1-10 | 1-10 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCES DU JEUDI 23 NOVEMBRE 1995 |
VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 23 NOVEMBER 1995 |
De Voorzitter. Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Anciaux aan de Vice-Eerste minister en minister van Economie en Telecommunicatie over « de wetenschappelijke studie `Een toekomst zonder atoomenergie in België : opties en gevolgen' gemaakt door het Studiecentrum Technologie, Energie en Milieu (Stem) van de Universiteit Antwerpen ».
Het woord is aan de heer Anciaux.
De heer Anciaux (VU). Mijnheer de Voorzitter, dit is een schamelijke poging om het reeds lang aangekondigde energiedebat op te starten, maar ik vrees dat ik geen gehoor zal vinden aangezien de minister van Economische Zaken niet aanwezig is.
Dinsdag jongstleden werd door de elektriciteitsmaatschappijen Electrabel en SPE het uitrustingsplan 1995-2005 aan het Nationaal Comité voor de energie overhandigd. Door het Studiecentrum Technologie, Energie en Milieu een onderdeel van de Antwerpse Universiteit werd in opdracht van Greenpeace een alternatief uitrustingsplan opgemaakt en eveneens overhandigd aan het Nationaal Comité voor de energie. Het uitrustingsplan van Electrabel en SPE blijft kernenergie als hoeksteen voor de elektriciteitsvoorziening hanteren. Men voorziet dat het aandeel van kernenergie dat nu 59 pct. bedraagt in 2005 slechts zal dalen tot 51 pct. In dit plan blijft men miljarden pompen in investeringen, in het opknappen van huidige bestaande kerncentrales en in het onderzoek naar de ontwikkeling van kernenergie.
Men spreekt niet over de kost van de afbraak van de centrales Tihange 1 en 2 en van Doel 3, die op korte termijn zullen moeten sluiten. Ook wordt niet duidelijk gemaakt hoe men de CO2 -uitstoot wil verminderen en hoe ernstige energiebesparingen zullen worden gerealiseerd.
In de Stem-studie wordt wetenschappelijk uitgewerkt hoe men zonder inlevering van comfort en zonder rampzalige economische gevolgen, in België het aandeel van de atoomenergie kan laten dalen tot 12 pct. in 2005 en zelfs tot 0 pct. in 2010. Bijzonder veel aandacht gaat naar de haalbaarheid van het besparingspotentieel in de industriële, de huishoudelijke en de tertiaire sector.
Kan de minister meedelen of dit alternatief uitrustingsplan het voorwerp zal uitmaken van een grondige studie door het Nationaal Comité voor de energie ?
Kan hij mij ook meedelen wie deel uitmaakt van dat Nationaal Comité voor de energie ?
Hoe kan de minister verantwoorden dat de producenten van elektriciteit zelf betrokken worden bij het opstellen van het uitrustingsplan, zodat degenen die leveren ook zullen kunnen zeggen wat ze mogen leveren ?
Hoe kan de minister verantwoorden dat de elektriciteitsmaatschappijen in hun plan geen rekening houden met het federaal regeerakkoord dat juist scenario's zonder nieuwe kerncentrales vroeg ? Zal de minister het regeerakkoord trouw blijven ? Wanneer komt er een grondig parlementair energiedebat over onder meer het uitrustingsplan 1995-2005 ?
De Voorzitter. Het woord is aan minister Flahaux, die zal antwoorden namens de minister van Economische Zaken.
De heer Flahaut, minister van Ambtenarenzaken. Mijnheer de Voorzitter, namens de Vice-Eerste minister en minister van Economie en Telecommunicatie, antwoord ik het volgende : « Conform de wettelijke bepalingen van de wet van 8 augustus 1980 heeft het Beheerscomité van de Elektriciteitsmaatschappijen mij een uitrustingsplan 1995-2005 overhandigd. Officieel heb ik het ontwerp van het uitrustingsplan ontvangen op 17 november. Het Nationaal Comité voor de energie is zijn werkzaamheden begonnen op 21 november en zal mij een advies overmaken tegen 20 december. Dit geldt eveneens voor het controlecomité en de regio's. Ik zelf zal me eind januari uitspreken, zonder de prerogatieven van het Parlement te negeren.
In het kader van de adviesprocedure die momenteel lopende is bij het Nationaal Comité voor de energie en waarbij onafhankelijke experts zich kunnen uitspreken over het door het beheerscomité ingediende plan, heb ik onder andere het Studiecentrum voor technologie en milieu gevraagd te antwoorden op eventuele vragen dienaangaande.
Ter gelegenheid van de openingszitting op 21 november heb ik de nadruk gelegd op bepaalde vragen zoals de veronderstellingen geuit in het overgemaakte uitrustingsplan en de verantwoording van de verhoudingen tussen de verschillende primaire energievormen met het oog op de energievoorziening in het jaar 2005.
Ik heb het Beheerscomité van de Elektriciteitsmaatschappijen eveneens gevraagd naar de manier die zij zullen gebruiken om de bevolking te overtuigen energie op een meer rationele wijze te gebruiken. Het uitrustingsplan moet voldoen aan een eerste doelstelling waarvoor ik garant sta als voogdijminister : het waarborgen van de energiebevoorrading van het land.
Ik verlies overigens een andere doelstelling, het verminderen van de uitstoot van CO2 , niet uit het oog. In dat opzicht heb ik de elektriciens formeel gevraagd mij de milieugegevens aangehaald in het plan mee te delen en ik heb er erg op aangedrongen dat het Nationaal Comité voor de energie zich ten gronde zou buigen over de invloed van dat plan op het leefmilieu.
Ik kan het geachte lid geruststellen wat betreft zijn vraag dat er in België tijdens de uitvoering van dit plan geen nieuwe kerncentrales zullen worden gebouwd. De bijkomende benodigde capaciteit en een belangrijk deel van de vervangingscapaciteit zullen uitsluitend door gedecentraliseerde en gecentraliseerde produktie-eenheden op basis van gas en steenkool worden geleverd.
Wat betreft de verplichtingen van elektriciens in het kader van het uitrustingsplan, heb ik op dinsdag 21 november op het Nationaal Comité voor de energie benadrukt dat ik een wijziging zal voorstellen van de wet van 8 augustus 1980 ten einde de verwezenlijking van de verplichtingen opgelegd door het plan beter te waarborgen. »
De Voorzitter. Het woord is aan de heer Anciaux voor een repliek.
De heer Anciaux (VU). Mijnheer de Voorzitter, de uitleg van de minister van Economische Zaken voldoet mij slechts gedeeltelijk.
Terwijl de prioriteiten van de bevoegde minister liggen in het produceren en aanbieden van voldoende energie gedurende de komende jaren, moet er een bijkomende en belangrijke doelstelling komen, namelijk het opteren voor andere manieren dan kernenergie voor stroomproduktie. Er blijven immers tal van onduidelijkheden bestaan met betrekking tot het opslaan van nucleair afval. Dit is de kern van de discussie daarover die op het ogenblik in de publieke opinie wordt gevoerd.
Minister Di Rupo laat weten dat hij binnen die termijn geen nieuwe kerncentrales zal laten bouwen. Het zou er nog moeten bijkomen dat men daarmee nu al zou beginnen. Volgens het plan van Electrabel echter spreekt het wel vanzelf dat na 2005 zal worden geïnvesteerd in nieuwe kerncentrales en dat er nu reeds vele miljarden gaan naar onderzoek inzake het gebruik van atoomenergie.
Het onderzoek van de Universiteit van Antwerpen geeft echter andere mogelijkheden om vanaf 2010 zonder atoomenergie voldoende stroom te hebben. Dit is dan ook een revolutionaire studie die absoluut de aandacht van het Parlement en van de uitvoerende macht verdient, omdat zij een heel andere kijk biedt op het energiebeleid in de toekomst. Ik hoop dan ook dat het Parlement deze studie ten gronde en diepgaand zal kunnen bestuderen.
De Voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.