Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-637

van Christine Defraigne (MR) d.d. 30 april 2015

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Senologie - Mammografie - Wijziging van de nomenclatuur - Redenen - Negatieve gevolgen voor de opsporing van kanker

kanker
voorkoming van ziekten
ziekteverzekering
medische diagnose

Chronologie

30/4/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 4/6/2015)
7/7/2015Antwoord

Vraag nr. 6-637 d.d. 30 april 2015 : (Vraag gesteld in het Frans)

Er wordt momenteel nagedacht over de gevolgen van de eventuele doorvoering in 2015 van een nomenclatuurwijziging inzake mammografie. Die kan volgens mij voor problemen zorgen of zelfs gevaar opleveren voor vrouwen in België.

Het aantal gevallen van borstkanker in ons land is zeer hoog: ze moeten dus zo vroeg mogelijk worden opgespoord zodat ze tijdig behandeld kunnen worden. Daarom verbaast het mij dat een screeningsmammografie de enige opsporingsmethode zou worden. De screeningsmammografie zou in de plaats komen van de huidige procedure en daar zou geen dokter of echografie meer aan te pas komen.

Met een echografie kan je evenwel zeer kleine letsels waarnemen en kan kanker ook opgespoord worden. Een screeningsmammografie daarentegen is lang niet zo betrouwbaar.

Een dokter beantwoordt de vragen van de patiënt en heeft ook aandacht voor psychologische aspecten, wat voortaan niet meer zou gebeuren. De begeleiding van de patiënt, de kwaliteit van de zorg en het respect voor de patiënt zijn prioritair voor Waals minister van Volksgezondheid Eliane Tillieux.

Vrouwen die een volledig borstonderzoek wensen, zullen de kosten voor de bijkomende tests zelf moeten dragen. De sociale zekerheid en de terugbetaling door het RIZIV vallen onder de bevoegdheid van de federale regering.

Alle onderzoeken, niet enkel de screeningsmammografie, worden uitgevoerd met het oog op de preventie van borstkanker bij vrouwen. De Gemeenschappen zijn ook bevoegd voor preventie.

1) Waarom wordt een dergelijk systeem ingevoerd?

2) Zullen vrouwen vanwege de kosten niet minder geneigd zijn om die onderzoeken te laten uitvoeren?

3) Zal het aantal gevallen van borstkanker die niet vroegtijdig werden opgespoord, en die dus een langere behandeling zullen vergen, daardoor niet stijgen?

4) De screeningsmammografie is niet merkelijk goedkoper, omdat ernstige verwikkelingen mogelijk zijn. Waarom wordt er dan zo'n ommezwaai overwogen?

Antwoord ontvangen op 7 juli 2015 :

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op haar vragen.

1) De nomenclatuur met betrekking tot de mammografie en de echografie van de borst is tot op heden niet gewijzigd.

In het Nationaal Akkoord geneesheren - ziekenfondsen 2015 is opgenomen dat voor de (diagnostische) mammografie een voorstel tot nomenclatuuraanpassing zal worden uitgewerkt door de Technisch Geneeskundige Raad (TGR) dat een besparing genereert wat moet toelaten om de digitalisering van de mammografie te bevorderen. Dit zal gepaard gaan met een overleg met de Gemeenschappen en een informatiecampagne.

De TGR heeft hierover in zijn werkgroepen de besprekingen aangevat, maar heeft nog geen concreet voorstel gedaan. Het voorstel van 2010 is niet meer actueel.

2) Er is mij geen intentie bekend om de kosten te verhogen voor een verantwoord opsporingsonderzoek voor de vrouwen waarvoor een dergelijk onderzoek is aangewezen.

Integendeel, in uitvoering van het Nationaal Kankerplan 2008-2010 (initiatief 4 : verbetering van opsporing en vroegtijdige diagnose van borstkanker) werd inmiddels een voorstel goedgekeurd door het Verzekeringscomité van het Rijksinstituut voor ziekte en invaliditeitsverzekering (RIZIV) voor de groep vrouwen met een sterk verhoogde risico op borstkanker. Het Verzekeringscomité stelt daarin voor dat voor deze groep van vrouwen onderzoeken voor vroegopsporing ongeacht de leeftijd gratis zullen zijn.

3) Op dit ogenblik is er in de nomenclatuur een verstrekking voorzien voor borstkankerscreening, de omschrijving van deze verstrekking, de « mammotest » is : « Mammografie van beide borsten, in het kader van een door een overheid georganiseerd bevolkingsonderzoek ».

De organisatie van dit bevolkingsonderzoek behoort tot de bevoegdheid van de Gemeenschappen. De georganiseerde screening richt zich inderdaad tot vrouwen tussen vijftig en negenenzestig jaar en is gratis éénmaal per twee jaar.

Een bijkomende echografie wordt pas na de tweede lezing uitgevoerd indien minstens twee radiologen dit aanraden. De tweede lezing is in dit kader zeer belangrijk. Het is namelijk belangrijk dat vals negatieve resultaten worden vermeden, evenals vals positieve die leiden tot bijkomende onderzoeken die nutteloos zijn en stresserend.

We weten dat in België de mammografie, de « diagnostische », vaak wordt gebruikt voor « opportunistische screening », zonder tweede lezing en vaak samen met een echografisch onderzoek, ook zonder specifieke indicatie (het « senologisch bilan » waarvan sprake).

Aangezien het op dit ogenblik niet mogelijk is om op basis van de nomenclatuur een onderscheid te maken tussen een mammografie voor diagnostiek of voor « opportunistische screening » is het moeilijk om de kwaliteit van de tweede benadering te evalueren.

Het is dan ook niet mogelijk om te antwoorden op uw tweede vraag of een aanpassing van de nomenclatuur al dan niet zal leiden tot een toename van het aantal « vals negatieve » resultaten. De tweede lezing is, in de literatuur goed gedocumenteerd, een middel om deze « vals negatieven » te vermijden.

Bovendien wens ik te benadrukken dat men de kritiek dient te nuanceren die zegt dat georganiseerde screening niet effectief zou zijn evenals de conclusie dat « opportunistische screening » beter zou zijn. Er wordt momenteel gedebatteerd over de effectiviteit van georganiseerde screening. In deze debatten worden verschillende vragen gesteld over de validiteit van het bewijs daarvoor. Echter, dan gelden die vragen evenzeer of nog meer voor de opportunistische screening, waar eigenlijk geen enkel direct bewijs bestaat over de effectiviteit. Als er geen bewijs zou zijn dat georganiseerde screening effectief is en dat de balans voor de patiënt niet altijd positief is, geldt dat zeker voor de opportunistische screening. Er is geen reden om aan te nemen dat deze balans beter zou zijn bij opportunistisch screening.

Ik verwijs in dit kader naar vier studies van de Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg (KCE) rond vroegopsporing van borstkanker die werden uitgevoerd. Ze zijn inmiddels gepubliceerd :

– KCE rapport 129 (2010) - Opsporing van borstkanker tussen veertig en negenenveertig jaar ;

– KCE rapport 172 (2012) - Borstkankerscreening : hoe vrouwen met een verhoogd risico identificeren - Welke beeldvorming gebruiken ? ;

– KCE rapport 176 (2012) - Opsporing van borstkanker tussen zeventig en vierenzeventig jaar ;

– KCE rapport 216 (2014) - Borstkankeropsporing: boodschappen ter ondersteuning van een geïnformeerde keuze.

4) Wat uw laatste vraag betreft, verwijs ik naar het vorige antwoord.

Tenslotte is het verwezenlijken van een optimale, kwaliteitsvolle vroegopsoring bij die vrouwen die het nodig hebben in het belang van alle vrouwen.

Hierbij moet er niet alleen over gewaakt worden dat publieke middelen zo optimaal mogelijk worden aangewend, maar bovendien dient ook de toegang tot onderzoeken voor die vrouwen die er baat bij hebben, op basis van hun risicoprofiel, te worden verzekerd.