheid van de belasting, maar ook met artikel 5, § 1, van Europese richtlijn 97/33/EG.
Het lag in de bedoeling van de steller van het wetsontwerp in de wet nu reeds bepalingen op te nemen zodat Europese richtlijnen die zich thans nog in het ontwerp-stadium bevinden, bij hun inwerkingtreding onmiddellijk uitvoerbaar zijn.
Het staat aan de wetgever om de wet aan de ontwikkeling van het EG-recht aan te passen.
Talrijke bepalingen betreffende het Fonds voor de financiering van de universele dienstverlening zijn als bijlage bij de wet opgenomen.
Het dispositief en de bijlagen zijn evenwel op verscheidene punten met elkaar in tegenspraak. Om interpretatieproblemen te voorkomen stelt de Raad van State voor alle bepalingen op te nemen in de wettekst.
Art. 30
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Over artikel 86bis , § 1, a) , was de Raad van State van oordeel dat nader bepaald dient te worden wat wordt bedoeld met « huurlijnen van ONP-kwaliteit in de zin van de richtlijnen van de Europese Unie inzake « open network provision. »
Art. 31
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
In verband met artikel 86ter , § 1, derde lid, vindt de Raad van State het beter te bepalen dat voor de andere operatoren, de kwaliteit en de capaciteit van de bedoelde huurlijnen, alsook de vergoeding hiervoor worden vastgesteld door de Koning, veeleer dan in een beheerscontract.
Art. 33
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
De voorwaarde in artikel 87, § 2, staat niet vermeld in richtlijn 97/13/EG. Het gaat hier om een liberalisering, bijgevolg is er geen reden om dwingender voorwaarden op te leggen dan de richtlijn.
De Raad van State stelt voor het derde lid van dezelfde paragraaf te wijzigen opdat de in de memorie van toelichting aangehaalde bedoeling van de regering beter tot uiting kan komen.
Dezelfde opmerking geldt voor de artikelen 89, §§ 2 en 3, en 92bis , § 1.
Art. 35
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Het concessierecht waarop dit artikel doelt, valt niet onder de heffingen die richtlijn 97/13/EG vaststelt, onder meer inzake de semafoondienst.
Het derde lid van §§ 1 tot 3 doet twijfel rijzen omtrent de vraag of de ondernemingen voor mobiele telecommunicatiediensten ook een afzonderlijke vergunning moeten krijgen voor de aanleg en de exploitatie van hun netwerken en de bijbehorende rechten moeten betalen.
Indien dat niet zo is, moet dat worden vermeld en moeten de voorwaarden voor de aanleg van het netwerk in het bestek vermeld staan.
Art. 40
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Zie verantwoording bij amendement nr. 43.
Art. 65
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
De Raad van State merkt op dat de wetgever de samenstelling van de Ethische Commissie moet bepalen. Het wetsontwerp doet dit slechts gedeeltelijk : het bepaalt niet uit hoeveel leden de Ethische Commissie zal bestaan.
De Ethische Commissie bestaat onder meer uit één vertegenwoordiger van iedere gemeenschap. Luidens artikel 92ter van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen regelt de Koning bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, genomen na akkoord van de bevoegde regeringen, de vertegenwoordiging van de gemeenschappen en de gewesten, naargelang van het geval, in de beheers- of beslissingsorganen van de nationale instellingen en organismen, onder meer met een adviserende en controlerende taak. De in artikel 65 ontworpen regeling lijkt bijgevolg de wederzijdse autonomie van de federale overheid en de gemeenschapsoverheid te schenden. Uit de tekst blijkt immers dat de medewerking van de gemeenschappen niet als een loutere mogelijkheid wordt overgelaten aan het oordeel van elke gemeenschap, maar als een eenzijdig opgelegde verplichting, terwijl uit niets blijkt dat het akkoord van de betrokken regeringen werd verkregen.
Art. 66
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Luidens dit artikel kan de Koning de aansprakelijkheid van operatoren wijzigen. Uit het verslag van de Kamer blijkt dat de Koning de aansprakelijkheid kan beperken, vergroten of uitsluiten (Stuk Kamer, 1265/5 - 97/98).
De aansprakelijkheid is evenwel grotendeels wettelijk geregeld (Burgerlijk Wetboek, artt. 1383 e.v.). Is het werkelijk de bedoeling bijzondere machten aan de Koning toe te kennen ?
Art. 69
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Artikel 107, § 3, tweede lid, is onduidelijk. De bepaling is niet herschreven.
Niet de verplichtingen, maar wel het optreden van de organisaties met een sterke positie op de betrokken markt moeten voldoen aan 1º, 2º en 3º.
Art. 70
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Luidens het ontworpen artikel 108 publiceert het Instituut de verwijzingen naar de precieze technische kenmerken. Wat zijn « de verwijzingen » ? Luidens het huidige artikel 108 publiceert het Instituut de precieze technische kenmerken, niet de « verwijzingen » naar die kenmerken.
Art. 33
Paragraaf 2 van het voorgestelde artikel 87 doen vervallen.
Verantwoording
De voorgestelde bepaling staat niet in richtlijn 97/13/EEG. Aangezien het ontwerp het reglementaire kader wil aanpassen aan de verplichtingen die inzake vrije mededinging en harmonisatie op de markt voor telecommunicatie, voortvloeien uit de van kracht zijnde beslissingen van de Europese Unie, hoeft men niet strikter te zijn dan de richtlijn zelf.
Paul HATRY. |
(1) Jean-Victor Louis, L'ordre juridique communautaire, collection perspectives européennes.