1-8 | 1-8 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCE DU JEUDI 9 NOVEMBRE 1995 |
VERGADERING VAN DONDERDAG 9 NOVEMBER 1995 |
De Voorzitter. Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Hostekint aan de minister van Landsverdediging over « de rapporten van de Belgische inlichtingenofficier in Ruanda ».
Het woord is aan de heer Hostekint.
De heer Hostekint (SP). Mijnheer de Voorzitter, in de krant De Morgen kunnen we sedert enkele dagen het dramatische vervolgverhaal lezen van de omstandigheden die geleid hebben tot de dood van de tien Belgische paracommandos die deel uitmaakten van de VN-vredesmacht UNAMIR in Ruanda en tot de dood van vele tienduizenden Ruandese burgers.
Een hooggeplaatste informant bracht de VN-Vredesmacht op de hoogte van de minutieuze plannen van de Hutu-extremisten om tot een grootschalige genocide over te gaan. Bovendien bracht deze informant de VN-legerleiding op de hoogte van de locatie van diverse verborgen wapendepots.
Deze inlichtingen werden door de Belgische inlichtingenofficier ter plaatse overgeseind naar de Belgische militaire inlichtingendienst. Ook het hoofdkwartier van de VN werd door de Canadese generaal Dallaire op de hoogte gebracht.
Noch de Verenigde Naties, noch de Belgische legerleiding en uiteraard ook niet de Belgische Regering hebben maatregelen genomen om de dramatische gebeurtenissen te voorkomen.
Graag vernam ik van de minister het volgende.
Ten eerste, was de Belgische legerleiding op de hoogte van de rapporten van de Belgische inlichtingenofficier in Ruanda ? Zo ja, waarom werden er geen maatregelen genomen om de gebeurtenissen te verhinderen ? Zo nee, waarom werden deze inlichtingen niet overgemaakt door de SGR ?
Ten tweede, was toenmalig minister van Landsverdediging, de heer Delcroix, op de hoogte van deze belangrijke inlichtingen ?
Ten derde, welke lessen trekt de minister uit deze feiten voor een toekomstige inzet van Belgische troepen in VN-operaties, en meer bepaald wat betreft de « rules of engagement » ?
De Voorzitter. Het woord is aan minister Poncelet.
De heer Poncelet, minister van Landsverdediging. Mijnheer de Voorzitter, vooreerst wil ik het geachte lid doen opmerken dat de aangehaalde feiten vóór het begin van mijn mandaat zijn voorgevallen. Ik heb zo snel mogelijk de nodige inlichtingen verzameld om toch te kunnen antwoorden op de vragen van de heer Hostekint. Ik meen dat de gegevens in mijn bezit voldoende inzicht geven, en voor zover ik het kan beoordelen, correct zijn.
Mijnheer Hostekint, wat uw eerste vraag betreft, kan ik u meedelen dat de Belgische legerleiding op de hoogte was van de rapporten van de Belgische inlichtingenofficier in Ruanda. Alle ontvangen inlichtingen worden geanalyseerd en samengevat alvorens ze naar de hogere autoriteiten worden verzonden.
Ten tweede, de Belgische troepen, aanwezig in Ruanda, waren in het kader van de operatie UNAMIR ter beschikking van de UNO gesteld. België kon aldus niet rechtstreeks bemiddelen in de beslissingen, tenzij via de verantwoordelijken van de UNO. De toenmalige minister van Buitenlandse Zaken heeft de bezorgdheid van België kenbaar gemaakt aan de UNO.
Op de vierde vraag is het antwoord dat de analyses en samenvattingen die door de inlichtingendienst worden opgesteld en waarop ik zoëven alludeerde, ook worden verstuurd naar het kabinet van Landsverdediging.
Wat de vijfde vraag betreft kan ik zeggen dat door de generale staf lessen werden getrokken in verband met de operationele voorwaarden die vervuld moeten zijn vooraleer Belgische troepen ter beschikking kunnen worden gesteld van de UNO. Ik wil bovendien wijzen op de verklaring van onze toenmalige minister van Buitenlandse Zaken op de algemene vergadering van de UNO in de herfst 1994. De heer Claes benadrukte toen onder andere de noodzaak van een soepeler mandaat zodat een snelle aanpassing aan de evolutie van de toestand op het terrein mogelijk is. Hij legde ook de nadruk op de noodzaak van een voldoende bescherming en bewapening voor de militairen.
De Voorzitter. Het woord is aan de heer Hostekint voor een repliek.
De heer Hostekint (SP). Mijnheer de Voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord. Natuurlijk droeg hij geen regeringsverantwoordelijkheid op het ogenblik van de feiten.
Uit zijn antwoord blijkt duidelijk dat de legerleiding op de hoogte was van de inlichtingen die door een inlichtingenofficier vanuit Ruanda waren verstrekt en dat ook dit kabinet van het ministerie van Landsverdediging was geïnformeerd over de plannen van de Ruandese regering. Ik begrijp dan ook niet dat de toenmalige minister van Landsverdediging niet de reflex heeft gehad om maatregelen te nemen. Door zijn optreden is hij mede verantwoordelijk voor de dood van tien Belgische paracommando's en voor de genocide van vele Ruandezen. Hij is echter niet de enige schuldige, want ook de Verenigde Naties dragen een zware verantwoordelijkheid.
De Voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.