1-230/1

1-230/1

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996

17 JANUARI 1996


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 104 van de provinciewet teneinde de voorzitter van de bestendige deputatie zijn stemrecht te ontnemen

(Ingediend door de heer Foret en mevr. Cornet d'Elzius)


TOELICHTING


In de bestendige deputatie treedt de provinciegouverneur op als regeringscommissaris.

Als regeringscommissaris oefent hij bij de bestendige deputatie een toezichthoudende bevoegdheid uit om beslissingen te schorsen die naar zijn mening indruisen tegen de wet of tegen het algemeen belang.

Hij geeft kennis van zijn beslissing tot schorsing aan de toezichthoudende overheid en het is uiteindelijk de minister die bevoegd is voor de plaatselijke overheden die de knoop doorhakt door de aldus geschorste beslissing van de bestendige deputatie al dan niet te vernietigen.

Om de gouverneur in staat te stellen zijn toezichthoudende bevoegdheid concreet en doeltreffend uit te oefenen, bepaalt de provinciewet dat de gouverneur lid is van de bestendige deputatie.

Die hoedanigheid blijkt logischerwijze te passen in het raam van de uitoefening van de toezichthoudende bevoegdheid over de provinciale overheden. Zo neemt de gouverneur ook deel aan de zittingen van de provincieraad.

De provinciewet is nochtans verder- of misschien te ver gegaan waar het de rol van de gouverneur binnen de bestendige deputatie betreft. Die wet bepaalt namelijk dat de gouverneur niet alleen van rechtswege lid is van de bestendige deputatie, maar ook dat hij de bestendige deputatie voorzit en stemgerechtigd is. Zijn stem is soms zelfs doorslaggevend wanneer de bestendige deputatie een rechtsprekende taak uitoefent (art. 104 van de provinciewet).

Het mag dan verantwoord zijn dat de gouverneur de bestendige deputatie voorzit ­ hierdoor kan hij een « preventieve invloed » uitoefenen en zo voorkomen dat hij achteraf krachtens zijn toezichthoudende bevoegdheid beroep moet instellen tegen bepaalde beslissingen ­, toch lijkt het op meer dan een punt overdreven dat hij stemgerechtigd is.

De provinciewet plaatst de gouverneur in een hoogst oncomfortabele positie. Zijn hoedanigheid van toezichthoudende overheid inzake de beslissingen van de bestendige deputatie en zijn deelname aan de stemming waardoor die beslissingen konden worden goedgekeurd, zijn duidelijk onverenigbaar. In dat geval wordt de gouverneur verondersteld over zichzelf te oordelen.

Voorts lijkt het erg weinig democratisch dat een « ambtenaar » ­ iemand die door de Koning in een door Hem bepaald statuut benoemd wordt ­ deelneemt aan de provinciale macht door, net als de andere leden van de bestendige deputatie die wel door de bevolking van de provincie zijn verkozen, zijn stemrecht te gebruiken.

Dit voorstel strekt er dan ook toe de gouverneur in zijn hoedanigheid van voorzitter van de bestendige deputatie zijn stemrecht in dat college te ontnemen.

Michel FORET.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 104 van de provinciewet van 30 april 1836, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1987, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in het eerste lid wordt de laatste zin vervangen als volgt :

« De voorzitter is niet stemgerechtigd. »;

2º in het vijfde lid wordt de tweede zin vervangen als volgt :

« Bij staking van stemmen wordt het voorstel verworpen. »

Michel FORET.
Christine CORNET D'ELZIUS.