Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-280

van Rik Daems (Open Vld) d.d. 13 januari 2020

aan de vice-eersteminister en minister van Begroting en van Ambtenarenzaken, belast met de Nationale Loterij en Wetenschapsbeleid

Ambtenaren - Vroegtijdig pensioen wegens ziekte - Cijfers - Kostprijs

ambtenaar
vervroegd pensioen
pensioenregeling
ziekteverlof
officiële statistiek

Chronologie

13/1/2020Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 13/2/2020)
13/2/2020Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-281

Vraag nr. 7-280 d.d. 13 januari 2020 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Vastbenoemde ambtenaren met ziekte kennen het stelsel van een vervroegd pensioen om medische redenen. Wanneer hij / zij ziek wordt, moet een statutair ambtenaar eerst zijn ziektedagen opnemen. Als hij / zij daarna nog altijd afwezig is wegens ziekte, kan de werkgever vragen na te gaan of de ambtenaar medisch gezien nog geschikt is om zijn / haar functie verder uit te oefenen. Is dit niet het geval, dan kan het nodig zijn om de ambtenaar om gezondheidsredenen vervroegd te pensioneren.

Deze vervroegde pensionering kan op eender welke leeftijd en na om het even welk aantal dienstjaren plaatshebben. In zulk geval spreekt men over het ziektepensioen. De werkgever zal een aanvraag voor medisch onderzoek richten aan de cel pensioenen van de bevoegde dienst medische expertise. De betrokken ambtenaar zal dan onderzocht worden door de zogenaamde pensioencommissie. Deze commissie bestaat uit een arts van de dienst medische expertise en een arts niet-ambtenaar.

De pensioencommissie kan dan drie soorten beslissingen nemen. Ze kan beslissen dat de ambtenaar niet vroegtijdig gepensioneerd wordt, dat de ambtenaar toegelaten wordt tot het tijdelijk vroegtijdig pensioen of tot het definitief vroegtijdig pensioen. In dit laatste geval gaat de ambtenaar effectief met pensioen. In het tweede geval wordt de tijdelijke pensionering toegekend voor een periode van zes tot twaalf maanden. Er volgt dan een nieuw onderzoek dat weer tot dezelfde beslissingen kan leiden. In het eerste geval wordt de ambtenaar (tijdelijk of definitief) geschikt bevonden voor een normale en regelmatige dienst, of (tijdelijk of definitief) voor een aangepast werk op een specifieke functie.

Ambtenaren die na hun zestigste verjaardag 365 kalenderdagen ziekteverlof hadden opgebruikt, werden automatisch op ziektepensioen geplaatst. Met ingang van 1 januari 2017 werd die leeftijd op tweeënzestig jaar en zes maanden gebracht, en sinds 1 januari 2018 bedraagt die leeftijd drieënzestig jaar.

De berekening van het pensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid is dezelfde als die van het gewone rustpensioen.

Bij een definitief vroegtijdig pensioen spreekt de pensioencommissie zich ook uit over de graad van "verlies van zelfredzaamheid". Deze erkenning geeft recht op een supplement bij de pensioenuitkering.

De ziekteperiode wordt als een gelijkgestelde periode beschouwd en het loon dat voor de berekening van het pensioen gebruikt wordt, is het normaal fictief loon.

Het systeem waarbij ambtenaren hun niet gebruikte ziektedagen (tot eenentwintig dagen per jaar) konden opsparen tot aan het einde van hun loopbaan, werd in 2016 afgeschaft. De veranderingen uit 2016 zijn (voorlopig) alleen van kracht voor de federale ambtenaren. Op lange termijn zal dit het geval zijn voor alle andere ambtenaren (bijvoorbeeld die van de Vlaamse overheid), maar een exacte datum hierover is nog niet vastgelegd. Er bestaan verschillende systemen met een verschillend aantal dagen voor de verschillende Gewesten, Gemeenschappen, het onderwijs, de lokale besturen, enz. Het zal dus nog zeker een tijd duren voordat dit alles hervormd is. Op dit ogenblik hebben alleen de federale overheid en het Vlaamse Gewest hierover uitspraken gemaakt.

Transversaal karakter van de vraag: het rechtspositiebesluit voor het (Vlaams) gemeente- en provinciepersoneel gaat nog steeds uit van de federale – en niet van de Vlaamse – regeling op het vlak van het ziekteverlof. Het betreft dus een transversale aangelegenheid met de Gewesten.

Ik had dan ook volgende vragen:

1) Kan u meedelen en dit respectievelijk voor de jongste vijf jaar hoeveel ambtenaren een definitief vroegtijdig pensioen genieten wegens ziekte? Kan u meedelen of er sprake is van een toe- of afname? Kan u deze cijfers toelichten?

2) Kan u meedelen en dit respectievelijk voor de jongste vijf jaar hoeveel ambtenaren een tijdelijk vroegtijdig pensioen genieten wegens ziekte? Kan u meedelen of er sprake is van een toe- of afname? Kan u deze cijfers toelichten? Hoeveel bedraagt de gemiddelde duur van deze tijdelijke pensioenen en dit inclusief eventuele verlengingen?

3) Hoeveel bedraagt op jaarbasis voor de jongste vijf jaar de totale kostprijs van de uitkering aan de ambtenaren die een definitief vroegtijdig toegekend kregen?

4) Hoeveel bedraagt op jaarbasis voor de jongste vijf jaar de totale kostprijs van de uitkering aan de ambtenaren die een tijdelijk vroegtijdig pensioen kregen?

5) Hoeveel ambtenaren (totaal op jaarbasis) respectievelijk voor de jongste vijf jaar gebruik maakten van de regeling afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden (artikelen 113-115 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen)? Kan u deze cijfers duiden?

6) Welke pistes liggen op tafel wat betreft de modernisering van deze bepalingen?

Antwoord ontvangen op 13 februari 2020 :

Eerst wil ik de aandacht van het lid vestigen op het feit dat het systeem van het ziektekapitaal nog steeds van kracht is in het federaal openbaar ambt. Uiteraard kan de ambtenaar er alleen een beroep op doen in geval van een naar behoren gemotiveerde afwezigheid wegens ziekte.

1) tot 4) Voor de antwoorden op vragen 1) tot en met 4) verwijs ik naar het antwoord van mijn collega, de minister van Pensioenen.

5) De afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden bestaat sinds 1 december 1998 en de maximumduur werd op dat ogenblik vastgesteld op 24 maanden voor de volledige beroepsloopbaan (koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, artikelen 113 t.e.m. 115). Tijdens deze voltijdse afwezigheid is de federale ambtenaar niet bezoldigd en wordt hij in non-activiteit geplaatst waardoor de evolutie van de verschillende administratieve en geldelijke anciënniteiten wordt bevroren en waardoor hij niet meer kan deelnemen aan bevorderingsprocedures. Evenmin is er tijdens deze periode sprake van het ontbreken van rechten voor een ambtenarenpensioen. Tijdens deze afwezigheidsperiode kan de ambtenaar echter een andere activiteit in loondienst uitvoeren.

Met ingang van 1 april 2017 werd de maximumduur verhoogd van 24 naar 48 maanden. Op de maximumduur van 48 maanden worden alle opgenomen periodes aangerekend die de federale ambtenaar opgenomen heeft vanaf 1 december 1998. Of met andere woorden als de ambtenaar voor 1 april 2017 reeds 24 maanden heeft opgenomen dan heeft hij na 1 april 2017 opnieuw recht op 24 maanden afwezigheid van lange duur.

Deze wijziging van 2017 waarbij de maximumduur van deze afwezigheid werd verhoogd is een mogelijke verklaring voor de toename van het aantal ambtenaren die gebruik maken of maakten van dit stelsel.

Op datum van …

maken … ambtenaren gebruik van de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden

2015-01-01

195

2016-01-01

168

2017-01-01

164

2018-01-01

246

2019-01-01

328

6) Gezien de huidige toestand van lopende zaken is het niet mogelijk om initiatieven op te starten of verder te zetten om de bepalingen van het stelsel van de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden en/of het stelsel van het ziektepensioen te moderniseren.