1-236/21

1-236/21

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997

18 FEBRUARI 1997


Wetsvoorstel tot wijziging van de provinciewet


AMENDEMENTEN

ingediend na de goedkeuring van het verslag (Gedr. St. 1-236/16)


Nr. 153 VAN DE HEREN DARAS EN BOUTMANS

Art. 3

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 3. ­ In artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 3 april 1973, 6 juli 1987 en 28 december 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het eerste tot het derde lid worden vervangen als volgt :

« De gouverneur is de commissaris van de regering in de provincie.

De gouverneurs worden benoemd en afgezet door de Koning.

De griffier wordt benoemd, geschorst en afgezet door de provincieraad. Om tot provinciegriffier te kunnen worden benoemd, moet de kandidaat volle 25 jaar oud zijn. De Koning bepaalt de andere benoemingsvoorwaarden, alsmede de schorsings- en afzettingsvoorwaarden die gelden voor de griffiers.

De griffier legt de eed af in handen van de voorzitter van de provincieraad. »;

2º de laatste drie leden van dit aldus gewijzigde artikel worden verplaatst en vormen in titel VIII « De provinciegriffier » het artikel 118bis (nieuw) van dezelfde wet. »

Verantwoording

Om zuiver wetstechnische redenen beoogt dit amendement enerzijds de bepalingen betreffende de provinciegriffier in het enkelvoud te zetten en anderzijds deze bepalingen over te brengen naar titel VIII, die aan dit ambt gewijd is.

Er zij immers opgemerkt dat er slechts één griffier is in elke provincie en dat de regels betreffende het begin en het einde van het ambt van provinciegriffier niet meer thuishoren in de eerste titel van de wet, die over het provinciebestuur handelt, aangezien de griffier nooit in artikel 1 vermeld is als een van de organen van de provincie.

Nr. 154 VAN DE HEREN DARAS EN BOUTMANS

Art. 28bis (nieuw)

Een artikel 28bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 28bis. ­ In dezelfde wet wordt een artikel 100bis ingevoegd, luidende :

« Art. 100bis. ­ De bestendige deputatie is verantwoordelijk voor de raad.

Zij kan slechts worden afgezet indien de raad bij volstrekte meerderheid van zijn leden een motie van wantrouwen aanneemt waarin hij tegelijkertijd de zes leden van een nieuwe bestendige deputatie aanwijst.

Over deze motie kan eerst worden gestemd na verloop van een termijn van achtenveertig uur te rekenen van de indiening van de motie op de vergadering van de raad. Nadat de voorzitter van de raad de indiening van deze motie heeft vastgesteld, roept hij uitsluitend met dat doel de raad samen op de eerste werkdag volgend op het verstrijken van de termijn.

Aanneming van de motie leidt tot het ontslag van de omstreden bestendige deputatie, alsmede tot de installatie van de leden van de nieuwe bestendige deputatie. »

Verantwoording

Dit amendement heeft tot doel het principe van de verantwoordelijkheid van de leden van de bestendige deputatie voor de raad (opnieuw) in te voeren. Nu de ambtstermijn voor de provincieraad verlengd is van vier tot zes jaar, dient enige soepelheid aan de dag te worden gelegd in de verhouding tussen de deputatie en de raad, aangezien de meerderheid over een zo lange termijn heel wat ontwikkelingen kan doormaken. In het tegenovergestelde geval zou het gevaar groot zijn dat een bestendige deputatie verlamd wordt door een raad die haar vijandig gezind geworden is.

Maar deze soepelheid mag niet leiden tot instabiele provincieorganen. Het tweede lid heeft dan ook de bedoeling de mogelijkheden om dit systeem van verantwoordelijkheid in werking te stellen, te beperken door middel van de constructieve motie van wantrouwen. Dit soort motie heeft het voordeel dat de assemblee haar wantrouwen ten aanzien van het uitvoerend orgaan slechts kan laten gelden indien zij een alternatieve oplossing voorstelt. Zo wordt voorkomen dat er een politiek vacuüm ontstaat, maar het staat aan de oppositie te bewijzen dat ze een alternatieve meerderheid kan vormen.

Nr. 155 VAN DE HEREN DARAS EN BOUTMANS

Art. 30

Het voorgestelde eerste lid vervangen als volgt :

« Elke bestendige deputatie wijst in haar midden een voorzitter aan. Zo er geen overeenstemming is, wordt de voorzitter verkozen bij geheime stemming en bij volstrekte meerderheid van de leden van de bestendige deputatie.

De gouverneur is lid van de bestendige deputatie zonder stemrecht, behalve voor de toepassing van het vorige lid en wanneer de bestendige deputatie een rechtsprekende taak uitoefent. »

Verantwoording

Dit amendement moet het mogelijk maken dat de gouverneur niet noodzakelijk de bestendige deputatie voorzit. Het voorzitterschap van de gouverneur kan immers aanleiding geven tot moeilijkheden wanneer hij niet dezelfde politieke kleur heeft als de bestendige deputatie. De verkozen leden van de deputatie moeten de mogelijkheid hebben een andere voorzitter te kiezen dan de gouverneur.

Ons amendement sluit nochtans de keuze van de gouverneur als voorzitter niet uit, aangezien hij lid blijft. De provinciale uitvoerende macht is daarin vrij. Bovendien behoudt de gouverneur stemrecht bij de verkiezing van de voorzitter wanneer daaromtrent geen consensus bestaat.

José DARAS.
Eddy BOUTMANS.

Nr. 156 VAN DE HEER DARAS

Art. 67

In het voorgestelde artikel 140-1, tweede lid, de woorden « 10 % » vervangen door de woorden « 5 % » en de woorden « van elk administratief arrondissement » doen vervallen.

Verantwoording

Dit amendement wil de drempel van het aantal provincieraadskiezers dat het initiatief van de bevolking moet halen voor een raadpleging over een aangelegenheid van provinciaal belang, verlagen van 10 tot 5 %.

Een drempel van 10 % op gemeentelijk vlak is aanvaardbaar, maar voor grotere kiesgebieden zoals de provincie er een is, wordt die onbereikbaar, temeer omdat dat opkomstpercentage in elk van de administratieve arrondissementen gehaald moet worden. Dat heeft des te minder zin, omdat de provinciale overheid niet verplicht is aan dat initiatief gevolg te geven en als ze het al doet, is ze niet verplicht met het resultaat van de raadpleging rekening te houden.

Als men de zaak niet anders aanpakt, zal men de burgers alleen maar ontmoedigen om initiatieven te nemen tot deelneming aan het politieke leven van de provincie.

Nr. 157 VAN DE HEER DARAS

Art. 71

Het laatste lid van het voorgestelde artikel 140-5 doen vervallen.

Verantwoording

Dit amendement strekt ertoe het opnemen van de stemmen van een volksraadpleging mogelijk te maken, zelfs indien minder dan 40 % van de provincieraadskiezers eraan hebben deelgenomen.

Dit minimale opkomstpercentage zou, naar analogie van het aanwezigheidsquorum in de vertegenwoordigende assemblees, nog te rechtvaardigen zijn in geval van een beslissende volksraadpleging, maar is onaanvaardbaar wanneer aan de burgers slechts een raadgevende stem wordt toegekend. Naast de niet-beslissende aard van de volksraadpleging, de eis 10 % van de handtekeningen ten gunste van dit volksinitiatief te verzamelen, en het veto dat de provinciale overheid kan uitspreken tegen het verzoek om een volksraadpleging, zou het opleggen van een opkomstpercentage de kiezers verder ontmoedigen om hun handtekening te plaatsen.

José DARAS.