Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika (BRICS) - Oprichting van een eigen internationale ontwikkelingsbank - Wereldbank
kredietrating
Brazilië
Rusland
India
China
Zuid-Afrika
financiële solvabiliteit
ontwikkelingsbank
investeringsbank
Wereldbank
jong industrieland
BRICS-landen
28/3/2013 | Verzending vraag |
3/6/2013 | Antwoord |
De ministers van financiën van de BRICS-landen zijn overeengekomen een eigen internationale ontwikkelingsbank op te richten. Deze ontwikkelingsbank kan een bedreiging vormen voor de Wereldbank, aangezien ze eveneens als doel heeft grote infrastructuurprojecten te financieren.
De creatie van deze bank lijkt te kaderen in het bredere streven naar meer onafhankelijkheid ten opzichte van het Westen. De BRICS streven immers ook naar de vorming van een eigen anticrisisfonds en een eigen ratingagentschap.
Ik had de volgende vragen :
1) Wat is uw mening over de creatie van deze nieuwe internationale investeringsbank?
2) Wat vindt u van dit signaal dat de opkomende economieën het zonder invloed van het Westen willen doen?
3) Heeft dit geopolitieke gevolgen? Zal de invloed van de BRICS-landen in de wereld naaste economisch ook geopolitiek stijgen?
4) Is het misschien een goed idee om ook binnen Europa een eigen onafhankelijk ratingbureau te creëren? Andere ratingbureaus beslissen nu immers over de kredietwaardigheid van de Europese landen.
1) De oprichting van een bijkomende ontwikkelingsbank werd reeds een jaar geleden door de BRICS-landen aangekondigd.
Enerzijds mag dit om de volgende redenen als een positieve evolutie aanzien worden :
Dit initiatief kadert in het streven van de opkomende landen naar een versterkte Zuid-Zuidsamenwerking.
De nood aan bijkomende financiële middelen voor infrastructuur (onder andere elektriciteit, watervoorziening, wegen) in ontwikkelingslanden is enorm groot.
Teneinde de financiële situatie van de bestaande ontwikkelingsbanken (Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken) gezond te houden, werd hun bijkomende leningscapaciteit beperkt. Zo heeft bijvoorbeeld India haar leningslimiet bij de Wereldbank reeds bereikt. De recente kapitaalsverhoging van de Wereldbank en andere ontwikkelingsinstellingen werd trouwens door een aantal aandeelhouders als onvoldoende beschouwd.
Voor de oprichting van deze BRICS-bank zetten de BRICS-landen hun eigen middelen in.
Voorlopig dient deze ontwikkeling dus niet zozeer als een bedreiging doch eerder als een welkome aanvulling van financiële middelen voor ontwikkelingsdoeleinden te worden beschouwd.
Anderzijds zou een bijkomende ontwikkelingsbank de huidige ontwikkelingsarchitectuur nog complexer en misschien zelfs ondoorzichtiger kunnen maken. Daarom is het van belang dat deze nieuwe bank nauw samenwerkt met de traditionele donorpartners.
Verder moeten we nog afwachten welke de grootte, structuur en uitvoeringsmodaliteiten van de nieuwe BRICS-ontwikkelingsbank zullen zijn. Hierover is nog geen overeenstemming bereikt en dit zal de nodige tijd in beslag nemen. Ook over de aangekondigde “currency pool” ter waarde van 100 miljard US dollar (dat een soort van crisisfonds moet worden) ontbreken details inzake structuur en uitvoeringsmodaliteiten.
Het is nog onduidelijk aan welke voorwaarden de nieuwe ontwikkelingsbank haar leningen zal uitgeven en zich wel of niet zal inmengen met de binnenlandse hervormingspolitiek van de ontlenende landen door middel van beleidsvoorwaarden. Hierdoor bestaat het gevaar dat deze bank het niet zo nauw zou nemen met de sociale en milieubeschermingsmaatregelen die bij de uitvoering van investeringsprojecten van de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken gelden. Deze voorwaarden of “safeguards” zoals die in het vakjargon genoemd worden, omvatten specifieke maatregelen die onder meer betrekking hebben op het respect voor inheemse volkeren, het vrijwaren van culturele identiteit, het beperken van onvrijwillige hervestiging.
2) Sinds een aantal jaren wensen de opkomende landen meer inspraak in het Internationaal Muntfonds (IMF) en de Wereldbank. Het vergroten van de inspraak van deze landen is een geleidelijk proces. De aanpassing van de verdelingsformules en de quotaherziening van het IMF zijn alvast in een gevorderde fase, en binnenkort komt het tweede belangrijke onderhandelingsproces voor de aanpassing van de verdelingsformule van de aandelen van de Wereldbank (IBRD) op gang. De opkomende landen zijn nu al relatief goed vertegenwoordigd in de G20 van waaruit ze hun invloed laten gelden op de onderhandelingen met betrekking tot de herverdeling van de vertegenwoordiging in de Wereldbank en het IMF.
3) Bij gebrek aan details over modaliteiten, structuur en grootte zijn de geopolitieke gevolgen momenteel moeilijk in te schatten. De economische invloed van een aantal BRICS-landen is de laatste jaren enorm toegenomen, hetgeen ontegensprekelijk geopolitieke gevolgen heeft. Zo zijn China en India op dit moment de grootste investeerders in Subsaharaans Afrika en hopen de Afrikaanse leiders alvast dat hun regio zal kunnen genieten van bijkomende financiële middelen.
4) België ondersteunt de oprichting van een onafhankelijk Europees ratingbureau. In het regeerakkoord staat immers dat: “De regering zal er op Europees vlak ook voor pleiten om, onder meer :
het controlekader voor de ratingbureaus, in het bijzonder inzake de erkenning, te versterken en het oprichten van een of meer onafhankelijke Europese ratingbureaus aan te moedigen.”
Tijdens de onderhandelingen van de nieuwe regelgeving inzake kredietratingbureaus heeft België gepleit voor de oprichting van dergelijk ratingbureau. Hoewel er binnen het Europees Parlement consensus te vinden was, was er binnen de Raad meer oppositie tegen dit voorstel. Tegenstanders uitten namelijk hun bezorgdheid over :
de kosten van de oprichting van een kredietratingbureau met publieke middelen, namelijk 300-500 miljoen euro;
de geloofwaardigheid van zo’n ratingbureau, vooral als het de Lidstaten moet beoordelen die er zelf geld in gestopt hebben;
de benadeling van de private kredietratingbureaus.
Het consultancybureau Roland Berger heeft vorig jaar een poging ondernomen dergelijk ratingbureau met private middelen op te richten. Dit is echter niet gelukt.
In de recente Europese regelgeving in verband met ratingbureaus, beter bekend als CRA3, is overeengekomen dat de Europese Commissie tegen 31 december 2014 een verslag over de geschiktheid van de ontwikkeling van een Europees beoordelingssysteem voor soevereine schuld aan het Europees Parlement en de Raad zal overmaken. Rekening houdend met de bevindingen van dit verslag zal de Commissie tegen 31 december 2016 een verslag aan het Europees Parlement en de Raad overmaken inzake de geschiktheid en uitvoerbaarheid van een Europees kredietratingbureau dat de kredietwaardigheid van de soevereine schuld van de Lidstaten beoordeelt, en/of van een Europees kredietratingstichting voor alle andere kredietbeoordelingen.