Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-1309

van Christine Defraigne (MR) d.d. 1 maart 2017

aan de minister van Justitie

Minderjarigen - Procedurele rechten

jongere
minderjarigheid
rechten van de verdediging
rechtsvordering
beroep in het informatiewezen
vertaling
strafprocedure
gerechtelijke expertise

Chronologie

1/3/2017Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 30/3/2017)
1/8/2017Antwoord

Vraag nr. 6-1309 d.d. 1 maart 2017 : (Vraag gesteld in het Frans)

De vereniging Defence for Children Belgium heeft het Belgische jaarverslag 2016 met als titel: "Droits procéduraux des enfants étrangers soupçonnés ou accusés dans une procédure pénale/protectionnelle au sein de l'Union européenne (Pro-Jus)" gepubliceerd. Dat verslag kwam tot stand in het kader van het Europees project “ Procedural Rights of Juveniles Suspected or Accused in the European Union’ (PRO-JUS) "

Het PRO-JUS-project werd in vijf landen opgezet: België, Frankrijk, Hongarije, Spanje en Nederland. Het project onderzoekt de kwetsbaarheid van minderjarige vreemdelingen die in verdenking of beschuldiging zijn gesteld in strafprocedures. Het heeft als doel na te gaan of minderjarige vreemdelingen in staat zijn om de rechten te genieten die in de drie Europese procedurele richtlijnen staan alsook om de kennis en de bekwaamheden van justitie-en politiemedewerkers te vergroten.

Het thema justitie en minderjarigen is transversaal. Het federale niveau is bevoegd voor de organisatie van de jongerenrechtspraak, heeft de territoriale bevoegdheid over de jongerenrechtspraak, is bevoegd voor de procedure voor de jeugdrechtbanken, de vrijheidsberoving en de regels met betrekking tot het verhoor van minderjarigen, terwijl de Gemeenschappen bevoegd zijn voor de vaststelling en de hiërarchie van de maatregelen die kunnen worden genomen ten aanzien van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, voor de vaststelling en de organisatie van de voorwaarden voor en de rechtsgevolgen van de uithandengeving door de jeugdrechtbank in het geval van vastgestelde ontoereikendheid van de maatregelen en voor de werking van de Institutions publiques de protection de la jeunesse (IPPJ) en de Gemeenschapsinstellingen (GI).

Elke persoon die in verdenking wordt gesteld of gerechtelijk wordt vervolgd en die de taal van de strafprocedure niet spreekt, heeft recht op gratis bijstand van een tolk bij politieverhoren of bij belangrijke contacten met de advocaat en ook tijdens de rechtszittingen. Zo moet elke verdachte binnen een redelijke termijn kunnen beschikken over de geschreven vertaling van alle documenten die essentieel zijn voor zijn verdediging. De kwaliteit van de vertaling en van het tolken moet voldoende zijn om een eerlijk proces te garanderen.

De keuze van de vertaler wordt bepaald op basis van de lijsten van de politie en het parket. Er bestaat geen enkele 'specialist in minderjarigen '. Bovendien blijkt uit het verslag dat er geen enkele officiële procedure bestaat om vast te stellen of een jongere al dan niet nood heeft aan een tolk. In de commissariaten zou dat 'op het gevoel' worden geregeld en er bestaat geen enkele procedure dienaangaande.

Er is evenmin een revisieprocedure waarmee de betrouwbaarheid van de vertaling kan worden nagegaan. De onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de tolken is niet volledig gegarandeerd.

Voor sommige talen zijn er zeer weinig tolken. Er zijn niet genoeg tolken voor Syrisch Arabisch, de talen die in Irak worden gesproken en Pasjtoe. De tolken zouden ook slecht en laattijdig worden betaald door de Staat. Daardoor wordt het tekort aan tolken groter.

De advocaat kan eveneens bijstand van een tolk vragen in het kader van de rechtsbijstand. Toch werken de tolken die op de officiële lijst van het parket staan niet allemaal in dat kader. De schaarste is nog schrijnender voor de advocaten. Ik geef een voorbeeld: voor Fula, een taal die in Guinee wordt gesproken, is er slecht één tolk, die zelden beschikbaar is. Voor het Somalisch is er geen enkele tolk. Daarom werken advocaten

samen met verenigingen als SeTIS, maar in dat geval betaalt de Staat geen tolk.

De tolken hebben geen juridische opleiding inzake jeugdrecht genoten. Volgens sommige advocaten bemoeilijkt dat de zaken soms. Daarbij komen nog de culturele of religieuze problemen in de relatie tusssen de jongere en de tolk van zijn gemeenschap. Bijvoorbeeld, als de tolk een man is die moet vertalen wat een moslimmeisje zegt.

Hoewel het recht op een tolk door de wet is erkend en er lijsten van tolken zijn, moeten we vaststellen dat er nog veel leemtes bestaan.

1) Zou het niet nuttig zijn de functie van tolk in het kader van een gerechtelijke procedure met een minderjarige te herwaarderen en te herfinancieren en die functie tezelfdertijd te combineren met een opleiding in jeugdrecht?

2) Er blijkt nood te zijn aan een methodologie en aan een deontologische commissie voor de gerechtstolken om een adequate en gewaarborgde taalbijstand te verzekeren. Wordt daarover nagedacht binnen uw ministerie?

3) In september 2016 kloegen de gerechtstolken over de onaangepaste tarieven en de slechte werkomstandigheden in het algemeen. Het zou beter zijn in onmiddellijke en redelijke vergoedingen te voorzien om de beschikbaarheid van tolken te verhogen. Wat is uw mening daarover? Wordt bij zeldzame talen rekening gehouden met de schaarste? Bestaat er een reële nood? Hoe denkt u tegemoet te komen aan de schaarste van tolken voor sommige talen?

4) Heeft er overleg plaatsgevonden met de Gemeenschappen? Zo ja, wat is daarvan het resultaat? Zo neen, wordt een dergelijk overleg gepland?

Antwoord ontvangen op 1 augustus 2017 :

1) Europese richtlijnen garanderen het recht op een behoorlijke vertaling of bijstand van een tolk en dit met inbegrip van de procedures betreffende minderjarigen of die voor de jeugdrechtbank. Het nationaal register zal een kwaliteitscontrole mogelijk maken en voorziet in de kwaliteitsvereiste van juridische vorming in het algemeen. Het toevoegen van bijkomende en meer specifieke formele criteria om een tolk aan te stellen riskeert echter de beschikbaarheid ervan in sommige talen nog te verminderen.

2) De wet van 10 april 2014 voorziet dat de vertalers en tolken ingeschreven in het register gebonden zijn door een deontologische code. Deze wordt eerdaags gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Bovendien voorziet de wetswijziging goedgekeurd in de Kamercommissie Justitie dat ook de vertalers die aanspraak maken op de overgangsbepalingen gebonden zijn door deze code.

De oude lijsten van de politie of parketten kunnen nu vervangen worden door een langere lijst van alle ingeschreven tolken met hun specifieke taalkennis, zoals ze te vinden is in het overgangsregister. Momenteel hebben zich reeds meer dan 1 200 vertalers / tolken ingeschreven.

3) De tarieven zijn pas recent herzien. Het koninklijk besluit van 22 december 2016 met de nieuwe tarieven voor vertalers en tolken werd gepubliceerd op 30 december 2016. De nieuwe tarieven worden toegepast vanaf 1 januari 2017 op alle in 2017 geleverde prestaties. Het nationaal register voorziet dat, wanneer beroep gedaan wordt op een vertaler of tolk die niet ingeschreven is in het register, moet worden gemotiveerd waarom dit het geval is. Dit geeft de federale overheidsdienst (FOD) Justitie de mogelijkheid actief te zoeken naar vertalers of tolken als deze niet beschikbaar zijn voor bepaalde talen.

4) De Gemeenschappen hebben een eigen procedure voor het erkennen van vertalers en tolken in bepaalde materies. In het register kan op termijn vermeld worden welke vertalers of tolken door de Gemeenschappen erkend zijn. Hieromtrent is nog geen overleg geweest. Alleszins zal iedereen, dus ook de Gemeenschappen toegang hebben tot het definitief register dat publiek is. Voortaan zullen dus niet alleen magistraten en politiediensten maar ook advocaten, hulpverleners en het publiek toegang krijgen tot de lijst van beschikbare vertalers en tolken.