Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-720

van Bert Anciaux (sp.a) d.d. 9 november 2020

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

De opmars van superbacteriën door overconsumptie van antibiotica

antibioticum
farmaceutische industrie
gezondheidsbeleid
biologie

Chronologie

9/11/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 10/12/2020)
21/12/2020Antwoord
22/12/2020Aanvullend antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 7-13

Vraag nr. 7-720 d.d. 9 november 2020 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Een hoge ambtenaar en gespecialiseerd arts van het Britse ministerie van Volksgezondheid verklaarde dat er onrustbarend meer bacteriën opduiken – ook wel super bacteriën genoemd – waartegen geen antibiotica meer werkzaam zijn. Hij voorspelt dat eenvoudige chirurgische ingrepen binnen enkele jaren niet meer mogelijk zullen zijn wegens het gevaar op besmetting met deze bacteriën. Er zijn schattingen dat in de Europese Unie (EU) nu reeds jaarlijks 25 000 mensen sterven aan deze bacteriële infecties. Een Vlaamse professor infectiologie, mevrouw Gyssens, bevestigt die alarmerende prognose en waarschuwde al eerder dat het ondertussen «vijf voor twaalf» werd.

Ondanks campagnes ter zake blijft het gebruik en het verbruik van antibiotica alsmaar toenemen. In de periode 2004 -2010 klom het aantal verkochte verpakkingen van 5,1 naar 5,6 miljoen. Professor Gyssens wijst beschuldigend naar de farmaceutische industrie. Die investeert erg beperkt in de ontwikkeling van nieuwe antibiotica omdat de winstmarges er te beperkt zijn.

1) Hoe evalueert de geachte minister de herhaaldelijke en alsmaar harder en dringender klinkende waarschuwingen van de wetenschap dat de opmars van de zogenaamde superbacteriën een dramatische omvang aanneemt en dat daardoor straks, binnen enkele jaren, de meest routinematige heelkundige ingrepen onmogelijk zullen worden door een acuut en dodelijk infectiegevaar? Deelt ze deze analyse van een snel oprukkend gevaar?

2) In welke mate en binnen welke termijn zal de ontwikkeling van deze superbacteriën de slagkracht van onze gezondheidszorg ingrijpend negatief beïnvloeden?

3) Hoe reageert ze op de vaststelling dat het gebruik en het verbruik van antibiotica nog steeds toenemen? Bestaat er, in samenwerking met de Gemeenschappen, een adequate strategie om dit verbruik terug te dringen? Hoe komt het dat hier te weinig positieve resultaten worden geboekt? Wie draagt hier welke verantwoordelijkheden?

4) Vindt ze dat deze bedreiging voldoende beleidsaandacht krijgt en kan zij momenteel aantonen dat ons gezondheidsbeleid met succes deze ongewenste ontwikkelingen kan counteren?

5) Bevestigt ze de stelling dat de farmaceutische industrie te weinig investeert in de ontwikkeling van nieuwe en werkzame antibiotica? Kan ze hieromtrent geen stimulerend beleid voeren? Welke inspanningen worden hiervoor nu al geleverd en staan gepland?

6) Ten slotte, deelt ze de ruim verspreide analyse dat het fenomeen van de superbacteriën een van de belangrijkste uitdagingen voor onze gezondheid en gezondheidszorg vormt? Kan zij in alle openheid en eerlijkheid bevestigen dat deze uitdaging voldoende prioritair wordt aangepakt?

Antwoord ontvangen op 21 december 2020 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

1) Antimicrobiële resistentie is een wereldprobleem dat zowel de ontwikkelingslanden als de ontwikkelde landen treft. Het vormt dus ook een grote uitdaging voor ons land. Geraamd wordt dat jaarlijks ter wereld ongeveer 700 000 mensen sterven als gevolg van geneesmiddelenresistente infecties. Een Engels rapport meent dat, indien er geen actie ondernomen wordt, er tegen 2050 jaarlijks tien miljoen mensen om die reden zullen sterven, wat meer is dan door kanker (O’ Neill, 2014). Heel wat internationale instanties zoals de Verenigde Naties en de Wereldgezondheidsorganisatie brengen dat overigens regelmatig in herinnering. Daarom heb ik van de bestrijding van de resistentie tegen antimicrobiële middelen een van mijn prioriteiten gemaakt tijdens de voorgaande legislatuur. Teneinde de doeltreffendheid van onze initiatieven ter zake nog meer te versterken, heb ik meer bepaald binnen de Interministeriële Conferentie Gezondheid, waarin de federale, gewestelijke en communautaire ministers zitten die bevoegd zijn voor volksgezondheid, een ontwerp gelanceerd voor de ontwikkeling van een nationaal actieplan One Health voor de bestrijding van antimicrobiële resistentie en de zorggerelateerde infecties, waarbij ook de ministers die bevoegd zijn voor dierengezondheid en leefmilieu betrokken zijn. Het is immers noodzakelijk om nog meer inspanningen te doen en op dat vlak de aanpak «One World One Health» toe te passen, door uit te wisselen en op een multidisciplinaire en intersectorale manier samen te werken. Er zullen nieuwe acties moeten komen boven op de talrijke maatregelen die reeds ingesteld zijn, meer bepaald binnen de ziekenhuizen en in de veterinaire sector, en er zullen voldoende middelen vrijgemaakt moeten worden.

2) Het klopt dat de druk groot is, zowel voor ons land als voor de rest van de Europese Unie en de wereld, en het probleem blijft maar groter worden. In 2011-2012 doken de eerste bacteriën op die resistent waren tegen carbapenems, een antibioticaklasse die gebruikt wordt in geval van resistentie tegen gewone antibiotica, bij patiënten die in ons land gehospitaliseerd zijn. In overleg met de Hoge Gezondheidsraad, Sciensano, het nationale referentielaboratorium en de experts uit de ziekenhuiswereld werd een doeltreffende samenwerking ingesteld om die situatie onder controle te krijgen. Ook de verschillende bestuursniveaus hebben samengewerkt en in 2013 hun goedkeuring gehecht aan een «Nationaal strategisch plan voor de bestrijding van MDRO’s, Multi Drugs Resistant Organisms», binnen de Interministeriële Conferentie Gezondheid teneinde de ontwikkeling van die multiresistente bacteriën in te dijken, te zorgen voor bewaking en hulpstructuren ter beschikking te stellen voor de instellingen die te maken krijgen met epidemieën. Zowel het gezondheidssysteem als de ziekenhuizen hebben zich dus aangepast om dat risico het hoofd te bieden. Wij moeten dus vandaag nog meer doen, want de resistenties blijven zich maar uitbreiden. Volgens een recente simulatie van de OESO, de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling, zouden jaarlijks 533 sterfgevallen in België toe te schrijven zijn aan die problematiek, met een jaarlijkse kostprijs die geraamd wordt op 24 miljoen euro aan gezondheidszorgkosten (OECD, 2018, Stemming the Superbug Tide: Just A Few Dollars More).

3) Het gebruik van antibiotica daalt in België, zowel in de ziekenhuissector als in de ambulante sector, ook al is die daling zeker te traag. Ongeveer 90 % van het verbruik van antibiotica in de menselijke geneeskunde hangt samen met de ambulante praktijk. In 1999-2000 bedroeg het consumptieniveau 3,6 packs per duizend inwoners per dag en in 2017-2018 2,1 packs per duizend inwoners per dag. Dat komt neer op een daling met bijna 40 %. Het verbruik daalt ook in de diergeneeskunde: de daling bedraagt momenteel 35 % over zes jaar (2012-2018). Maar België blijft een land dat significant meer antibiotica gebruikt dan de best geklasseerde landen zoals Nederland en de Scandinavische landen. Dat wil zeggen dat wij ons verbruik nog meer moeten terugschroeven. En die inspanningen moeten daadwerkelijk uitgevoerd worden door de verschillende bestuursniveaus, gelet op de verdeling van bevoegheden. Zo denken we bijvoorbeeld aan de interactie tussen de verschillende zorginstellingen die afhangen van verschillende bevoegdheidsniveaus: de overdrachten van patiënten tussen rust- en verzorgingstehuizen en de ziekenhuizen worden geïdentificeerd als een van de risicofactoren voor het overbrengen en verspreiden van multiresistente kiemen.

4) Ik verwijs het geachte lid naar mijn antwoord op de eerste vraag. Ik denk dat we nog meer inspanningen op dat vlak moeten leveren, en daarom wordt er momenteel gewerkt aan een nationaal actieplan, onder de coördinatie van mijn administratie – de federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu, in samenwerking met de betrokken federale instellingen (Federaal Agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten – FAGG, Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen – FAVV, Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering – RIZIV, Sciensano) en de deelstaten. Dit ontwerp zal meer bepaald gebaseerd zijn op het rapport dat mijn administratie besteld heeft bij het KCE (ons Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg) over dat onderwerp, dat begin april gepubliceerd is en waarin de Belgische situatie gedetailleerd geanalyseerd wordt en aanbevelingen geformuleerd worden voor een doeltreffender beleid in België. Het ontwerp van nationaal actieplan word tegen eind 2019 verwacht, met de bedoeling aangenomen te worden door de nieuwe zowel federale als gewestelijke en communautaire regeringen.

5) Het huidige economische model lijkt het onderzoek naar en de ontwikkeling van nieuwe antibiotische producten niet te bevorderen. De farmaceutische industrie moet evenwel een rol spelen in de bestrijding van resistentie tegen antibiotica en antimicrobiële middelen in het algemeen. Het actieplan zal dus ook acties bevatten in verband met de verbetering van de beschikbaarheid van antibiotica die momenteel op de markt zijn, en de ontwikkeling van nieuwe antibiotica.

6) Het ontwerp voor de ontwikkeling van een nationaal actieplan One Health voor de bestrijding van antimicrobiële resistentie en de zorggerelateerde infecties, dat ik lanceerde binnen de Interministeriële Conferentie Gezondheid en dat ontwikkeld is in samenwerking met de ministers die bevoegd zijn voor dierengezondheid en leefmilieu, getuigt van mijn wil om die problematiek onder de aandacht te brengen en alle hefbomen voor acties in werking te stellen teneinde de bestrijding doeltreffender te maken. Ik zal blijven mijn steun verlenen aan de ontwikkeling ervan en aan het werk van de federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu, die dit ontwerp coördineert. Maar ik hoop dat iedereen zich betrokken voelt en inspanningen levert, door de nodige financiële en menselijke middelen te investeren.

Aanvullend antwoord ontvangen op 22 december 2020 :

Sta me toe daar nog twee bijkomende elementen aan het vroeger meegedeelde antwoord toe te voegen.

Het eerste element om de aangeleverde gegevens te actualiseren. Het ontwerp van nationaal actieplan (NAP) One Health voor de bestrijding van antimicrobiële resistentie (AMR) en zorggerelateerde infecties werd op 22 november 2019 voorgesteld aan alle betrokken private en openbare actoren, dit wil zeggen de actoren op het vlak van de gezondheid van mens, dier en leefmilieu, met het oog op een fase voor overleg en afstemming van dit plan. Een geconsolideerde versie van het NAP-AMR werd op 6 maart 2020 voorgelegd aan de federale ministers die belast zijn met volksgezondheid, landbouw en leefmilieu. De federale overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid is bovendien gesprekken gestart met de verschillende administraties van de deelstaten teneinde te komen tot een technische en politieke goedkeuring van de beschreven maatregelen en dit plan op die manier zijn echte nationale dimensie te geven. Tot slot zal een publieksraadpleging georganiseerd worden in het kader van die maatregelen. De meeste federale medewerkers, ambtenaren en externe actoren die betrokken zijn bij de strijd tegen AMR, zijn momenteel echter bezig met de gezondheidscrisis waaraan wij nu het hoofd moeten bieden. De acties en de budgetten die voorzien zijn in het NAP-AMR zijn dus op heden nog niet goedgekeurd. De afwerking van het plan is dus uitgesteld naar het einde van de gezondheidscrisis en naar de hervatting van de «gewone» activiteiten van onze instellingen.

Het tweede element om te bevestigen dat de initiatieven die tijdens de voorgaande legislatuur genomen zijn in het kader van de strijd tegen het risico op infecties in het algemeen en tegen microbiële resistentie en zorggerelateerde infecties in het bijzonder, zullen worden voortgezet en blijven prioritair in het gezondheidsbeleid. De erkenning van de specialiteiten in de klinische infectiologie en in de medische microbiologie die in mei laatstleden plaatsvond, verleent ons gezondheidssysteem een bijkomende en noodzakelijke capaciteit om de praktijken en de medische zorg te verbeteren. Om die reden zullen mijn medewerkers en ik de artsen die gemachtigd zijn om die specialiteiten uit te oefenen en de professionals inzake infectiepreventie en -controle de nodige middelen proberen te geven om hun mandaten ten volle uit te oefenen. Tot slot illustreert de huidige gezondheidscrisis voortreffelijk dat de ziekenhuissector en de sector van de eerstelijnszorg veel nauwer moeten samenwerken. Ook wat dat betreft, zijn er initiatieven genomen om die banden op een structurele en duurzame manier te versterken.