Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 7-1506

van Véronique Durenne (MR) d.d. 9 maart 2022

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Langdurige covid of «long covid» - Erkenning - Medische kosten - Terugbetaling - Beroepsziekten - Vergoeding - Maximumfactuur - Toepassing (Covid-19)

epidemie
chronische ziekte
bestedingen voor gezondheid
beroepsziekte
remgeld

Chronologie

9/3/2022Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 7/4/2022)
1/6/2022Antwoord

Vraag nr. 7-1506 d.d. 9 maart 2022 : (Vraag gesteld in het Frans)

Ik wou u graag een vraag stellen over de erkenning van langdurige covid en over de terugbetaling van de medische kosten voor patiënten die aan long covid lijden. Zoals u wellicht weet, vertoont een persoon op zeven zes maanden na een infectie met het coronavirus nog een of ander symptoom dat daarmee verband houdt. Hoewel dat vaker voorkomt bij personen tussen de 35 en 69 jaar, worden personen uit alle leeftijdscategorieën erdoor getroffen, ook patiënten die niet werden gehospitaliseerd.

Men spreekt over long covid wanneer het genezingsproces zeer lang duurt en patiënten gedurende een lange periode uiteenlopende klachten hebben: abnormale vermoeidheid, ongewone ademnood, soms gepaard gaande met concentratie- of geheugenproblemen. Zelfs bij mensen die sportief zijn en bij jongeren kunnen die symptomen optreden.

Er worden verschillende behandelingen toegepast, vooral revalidatie via kinesitherapie, maar long covid is nog niet goed gekend en artsen weten nog niet welke methodes efficiënt zijn. Daardoor lopen de medische kosten voor de patiënten en voor de ouders van kinderen met long covid hoog op, en zijn ze vaak zelfs te hoog voor de meeste patiënten. De kosten zijn zo hoog dat sommige patiënten hun medische opvolging en behandeling zelfs moeten stopzetten. In ons Belgische zorgsysteem kan een behandeling slechts terugbetaald worden als de efficiëntie ervan werd aangetoond.

In mei 2021 keurde de Kamer van volksvertegenwoordigers unaniem een resolutie over de erkenning van long covid goed (zie doc Kamer nr. 55 1861/007). Er werd ook een wetsontwerp ingediend met het oog op een betere vergoeding van de slachtoffers van covid in het kader van de beroepsziekten. De minister kondigde toen aan dat personen bij wie de medische kosten zich opstapelen als gevolg van blijvende problemen veroorzaakt door een coronabesmetting beschermd zouden worden via het systeem van de maximumfactuur.

Sindsdien hebben veel patiënten en hun familie laten weten dat ze nog niets gezien hebben in die zin. Ze voelen zich machteloos en in de steek gelaten.

Ik wou u daarom de volgende vragen stellen:

1) Wat is de stand van zaken in dit dossier op het federale niveau, zowel wat betreft de erkenning van long covid als betreffende de terugbetaling van de medische kosten veroorzaakt door die ziekte?

2) Wat is er bepaald op het vlak van een vergoeding voor de slachtoffers van long covid in het kader van de beroepsziekten?

3) Binnen welke termijn zullen de patiënten die financieel zwaar getroffen worden door de medische kosten ten gevolge van een corona-infectie kunnen beschermd worden via het systeem van de maximumfactuur?

Antwoord ontvangen op 1 juni 2022 :

Als antwoord op uw vragen over beroepsziekten kan ik het volgende meedelen: zodra de beroepsziekte is erkend, is er geen specifieke termijn voor de schadeloosstelling van de getroffenen. Dit geldt zowel voor Covid-19 als voor elke andere beroepsziekte. Dit betekent dat perioden van tijdelijke arbeidsongeschiktheid en de gezondheidszorg kunnen worden gedekt, bijvoorbeeld voor een persoon die langdurig in het ziekenhuis is opgenomen, zolang het slachtoffer overtuigende medische bewijsstukken voorlegt, waardoor de genoemde symptomen kunnen worden geobjectiveerd en in verband kunnen worden gebracht met Covid-19, dat als beroepsziekte is erkend. Het is dus van belang dat het slachtoffer alle medische rapporten betreffende de vervolgonderzoeken die hij of zij ondergaat, alsook de attesten inzake de verlenging van de arbeidsongeschiktheid, aan Fedris overmaakt.

Andere klachten, indien niet gestaafd door medische rapporten, beelden, onderzoeksprotocollen, enz., zijn niet voldoende om te bewijzen dat een langdurige arbeidsongeschiktheid, toegekend door de behandelende arts, steeds het gevolg is van de erkende beroepsziekte in de zin van de geldende wetgeving inzake beroepsziekten, die van openbare orde is. De mogelijkheid van de aanwezigheid van symptomen bij een bepaald aantal personen gedurende een langere periode volstaat immers niet, wetenschappelijk gezien, om aan te tonen dat in de door Fedris onderzochte individuele gevallen de ongeschiktheid steeds door de voorkomende ziekte worden gerechtvaardigd. Deze ongeschiktheid kan worden gedekt, maar de bewijslast van het oorzakelijk verband ligt dan bij de aanvrager, zoals voor elke andere beroepsziekte. De beroepsziekteverzekering maakt deel uit van een medisch-juridische beoordeling van een beroepsletsel, een beoordeling waarbij geen ruimte voor twijfel mag zijn, anders ontstaat er discriminatie tussen verzekerden.

Personen die getroffen zijn door Covid-19 en wier ongeschiktheid niet langer voldoet aan de wettelijke voorwaarden om door Fedris te worden gedekt, kunnen uiteraard gedekt blijven door de ziekte- en invaliditeitsverzekering op basis van een medisch attest van hun behandelend geneesheer waaruit blijkt dat zij door hun algemene toestand meer dan twee derde van hun verdiencapaciteit hebben verloren.

Als antwoord op uw vraag over de maximumfactuur kan ik stellen dat de algemene regels van toepassing zijn. Het totaal bedrag van de persoonlijke aandelen die een patiënt gedurende een kalenderjaar moet dragen wordt beperkt tot een bepaald maximumbedrag, in functie van de gezinsinkomsten (de inkomens-maximumfactuur) of in functie van de sociale categorie waartoe de patiënt behoort (de sociale maximumfactuur, die van toepassing is op het merendeel van de rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming). Vanaf 2022 is het maximumbedrag van de persoonlijke aandelen voor de gezinnen met de laagste inkomens (tot en met 11 120 euro netto) verlaagd van 506,79 euro naar 250 euro. De inkomensgrenzen en de maximumbedragen van de persoonlijke aandelen worden jaarlijks geïndexeerd.

Als een gezinslid gedurende de twee voorgaande kalenderjaren telkens minimum 450 euro aan persoonlijke aandelen heeft betaald of als een gezinslid een «statuut chronische aandoening»kreeg gedurende het lopende jaar, vermindert het toepasselijke maximumbedrag met 112,62 euro (geïndexeerd bedrag 2022).

De verzekeringsinstelling houdt een teller bij van de kosten die in aanmerking worden genomen en zal automatisch de maximumfactuur toekennen wanneer het toepasselijke maximumbedrag is bereikt. Voor de geneeskundige verstrekkingen die worden verleend tijdens een ziekenhuisopname en voor de geneesmiddelen en andere farmaceutische producten die worden afgeleverd door een apotheker, kan de zorgverlener het persoonlijk aandeel vervolgens via de derdebetalersregeling rechtstreeks aanrekenen aan de verzekeringsinstelling. Voor de andere verstrekkingen zal de instelling het persoonlijk aandeel aan de patiënt terugbetalen.