Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-1825

van Peter Van Rompuy (CD&V) d.d. 23 november 2022

aan de vice-eersteminister en minister van Economie en Werk

Inflatie - Automatische loonindexatie - Stijgende energieprijzen - Impact - Expertengroep voor koopkracht en concurrentievermogen - Aanbeveling - Berekeningsmethode van het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek - Mogelijke toepassing in België - Onderzoek

koopkracht
inflatie
loonindexering
energieprijs
impactonderzoek

Chronologie

23/11/2022Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 22/12/2022)
16/12/2022Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-1826

Vraag nr. 7-1825 d.d. 23 november 2022 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Motivering van het transversale karakter van de schriftelijke vraag: de stijgende energieprijzen en de impact op de inflatie hebben een effect op het beleid van zowel de federale overheid als de Gewesten.

De expertengroep voor koopkracht en concurrentievermogen presenteerde op 2 juli 2022 conclusies en aanbevelingen. Eén van de aanbevelingen gaat over de automatische loonindexatie, namelijk: «Change the way in which electricity and gas price developments are incorporated into the consumer price index. In concrete terms, we propose to base the index for these two consumptions on the changes in the final cost included in the regularisation bill rather than on the prices of new contracts. In the end, these two methods give similar evolutions in the long run, but the method we propose will smooth price increases. Note that this method has already been applied for years for heating oil.»

Parallel met deze aanbeveling werkt het Centraal Bureau voor de statistiek (CBS) in Nederland aan een nieuwe methode om de energieprijzen en de impact op de inflatie te berekenen. Dit op basis van langlopende energiecontracten in plaats van nieuwe contracten.

Daarom volgende vragen:

1) Heeft de geachte minister weet van deze «nieuwe» berekeningsmethode van het Nederlandse Centraal Bureau voor de statistiek?

2) Ziet hij hierin mogelijkheden in functie van de aanbevelingen van de expertengroep voor koopkracht en concurrentievermogen?

3) Is het raadzaam een gelijkaardig onderzoek te voeren? Waarom wel? Waarom niet?

4) Hoe kan dergelijk onderzoek concreet vorm krijgen?

Antwoord ontvangen op 16 december 2022 :

1) Statbel, de algemene directie Statistiek van de federale overheidsdienst (FOD) Economie, KMO, Middenstand en Energie, berekent de consumptieprijsindex (CPI) die de basis vormt voor de officiële inflatiemeting in België. Daarnaast berekent Statbel ook de geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP) in het kader van Eurostat, het Europees Bureau voor de statistiek. De methoden die gehanteerd worden voor elektriciteit en aardgas zijn in de Belgische CPI en de HICP identiek.

Statbel is inderdaad op de hoogte van het onderzoek van het Nederlandse Centraal Bureau voor de statistiek (CBS) naar een nieuwe berekeningsmethode voor elektriciteit en aardgas. Dit onderzoek is al meermaals besproken in het kader van Eurostat. Daarnaast onderhoudt Statbel ook bilaterale contacten met het CBS waarin er tussen experten ook al gesproken is over dit onderzoek. In de methode die het CBS momenteel onderzoekt, maakt het gebruik van zeer gedetailleerde data van de energiemaatschappijen. De nieuwe data van de energiemaatschappijen waarover het CBS beschikt, maken het mogelijk om op een veel grotere schaal prijzen waar te nemen van nieuwe én bestaande tarieven en indexatieformules, de data zijn als het ware «scannerdata» van de energieleveranciers.

In de huidige methode meet het CBS, net zoals Statbel, namelijk de prijsevolutie voor elektriciteit en aardgas aan de hand van consumptieprofielen en worden de actuele energieprijzen op basis van de meest recente indexatieformules waargenomen. De prijsstijgingen van nieuwe contracten zien we daardoor meteen terug in de CPI/HICP. Deze methode werd expliciet aangeraden door Eurostat na de liberalisering van de energiemarkt. In het onderzoek van het CBS worden dus de recente indexatieformules vervangen door een combinatie van nieuwe en bestaande indexatieformules op basis van gedetailleerde gegevensleveringen van energieleveranciers.

2) De aansluitende vraag of hierin mogelijkheden zijn in functie van de aanbevelingen van de expertengroep voor koopkracht en concurrentievermogen dient negatief beantwoord te worden. In de aanbevelingen stellen zij om de berekening te baseren op de eindfactuur. Deze eindfactuur is grotendeels gebaseerd op een jaarlijks verbruik terwijl men voor de HICP (en de CPI) prijzen per maand moet gebruiken. In het best mogelijke geval, wanneer de factuur meteen ontvangen wordt na het doorgeven van de jaarlijkse meterstand, zit er dan een vertraging op van twaalf maanden met de eerste maand. Daarnaast reflecteert de eindfactuur ook wijzigingen in verbruik (volume-effect), terwijl een prijsindex enkel prijswijzigingen mag weerspiegelen. De aanbevelingen van de expertengroep zijn dan ook niet in lijn met verordening (EU) 2016/792 en uitvoeringsverordening (EU) 2020/1148 betreffende de HICP.

3) De jaarlijkse vergadering van Europese prijsstatistici bij Eurostat, de Price Statistics Working Group (PSWG) van november 2022 heeft, op basis van onder andere de bevindingen in Nederland, de beslissing genomen dat de HICP ook rekening moet houden met oude maar nog lopende contracten (met actuele prijzen).

Bij de wijziging in methode dient een mogelijk structureel effect op de inflatiemeting bij de transitie naar de nieuwe methode zoveel mogelijk vermeden te worden; immers, tijdens een periode van sterke prijsschommelingen kan een wijziging in methodologie een structurele vertekening van de inflatie geven wanneer een nieuwe methode gekoppeld wordt aan een oude methode. Daarbij bestaat het risico op dubbeltelling wanneer men een reeds opgetekende stijging of daling opnieuw zou meten in het cijfer. Dat is ook de reden dat het CBS vrij vaag blijft over een exacte implementatiedatum.

Door deze beslissing van de PSWG vallen gelijkaardige gegevens waarover het CBS momenteel beschikt onder artikel 5 van verordening (EU) 2016/792. Hier waren meerdere lidstaten vragende partij voor, aangezien dit een juridische basis geeft aan de statistische instelling die bevoegd is voor de berekening van de HICP om de noodzakelijke gegevens voor de berekening op te vragen bij de energieleveranciers. De beschikbaarheid van de gegevens blijft daarbij uiteraard een noodzakelijke voorwaarde.

In België beschikt volgens de meest recente informatie van Statbel momenteel echter geen één van de vier regulatoren over deze informatie en is er dus geen bestaande dataflow van gegevens die kan overgenomen worden. Eventueel dient een koninklijk besluit genomen te worden om de leveranciers te verplichten tot levering van de data.

Tenslotte zal ook moeten worden gezorgd voor de nodige menselijke middelen om de gegevens te verwerken.

4) Statbel zal in kader van zijn Eurostat-verplichtingen op basis van de beslissing van de PSWG van november een opvraging organiseren bij de energieleveranciers. Na deze opvraging en mits er bij Statbel voldoende menselijke middelen beschikbaar zijn om dit onderzoek uit te voeren, kan een evaluatie gemaakt worden van de beschikbaarheid en de kwaliteit van de gegevens, alsook van de bruikbaarheid ervan voor de HICP en CPI. Aangezien prijsindices intertemporele statistieken zijn dient men steeds over een voldoende lange tijdsreeks te beschikken wanneer men een methode wil wijzigen, daarenboven dient men op te passen voor een structurele bias wanneer men een methode gaat wijzigen. Het CBS beschikt bijvoorbeeld momenteel over een paar jaar aan gegevens.

Statbel zal zoals altijd de Indexcommissie inlichten over de vorderingen in dit dossier, alsook het nodige methodologische werk bespreken in Eurostat-vergaderingen en via analyserapporten op zijn website.