Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-805

van Jean-Jacques De Gucht (Open Vld) d.d. 13 januari 2016

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Radicalisering - Medisch beroepsgeheim - Mogelijkheid om radicalisering te melden - Privacy

dokter
eerbiediging van het privé-leven
terrorisme
beroepsgeheim
religieus conservatisme
extremisme
radicalisering

Chronologie

13/1/2016Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 11/2/2016)
28/1/2016Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-806

Vraag nr. 6-805 d.d. 13 januari 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Wat betreft transversaal karakter: in het Vlaams regeerakkoord wordt er aandacht besteed aan het voorkomen van radicalisering en is er sprake van het oprichten van een cel met experten uit de diverse beleidsdomeinen om radicalisering te voorkomen, te detecteren en te remediëren, met één centraal aanspreekpunt en in samenwerking met andere overheden. De coördinatie van deze cel ligt bij het Agentschap Binnenlands Bestuur. Vooral wat betreft de proactieve aanpak en de handhaving vervult de federale overheid een sleutelrol. In de toekomst zal ook een federale ambtenaar van de FOD Binnenlandse Zaken deel uitmaken van deze cel. Het betreft aldus een transversale gewestaangelegenheid. Ik verwijs tevens naar het recente actieplan van de Vlaamse regering ter preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot extremisme en terrorisme.

Uitwisselen van informatie is essentieel om in het raam van de problematiek van radicalisering aan gecoördineerde risicodetectie te doen. De medische beroepen zijn terecht gebonden aan een beroepsgeheim.

Vanuit het terrein is er naar verluidt nood aan een kader waarin informatie over risicosignalen inzake radicalisering kan worden ingebracht en gedeeld. Dit is echter complex en staat op gespannen voet met de bestaansreden van het beroepsgeheim zelf, namelijk het creëren van een vertrouwensrelatie. Dit laatste is een fundamentele peiler voor de medische beroepen.

In december 2015 stelde de Franse Orde van geneesheren een nota op voor artsen, waarin staat wat ze moeten doen als ze in aanraking komen met een patiënt die aan het radicaliseren is of al is geradicaliseerd. In de nota wordt erop gewezen dat de arts het beroepsgeheim moet respecteren dat « door de wet en de code van de medische ethiek » wordt opgelegd. Maar als het gedrag van een patiënt een bedreiging voor de veiligheid vormt, kan de arts in gewetensnood raken door zijn beroepsgeheim te handhaven. Volgens de nota mogen artsen hun beroepsgeheim schenden als er voldoende aanwijzingen zijn dat er sprake is van radicalisering. Dit moet « geval per geval » bekeken worden. De Franse artsen kunnen zich ook wenden tot een raad om advies te vragen. De Franse Orde van geneesheren acht het verstandig om een duidelijke definitie van radicalisering te hanteren. Radicalisering wordt bepaald door drie cumulatieve kenmerken: een geleidelijk proces, naleving van een extremistische ideologie en de goedkeuring van geweld.

Ik had dan ook graag een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1) Wat vindt u van het initiatief van de Franse Orde van geneesheren?

2) Heeft u reeds overleg gehad met de Orde der artsen om te zien of zij de behoefte aanvoelen om net als hun Franse collega's een richtlijn uit te werken die de artsen de mogelijkheid zou geven om desgevallend het medisch geheim te doorbreken indien de arts dit noodzakelijk acht als er voldoende aanwijzingen zijn dat er sprake is van radicalisering en vanzelfsprekend enkel indien de arts dit wenst? Zo neen, bent u bereid dit met de artsen en de andere geneeskundige beroepsgroepen aan te kaarten? Kan u dit desgevallend toelichten naar data en eventuele modaliteiten?

Antwoord ontvangen op 28 januari 2016 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

Artikel 458 van het Strafwetboek bestraft elke schending van het beroepsgeheim. Dit principe valt onder de bevoegdheid van Justitie.

Daarnaast stelt ook de Code van geneeskundige plichtenleer van de Orde der geneesheren op medisch vlak de regel in van het beroepsgeheim. De door patiënten geraadpleegde of om zorgen of raad verzochte practici zijn in alle omstandigheden door het beroepsgeheim gebonden. Het beroepsgeheim van de arts omvat alles wat de arts heeft gezien, gehoord, vernomen, vastgesteld, ontdekt of opgevangen tijdens of bij gelegenheid van de uitoefening van zijn beroep.

Het beroepsgeheim is echter niet absoluut. Bijvoorbeeld moet de arts om hulp te verlenen aan een persoon die in groot gevaar verkeert (artikel 422bis van het Strafwetboek). Op basis van de noodtoestand kan elke arts uitzonderlijk zijn beroepsgeheim afwijken om het algemeen belang te beschermen of het belang van een ander persoon dat werd afgewogen tegen het belang van de patiënt. Elke situatie is anders en moet geval per geval beoordeeld worden door de arts. Bij een moeilijke situatie wijst de Nationale Raad van de Orde der geneesheren er op dat elke arts het advies kan vragen van de provinciale raad van de Orde der geneesheren waaronder hij ressorteert.

Het principe van de noodtoestand en de verplichting om hulp te bieden aan een persoon in gevaar zijn van toepassing op eenieder die kennis draagt van een geheim en onderworpen is aan artikel 458 van het Strafwetboek.

Tot slot zou ik willen vermelden dat de definitie van radicalisme, mocht ze nodig blijken, een delicate zaak is die valt onder de bevoegdheid van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken.