Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-430

van Rik Daems (Open Vld) d.d. 31 maart 2020

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, en Minister van Ontwikkelingssamenwerking

Coronacrisis - Kaskredieten - Tarief - Hoge kostprijs - Staatswaarborg - Afspraken met de banksector (Covid-19)

infectieziekte
epidemie
kredietinstelling
rente
onderneming in moeilijkheden
kortlopend krediet
kleine en middelgrote onderneming

Chronologie

31/3/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 30/4/2020)
28/4/2020Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-431
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-432

Vraag nr. 7-430 d.d. 31 maart 2020 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Kaskredieten zijn altijd een relatief duur instrument geweest om zich te financieren. Reeds in 2015 klaagde de Unie van zelfstandige ondernemers (UNIZO) de hoge tarieven aan die banken aanrekenden voor kaskredieten en dit gezien historisch lage rentetarieven.

Zo betaalde iets meer dan de helft van de ondernemers die in 2015 een kaskrediet opnamen een rentetarief van 8 % of hoger. Een op vijf zat zelfs aan meer dan 10 %. «Vandaag slaan banken je om de oren met hun historisch lage rentevoeten. Toch passen ze voor de kaskredieten nog steeds hoge rentevoeten toe» stelde UNIZO. UNIZO vroeg reeds in 2015 de banken om het basistarief voor kaskredieten voor kleine ondernemingen te verlagen.

Ik verneem vandaag van diverse zelfstandigen dat de tarieven voor het kaskrediet nog zijn opgelopen. Ik beschik zo over dossiers waar de zelfstandige een kaskrediet kreeg aangeboden waarbij op het toegekende kaskrediet 4 % werd aangerekend. Daarnaast waren er nog hoge dossierkosten en op het daadwerkelijk bedrag dat dan binnen dit kaskrediet werd opgenomen, werd bijkomend 10 % gerekend. Aldus is het cumulatief tarief indien het hele kaskrediet wordt opgenomen, wat nu net veelal de bedoeling is van deze kredieten, 14 % en dossierkosten. Dit aanbod werd door de bank gedaan eind maart 2020 toen de beperkende maatregelen in voege traden ten gevolge de Covid-19.

De afgelopen weken hebben de overheid en de banksector reeds talrijke initiatieven genomen om de economische gevolgen van de coronapandemie te verzachten. Ik begrijp dat zij een aanzienlijke inspanning leveren.

Eén van de vooropgestelde maatregelen betreft de waarborgen van de overheid voor leningen vanwege de banken aan ondernemingen om de coronacrisis te overbruggen. Het lijkt me logisch dat als er een overheidswaarborg is, de banken een lager tarief opleggen voor de kaskredieten gezien de rente historisch laag staat en hun risico's wat betreft niet-betaling ten dele gedekt worden door de overheid.

Het betreft een transversale aangelegenheid met de Gewesten. De Gewesten staan in voor de steun en het advies aan bedrijven, handelsvestiging en handelshuur, prijsbeleid en een deel van de buitenlandse handel.

Ik had dan ook volgende vragen:

1) Kan u meedelen of uzelf, uw beleidscel of de Economic Risk Management Group (ERMG) dit reeds hebben aangekaart met de banksector en de Nationale Bank van België (NBB)? Kan u dit concreet toelichten? Wat leverde dit op?

2) Welke concrete afspraken werden hieromtrent met de banken afgesloten wat betreft de tarieven van het kaskrediet in het algemeen en in het bijzonder wanneer er overheidswaarborgen tegenover zouden staan, zoals een renteplafond? Kan u uitgebreid toelichten wat de modaliteiten zijn gezien de ongerustheid bij de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO)?

3) Welk deel van de overheidswaarborgen is bestemd voor overbruggingskredieten en kaskredieten voor de kmo's? Wat is er afgesproken qua timing gezien vele het kaskrediet zullen nodig hebben en dat het in ieders belang is om de rendabele bedrijven te ondersteunen? Kan u dit uitgebreid toelichten?

4) Kan u hetzelfde toelichten wat betreft de «straight loans» die veeleer aan middelgrote bedrijven worden toegekend en die dikwijls minimaal 100 000 euro bedragen? Werd er hier een renteplafond vastgelegd? Zo neen, waarom niet? Zo ja, kan u dit toelichten? Is er een verschil indien er een overheidswaarborg aan verbonden is?

5) Kunnen zelfstandigen aan wie kaskrediet geweigerd wordt zich wenden tot een instantie om te zien of de weigering legitiem is en dit op korte termijn en op een eenvoudige wijze? Is dit te overwegen?

Antwoord ontvangen op 28 april 2020 :

De federale regering, de Nationale Bank van België en de Belgische financiële sector hebben op 22 maart 2020 een akkoord bereikt om bedrijven, zelfstandigen en gezinnen tijdelijk te ondersteunen. Dit akkoord steunt op twee pijlers:

–  de eerste pijler betreft een engagement van de banken om betalingsuitstel van maximum zes maanden te verlenen op bestaande leningen (moratorium): particulieren die in betalingsproblemen komen als gevolg van de coronacrisis zullen een uitstel van betaling van hun hypothecaire lening kunnen bekomen. Ook levensvatbare niet-financiële bedrijven en zelfstandigen kunnen beroep doen op uitstel van betaling van hun krediet. In dit verband kan verwezen worden naar het «Charter betalingsuitstel ondernemingskredieten» dat door Febelfin op 31 maart 2020 werd gepubliceerd (zie https://www.febelfin.be/nl/consumenten/artikel/charter-betalingsuitstel-ondernemingskredieten), waarin de modaliteiten van dit moratorium nader worden gepreciseerd en waaruit ook blijkt dat kaskredieten binnen het toepassingsgebied van het moratorium vallen;

–  de tweede pijler betreft de garantieregeling van de overheid, geregeld bij koninklijk besluit: voor de levensvatbare niet-financiële bedrijven, KMO’s, zelfstandigen en non-profit organisaties wordt een garantieregeling geactiveerd vanaf 1 april tot en met 30 september 2020, en dit voor alle door de Belgische banken toegekende nieuwe kredieten en kredietlijnen van maximaal 50 miljoen euro die een maximale looptijd van twaalf maanden hebben. Herfinancieringskredieten voor de terugbetaling of wederopname van een krediet verleend vóór 1 april vallen evenwel buiten de garantieregeling, evenals leasing- en factoringcontracten van de banken.

Bijgevolg is het toepassingsgebied zeer ruim, en omvat de regeling in beginsel ook kaskredieten en straight loans voor zover deze uiteraard binnen de voornoemde voorwaarden (looptijd, maximumbedrag, enz.) vallen, doch geen overbruggingskredieten die tot doel hebben om de vervaldagen / aflossingen binnen de garantieperiode die loopt tot eind september af te lossen, aangezien dergelijke overbruggingskredieten een vorm van herfinanciering betreffen.

Wat de garantieregeling betreft, geldt het volgende:

–  er wordt een totaal bedrag van 50 miljard euro voorzien voor gans de banksector;

–  elke bank kan een deel van deze enveloppe opnemen in nieuwe bijkomende kredieten en kredietlijnen met een maximale looptijd van twaalf maanden, dit in verhouding tot haar marktaandeel in de uitstaande kredieten en kredietlijnen aan levensvatbare niet-financiële bedrijven, KMO’s, zelfstandigen en non-profit organisaties;

–  de garantie geldt niet per individueel krediet, maar voor de hele portefeuille aan nieuwe bijkomende kredieten aan de voornoemde bedrijven van de betrokken bank;

–  nadat de garantieregeling is afgelopen, zal worden bekeken hoeveel verliezen er op de kredieten binnen de garantieregeling werden geboekt, en worden deze verdeeld als volgt: de eerste 3 % aan verliezen op de volledige gewaarborgde kredietportefeuille van de bank zal volledig door de bank worden gedragen; voor de verliezen tussen 3 % en 5 % zal 50 % van de verliezen gedragen worden door de bank en 50 % door de overheid; voor de verliezen hoger dan 5 % zal 80 % van de verliezen gedragen worden door de overheid en 20 % door de bank.

Wat de kosten betreft is het voor deze nieuwe kredieten toegestaan de gebruikelijke kosten die voor de coronacrisis van toepassing waren, zoals dossierkosten, enz., aan te rekenen.

Voor een nieuw krediet of kredietlijn in het kader van de garantieregeling bedraagt de maximumrente 1,25 %, exclusief «fee». Deze «fee» bedraagt 25 basispunten voor KMO’s en 50 basispunten voor grote ondernemingen pro ratering in functie van de looptijd van het krediet (twaalf maanden). Een dergelijke fee is verplicht in het kader van de Europese regels rond staatssteun.

Wat het toezicht op de garantieregeling betreft, zal de Nationale Bank van België samen met Febelfin een systeem van monitoring opzetten om zowel de moratoriumregeling als de kredietverlening aan bedrijven en particulieren in het algemeen – en de engagementen van de banken in het kader van de garantieregeling in het bijzonder – op te volgen. Er zullen sancties voorzien worden indien een bank zijn engagementen niet nakomt of misbruikt.

Ten slotte kan, wat de informatieverplichtingen van de kredietgever bij een eventuele weigeringen van een kaskrediet betreft, ook nog worden verwezen naar de wet van 21 december 2013 betreffende diverse bepalingen inzake de financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen, gewijzigd door de wet van 21 december 2017, welke ook van toepassing is op zelfstandigen.

Deze wet viseert alle kredietovereenkomsten (dat wil zeggen met inbegrip van de kaskredieten) waarbij een kredietgever een krediet verleent of toezegt aan een onderneming of een beoefenaar van een vrij beroep, in de vorm van een lening of van elke andere gelijkaardige regeling, met uitsluiting van de consumentenkredietovereenkomsten en hypothecaire kredietovereenkomsten.

Indien de kredietgever weigert een krediet te verstrekken, is hij bij wet verplicht om op een transparante en verstaanbare manier de redenen hiervoor te vermelden en de belangrijkste elementen aan te geven waarop deze weigering gebaseerd is. De kredietgever kan ook advies geven over hoe een weigering kan worden vermeden en over de verschillende mogelijkheden die de kandidaat-kredietnemer heeft.

De wet verwijst ook naar een Gedragscode die in onderling overleg werd opgesteld door de representatieve organisaties van de ondernemingen en zelfstandigen en die van de kredietsector, met name voor wat betreft de inhoud van de informatie die aan de onderneming moet worden bezorgd wanneer de kredietverlening door de kredietgever wordt geweigerd (zie punt IV van de Code – http://www.financieringvanondernemingen.be/sites/default/files/gedragscode.pdf).

Sinds de wijziging van de wet in 2017 gelden de informatievereisten evenwel niet meer voor de kredieten tot 25 000 euro, op voorwaarde dat de overeenkomsten niet in een wederbeleggingsvergoeding voorzien en geen zekerheden en waarborgen eisen.

Er bestaat evenwel geen specifieke beroepsinstanties in het geval een kaskrediet wordt geweigerd aan een zelfstandige. De zelfstandige kan wel een beroep doen op de kredietbemiddelaar, die sinds de zesde Staatshervorming onder de bevoegdheid van de Gewesten valt. Bovendien zijn advies en informatie over de begeleidings- en steunmaatregelen beschikbaar op de website www.financieringvanondernemingen.be.