![]() |
![]() |
Mensenhandel - Uitbuiting bedelarij - Bijzondere opsporingsmethodes - Systematisch financieel onderzoek - Omzendbrief
mensenhandel
bedelarij
gerechtelijk onderzoek
georganiseerde misdaad
gegevensbank
28/12/2016 | Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 26/1/2017 ) |
19/4/2017 | Antwoord |
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 6-1236
Ik verwijs naar het onlangs vrijgegeven Jaarrapport mensenhandel en mensensmokkel 2016 vanwege het Federaal Migratiecentrumen ; ik citeer : « Uitbuiting van bedelarij in het kader van mensenhandel is een fenomeen dat weinig aan bod komt. » En verder : « Over het fenomeen mensenhandel met het oog op uitbuiting van de bedelarij in België is weinig geweten. »
Diverse respondenten pleiten in het verslag voor meer proactieve onderzoeksmethoden. Als men mensenhandel en dan meer specifiek economische uitbuiting via bedelarij effectief wil aanpakken en de organisatoren in het vizier nemen, moet men systematisch alvorens op te treden een financieel onderzoek opstarten waarbij zo nodig ook een telefoononderzoek moet worden opgestart om het netwerk bloot te leggen. Gezien georganiseerde bedelarij zeer mobiel is en de slachtoffers regelmatig in andere steden en landen worden ingezet, moeten de (internationale) reisbewegingen eveneens in kaart worden gebracht. Ook is het van belang om systematisch en consequent alle gegevens in te voeren in een algemene nationale gegevensbank (ANG). Deze moet ook kunnen worden geraadpleegd. De precieze vaststellingen moeten worden vastgelegd in processen-verbaal (pv) op basis van concrete afgesproken indicatoren die in een omzendbrief moeten worden bepaald.
Deze vraag betreft gelijke kansen en is dus een bevoegdheid van de Senaat overeenkomstig artikel 79 van het reglement van de Senaat en het gaat over een transversale aangelegenheid – Gemeenschappen.
Terwijl het federale niveau instaat voor de bestraffing en vervolging van bedelarij in het kader van mensenhandel, staan de Gemeenschappen vanuit het perspectief van opvang, jeugdhulp en onderwijs in voor de opvang van de minderjarige slachtoffers van mensenhandel in het algemeen en bedelarij in het bijzonder.
Ik had dan ook volgende vragen voor de geachte minister :
1) Kunt u voor respectievelijk 2013, 2014 en 2015 meedelen in hoeveel dossiers van bedelarij er daadwerkelijk een financieel onderzoek werd verricht en / of telefoontaps werden opgestart ? Kunt u dit cijfer duiden ?
2) Wil u laten onderzoeken door het College van procureurs-generaal of er systematisch een financieel onderzoek zal worden opstarten en desgevallend ook een telefoontap om het netwerk van mensenhandelaars daadwerkelijk bloot te leggen ? Zo neen, waarom niet en welke alternatieven stelt u voor ? Zo ja, kan u toelichten wat het tijdschema en de inhoud zijn ?
3) Bent u bereid een omzendbrief op te stellen over de wijze waarop de diverse vaststellingen ingeval van bedelarij op een systematische en volledige wijze worden vastgelegd in pv's op basis van precieze indicatoren die worden afgesproken in deze omzendbrief ? Zo neen, waarom niet en kan u dit toelichten ? Zo ja, kan u toelichten wat de indicatoren, de inhoud en het tijdschema zijn ?
4) Onderschrijft u dat het belangrijk is om bij bedelarij systematisch en consequent alle gegevens in te voeren in een algemene nationale gegevensbank (ANG) en deze voldoende toegankelijk te maken ? Kan u toelichten hoe dit momenteel verloopt en of er verbeteringen mogelijk zijn ?
1) De gegevensbank van het College van
procureurs-generaal kan geen betrouwbare cijfers verstrekken
betreffende de link tussen dossiers inzake bedelarij en financiële
onderzoeken of telefoontaps.
Er kan wel worden verwezen naar het
verslag in uitvoering van het art. 90dec. van het Wetboek van
Strafvordering, dat jaarlijks door de minister van Justitie aan het
Parlement wordt overgemaakt. De recente rapporten geven enkele
generieke gegevens omtrent de tapmaatregel weer maar niet specifiek
toegespitst op het fenomeen mensenhandel.
2), 3) en 4)
Mensenhandel met het oog op uitbuiting van bedelarij wordt strafbaar
gesteld via art. 433quinquies, 2° en volgende van het
Strafwetboek en uitbuiting van bedelarij via art. 433ter en 433quater
van het Strafwetboek. Om het misdrijf beter te bestrijden werden
specifieke richtlijnen opgesteld.
Naast de COL 01/15 met
betrekking tot de opsporing en vervolging van mensenhandel
(herziening van de COL 01/07) trad een complementaire omzendbrief COL
20/16 van het College van Procureurs-generaal betreffende het
vervolgings- en opsporingsbeleid inzake de exploitatie van bedelarij
op 1 oktober 2016 in werking. Als bijlage werd een lijst van
indicatoren toegevoegd. Daarnaast werden nog andere documenten
toegevoegd die als hulpmiddel dienen voor de magistraten en/of de
onderzoekers bij de eerste vaststellingen zoals een lijst van taken
voor de politieambtenaren en een vragenlijst die gebruikt kan worden
tijdens een verhoor.
De richtlijn verstrekt ook instructies over de wijze van
verbalisering. Zodoende wordt deze informatie op basis van een pv
automatisch in de ANG opgenomen.
Zoals wordt herhaald in de COL
20/16 en gezien de specifieke kenmerken van elk dossier, is het aan
de referentiemagistraat “mensenhandel” om, in voorkomend
geval, gebruik te maken van de passende opsporingsmethoden, met
inbegrip van de bijzondere opsporingsmethoden.