Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-627

van Rik Daems (Open Vld) d.d. 15 juli 2020

aan de minister van Buitenlandse Zaken en van Defensie

Landsverdediging - Gedragsbeïnvloedende methodes - Gebruik door het Belgisch Leger - Ethisch kader

krijgsmacht
geheime dienst
strijdkrachten in het buitenland
beroepsdeontologie
ethiek

Chronologie

15/7/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 13/8/2020)
4/8/2020Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-626

Vraag nr. 7-627 d.d. 15 juli 2020 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Landen zijn op zoek naar modernere manieren van oorlogsvoeren. Het is niet heel waarschijnlijk dat in een volgende oorlog rijen tanks tegenover elkaar staan op een verder verlaten slagveld, is de gedachte. Oorlogen en missies vinden vaker plaats in bevolkte gebieden en dus wil Defensie het gedrag van die bevolking leren begrijpen en zo nodig beïnvloeden. Dat gaat verder dan het aloude winnen van «hearts and minds», dat alleen de houding van mensen wil veranderen.

De Nederlandse krijgsmacht is de afgelopen jaren honderd negenendertig militairen gaan trainen in gedragsonderzoek en gedragsbeïnvloeding volgens de nieuwe methode BDM («Behavioural Dynamics Methodology»). De Nederlandse Defensie stelde een groep jonge, enthousiaste militairen, onder wie opvallend veel vrouwen, in staat de methode binnen Defensie te verbeteren en in te bedden in militaire operaties. Volgens deze groep maakt de methode missies effectiever en kunnen schade en aantallen slachtoffers ermee worden beperkt. Onder westerse landen loopt Nederland hiermee voorop, met onder meer het Verenigd Koninkrijk en Canada.

Maar de methode is ook omstreden. Er zijn ethische vragen: de grens tussen beïnvloeding en misleiding is dun en doordat burgers worden benaderd, kunnen die een gewapend conflict in worden getrokken. Desondanks stelde Defensie al die jaren nooit regels op voor de methode – «beleidsarm» heet dat.

De Nederlandse Defensie kocht de methode ook nog eens van de Britse SCL Group, dat de militaire en de marketingwereld samenbracht. Het bedrijf bleek niet lang na de aankoop dubieuze politieke campagnes in kwetsbare democratieën te hebben georkestreerd, gebruikmakend van dezelfde beïnvloedingsmethode die Defensie hanteert. In Trinidad en Tobago werden in opdracht van een van de partijen jonge zwarte kiezers effectief ontmoedigd om naar de stembus te gaan. SCL Group is ook het moederbedrijf van Cambridge Analytica, dat in opspraak raakte door grove privacyschendingen rond de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016.

Wat het transversaal karakter van de vraag betreft: de verschillende regeringen en schakels in de veiligheidsketen hebben de fenomenen opgelijst die prioritair moeten worden aangepakt. Die staan gedefinieerd in de kadernota Integrale Veiligheid en het Nationaal Veiligheidsplan voor de periode 2016-2019, en werden besproken tijdens een Interministeriële Conferentie, waarop ook de politionele en justitiële spelers aanwezig waren. Eén van de vastgelegde prioriteiten in het Nationaal Veiligheidsplan is de bescherming van de privacy. Het betreft dus een transversale aangelegenheid met de Gewesten waarbij de rol van de Gewesten vooral ligt in het preventieve luik.

Daarom heb ik aan de minister de volgende vragen:

1) Hoe reageert u op de inzet van gedragsbeïnvloedende methodes in het leger?

2) Bent u het ermee eens dat een nieuwe tool voor moderne oorlogsvoering zoals gedragsbeïnvloeding (i.e. de BDM-methode) pas ingezet zou kunnen worden nadat hier een ethisch kader voor is vastgesteld?

3) Wat vindt u ervan dat de BDM-methode burgers ertoe aanzetten om in conflictsituaties actief te betrekken bij het conflict en ze zodoende mogelijk te dwingen een kant te kiezen, dan wel niet doelwit te maken?

4) Kan u meedelen of er bij Defensie reeds onderzoek werd gedaan naar BDM-methode of vergelijkbare methodes van gedragsbeïnvloeding in oorlogsvoering?

5) Heeft ons land en dan in het bijzonder het Leger en / of de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid (ADIV) de BDM-methode of vergelijkbare methodes van gedragsbeïnvloeding in oorlogsvoering in gebruik? Zo ja, kan u dit toelichten? Zo neen, wordt dit overwogen?

6) Bent u het ermee eens dat er dringend een maatschappelijk en openbaar debat moet worden gevoerd over de inzet in de krijgsmacht, de politiek en de maatschappij over het gebruik van deze BDM-methode of andere, vergelijkbare, methodes? Zo ja, hoe gaat u dit concreet doen? Zo neen, waarom niet?

7) Kan u formeel bevestigen dat deze methode op dit moment niet door onze krijgsmacht wordt gebruikt in het buitenland?

Antwoord ontvangen op 4 augustus 2020 :

1) In de conflicten van vandaag opereren onze troepen steeds meer in burgermilieu.

De toegenomen mediatisering versterkt bovendien de groeiende interactie tussen militairen, lokale burgers en internationale organisaties.

Defensie streeft steeds naar het minimaliseren van de militaire impact op het civiele milieu en naar het vermijden van burgerslachtoffers.

Gedragsbeïnvloeding kan vele definities en connotaties omvatten.

Defensie volgt volledig de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO)-doctrines waarin de ethische normen primeren.

De gedragsbeïnvloeding moet dus eerder gezien worden als marketingtechniek waarbij gepoogd wordt om de bevolking en andere lokale spelers te overtuigen mee te werken aan het installeren van een veilige omgeving.

Er is helemaal geen sprake van dwingende beïnvloeding. Het idee is eerder om bepaalde doelgroepen te informeren, rekening houdende met hun cultuur.

Deze informatie is steeds toegankelijk voor iedereen via sociale media, leaflets, enz., en kan steeds door iedereen worden opgevraagd.

2) Ethische en humanitaire consideraties zijn reeds vervat in de juridische regels van het recht der gewapende conflicten, die een balans vormen tussen militaire noodzaak en humanitaire overwegingen.

Het recht der gewapende conflicten, waarvan de Conventies van Genève van 1949 en hun Aanvullende Protocollen een belangrijk onderdeel zijn, alsook het gewoonterecht, bepalen het juridisch kader voor militaire operaties tijdens een gewapend conflict.

Dit omvat het principe van het onderscheid tussen legitieme militaire doelwitten en burgers, die dienen beschermd en ontzien te worden.

Overeenkomstig artikel 36 van Aanvullend Protocol I bij de bovenvermelde Conventies van Genève zijn de verdragsluitende partijen verplicht om bij de aanschaf of invoering van een nieuw wapen, een nieuw middel of een nieuwe methode van oorlogsvoering vast te stellen of dit ten aanzien van het toepasselijk internationaal recht verboden is.

3) Overeenkomstig het recht der gewapende conflicten dient de burgerbevolking tijdens een gewapend conflict beschermd en ontzien te worden.

Burgers, dus geen strijders of leden van gewapende groeperingen, zijn enkel legitieme militaire doelwitten indien en zolang zij rechtstreeks aan de vijandelijkheden deelnemen.

Bij twijfel of iemand burger is, wordt hij of zij als burger beschouwd.

De burgerbevolking geniet een algemene bescherming tegen uit militaire operaties voortvloeiende gevaren.

In concreto houdt dit onder meer in dat de burgerbevolking niet geterroriseerd mag worden en er geen bijzondere lichamelijke of morele dwang mag worden uitgeoefend om inlichtingen te verkrijgen of om door de aanwezigheid van burgers bepaalde punten of zones te vrijwaren voor militaire operaties.

Elke methode van oorlogsvoering is onderworpen aan deze juridische principes.

Gedragsbeïnvloedende methodes, indien zij worden gehanteerd door Defensie, zijn enkel toegelaten binnen dit juridisch kader.

4) De Belgische Civil-Military Engagement Group kreeg een uiteenzetting van de Nederlandse zustereenheid over BDM maar concludeerde dat dit instrument niet geschikt was voor onze doeleinden.

Defensie heeft geen verder onderzoek uitgevoerd naar de BDM-methode, noch enige andere vergelijkbare methode.

5) Naar aanleiding van de aanbevelingen van de Rwanda Commissie, beschikt Defensie sinds 2003 over een eigen capaciteit om de verwoestende effecten van propaganda in operaties tegen te gaan.

Deze gevechtssteuncapaciteit gebruikt methodes van communicatie op vooraf goedgekeurde doelgroepen om percepties, houdingen en gedragingen te beïnvloeden in steun van politieke en militaire objectieven.

De doelgroepen kunnen vijandige strijdkrachten zijn, maar evenzeer lokale burgers.

In functie van de doelgroep zal men voornamelijk ontradend werken. Dit zou moeten bijdragen aan de vrijheid van handelen en de bescherming van de eigen troepen, alsook aan het voorkomen van burgerslachtoffers.

Ook counterpropaganda behoort tot het takenpakket.

De gebruikte methodes zijn daarbij volledig gebaseerd op de bestaande NAVO-doctrine, waarbij de ethische normen centraal staan.

De communicaties zijn dus steeds open en beschikbaar. Er worden geen onwaarheden of onethische manipulatietechnieken toegepast.

Als moderne militaire inlichtingendienst volgt ook ADIV de evoluties op in de verschillende vakdomeinen waarin ze actief is en dit binnen het wettelijke kader.

Principes, methodes en technieken die in gedragsbeïnvloeding gebruikt worden komen eveneens uit verschillende subdomeinen (bijvoorbeeld marketing, psychologie, sociologie, enz.) en zijn bij ADIV gekend.

Bovendien zijn de vermelde principes, methodes en technieken gelinkt aan gedragsbeïnvloeding essentieel als achtergrond bij het detecteren en rapporteren van disinformation ten aanzien van België, NATO en Europese Unie (EU).

6) Met betrekking tot de inzet van Defensie wordt dit steeds ingebed in een juridisch kader via de inzetregels (Rules of Engagement), van toepassing in een specifiek operatietheater.

7) Defensie maakt op dit moment geen gebruik van de BDM-Methode en plant dit ook niet.