1-236/11

1-236/11

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997

3 DECEMBER 1996


Wetsvoorstel tot wijziging van de provinciewet


SUBAMENDEMENTEN op amendement nr. 83 (Gedr. St. 1-236/9)


Nr. 101 VAN MEVROUW CORNET d'ELZIUS EN DE HEER FORET

Art. 24bis (nieuw)

Een artikel 24bis (nieuw) invoegen, luidende :

« In dezelfde wet wordt een artikel 96bis ingevoegd, luidende :

« Art. 96bis. ­ De voorzitter, de ondervoorzitter(s) en de leden van het bureau van de provincieraad kunnen geen lid zijn van de bestendige deputatie. »

Verantwoording

Dit amendement dient gezien te worden in samenhang met het amendement nr. 88 op artikel 27, dat ingediend werd door verschillende commissieleden. Dat amendement op artikel 27 heeft immers tot doel artikel 101bis te schrappen, dat in eerste lezing door de commissie was aangenomen en dat een onverenigbaarheid invoerde tussen het ambt van lid van de bestendige deputatie en dat van provincieraadslid. In de verantwoording bij dat amendement staat evenwel te lezen : « In dit verband lijkt de onverenigbaarheid van het ambt van lid van het bureau van de provincieraad met dat van lid van de bestendige deputatie voldoende om ervoor te zorgen dat de provincie als instelling goed werkt. Die onverenigbaarheid is dan ook terecht. » Wij gaan akkoord met die verantwoording maar wij willen opmerken dat door het chaotische verloop van onze wetgevende werkzaamheden het beginsel van de onverenigbaarheid tussen een ambt van voorzitter, ondervoorzitter of lid van het bureau van de provincieraad weggezuiverd is uit de laatste versie van de tekst, waarover wij ons thans uitspreken. Artikel 6 (dat artikel 49 van de provinciewet wijzigt) heeft dit beginsel niet overgenomen dat in de door de commissie in eerste lezing aangenomen tekst voorkwam maar volgens de opmerkingen van de Raad van State overbodig was aangezien artikel 101bis integraal deel uitmaakte van de tekst.

Het is thans niet meer mogelijk ons amendement opnieuw in artikel 49 van de provinciewet op te nemen. Wij stellen dus voor het om te vormen tot een nieuw artikel 96bis en het op te nemen in hoofdstuk I van titel VII van de provinciewet, dat het opschrift « Aantal leden, onverenigbaarheden en ambtsduur » heeft. Dit amendement hangt natuurlijk samen met het bovengenoemde amendement nr. 88.


Nr. 102 VAN MEVROUW CORNET d'ELZIUS EN DE HEER FORET

Art. 64bis (nieuw)

Een artikel 64bis (nieuw) invoegen, luidende :

« In artikel 140 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 mei 1975, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º In § 1, 4º, worden tussen de woorden « de Staat » en de woorden « de provincie » ingevoegd de woorden « de Gemeenschappen »;

2º In § 1, 5º, worden de woorden « de commissies van openbare onderstand » vervangen door de woorden « de openbare centra voor maatschappelijk welzijn ».

Verantwoording

Het gaat hier om zuiver terminologische aanpassingen van de provinciewet ten gevolge van recente wijzigingen in wetten en in de Grondwet.


Nr. 103 VAN MEVROUW CORNET d'ELZIUS EN DE HEER FORET

Art. 70

Het laatste lid van het voorgestelde artikel 140-5 doen vervallen.

Verantwoording

Wij volgen hiermee het advies van de Raad van State die trouwens verwijst naar zijn vroeger advies nr. L.24156/2 over de nieuwe gemeentewet. Bij gemeentelijke volksraadplegingen is al gebleken dat het niet zo gemakkelijk is een dergelijk opkomstpercentage te bereiken. Wij verkiezen dus de oorspronkelijke tekst te amenderen en in een ander artikel te bepalen dat het bekendmaken van de uitslag van de volksraadpleging of een verwijzing naar die uitslag alleen is toegestaan indien het opkomstpercentage er uitdrukkelijk bij wordt vermeld.

Wij menen immers dat de uitslag van de volksraadpleging in alle gevallen interessant is en de provinciale instanties in staat zal stellen op zijn minst de mening te kennen van de inwoners die het nuttig hebben geacht aan de raadpleging deel te nemen.

Op die manier voorkomt men immers het averechtse effect waarop de Raad van State heeft gewezen. Zo kan worden voorkomen dat niet wordt overgegaan tot het opnemen van de stemmen en bijgevolg tot het bekendmaken van de uitslag, alleen omdat veel mensen die principieel tegen de volksraadpleging gekant zijn, niet aan de stemming hebben deelgenomen.

Dit amendement moet dus samen gelezen worden met ons amendement nr. 105 op artikel 77.


Nr. 104 VAN MEVROUW CORNET d'ELZIUS EN DE HEER FORET

Art. 71

In het eerste lid van het voorgestelde artikel 140-6 tussen de cijfers « 72 » en « 75 » invoegen het cijfer « 73 ».

Verantwoording

Wij willen opnieuw de verwijzing naar artikel 73 invoegen die in de laatste versie van de tekst niet meer voorkomt, hoewel het ons belangrijk lijkt dat de volksraadpleging ook betrekking kan hebben op het verkrijgen, vervreemden en ruilen van goederen van de provincie en het treffen van dadingen aangaande die goederen.


Nr. 105 VAN MEVROUW CORNET d'ELZIUS EN DE HEER FORET

Art. 77

De tekst van het voorgestelde artikel 140-12 laten voorafgaan door een nieuw eerste lid, luidende :

« Het bekendmaken van of het verwijzen naar de uitslag van een volksraadpleging is alleen dan toegestaan wanneer het opkomstpercentage uitdrukkelijk wordt vermeld. »

Verantwoording

Deze oplossing is minder radicaal en dus te verkiezen boven het niet-opnemen van de stemmen wanneer de opkomstdrempel niet wordt gehaald. Wij verwijzen ook naar de verantwoording bij ons amendement op artikel 70.

Christine CORNET d'ELZIUS.
Michel FORET.