Vleeskuikens - Productie - Kippenkeurmerk Belplume - Controle kwaliteitslabels - Wetgeving - Inbreuken
welzijn van dieren
officiële statistiek
pluimvee
intensieve fokkerij
kwaliteitsmerk
26/3/2013 | Verzending vraag |
6/5/2013 | Antwoord |
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-8607
In Nederland zullen tegen 2020, en mogelijks al tegen 2015 geen zogenaamde "plofkippen" (vleeskuikens) meer te verkrijgen zijn in de supermarkten. "Plofkippen" zijn industrieel gekweekte kippen die op zes weken tijd van een kuiken van 200 gram opgroeien tot een kip van 2,2 kg. Deze exponentiële groei (vier keer sneller dan een gewone kip) wordt veroorzaakt door het veelvuldig voederen en het houden van de kippen in te krappe ruimtes. Nederland heeft daarom gezocht naar een alternatief. De plofkip zal plaats maken voor een ander ras. Dit ras groeit trager. Vanaf 2020 mogen kippen niet sneller aangroeien dan 50 gram per dag, ze moeten meer ruimte hebben en er moet meer afleidingsmateriaal zijn, zoals stro en gras. Dit geldt echter enkel voor kippen die in Nederland verkocht worden. Kippen die bestemd zijn voor export moeten niet aan die regels voldoen.
Nederland gaat daarmee verder dan de vigerende Europese regels qua welzijn, diergezondheid en voedselveiligheid.
België hinkt op dat vlak achter. Volgens richtlijn 2007/43/EG tot vaststelling van de minimumvoorschriften voor de productie van vleeskuikens, kunnen vleeskuikens best gehouden worden met een maximumbezetting van 33 kilo per vierkante meter. Indien de exploitant voldoet aan een aantal aanvullende eisen aangaande management en huisvesting kan dit opgetrokken worden tot 39 kilo per vierkante meter, en indien men voldoet aan de bijzondere strenge regels qua uitvalpercentage kan de maximumbezetting opgedreven worden tot maximum 42 kilo per vierkante meter. Het gaat hier om een Europese richtlijn om het welzijn van vleeskuikens te verbeteren. België heeft deze richtlijn in 2010 omgezet in een wet. Ons land koos ervoor om enkel te minimumvoorwaarden op te nemen in het koninklijk besluit en niet om, zoals Nederland, de conclusies van het Wetenschappelijk Comité van dierenwelzijn en diergezondheid van de Europese Commissie te volgen. Deze conclusies stellen dat er reeds vanaf 30 kilo per vierkante meter ernstige gezondheids- en gedragsstoornissen waar te nemen zijn, of er nu een goede klimaatregeling is of niet. Proefondervindelijk onderzoek wijst uit dat wanneer men de vergelijking maakt van 13 kuikens per vierkante meter (28 kilo) en 20 kuikens per vierkante meter (42 kilo), er een veel lagere uitval is bij de kuikens met de lage bezettingsgraad. Bij hen kwamen veel minder pootproblemen voor. Tevens wogen deze kuikens meer.
Bedrijven met minder dan 500 vleeskuikens, bedrijven met enkel vermeerderingsdieren en broederijen vallen niet onder deze richtlijn. Zij vallen onder de richtlijn 98/58/EG-regels voor de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren.
Bovendien blijkt uit recente communicatie dat Belplume, het kwaliteitslabel voor pluimvee, het zelf niet zo nauw neemt met de Belgische, niet zo strenge wetgeving omtrent vleeskuikens. 90% van de Belgische braadkippenhouders is aangesloten bij Belplume. In 2010 mochten de kwekers die hun kippen houden onder het Belplumelabel onmiddellijk starten aan de norm van 42 kilo per vierkante meter omdat Belplume aan de meeste voorwaarden voldoet. Wat dus eigenlijk wil zeggen dat bijna alle vleeskuikenkwekers de norm van 42 kilo per vierkante meter halen. Nu blijkt dat Belplume zelf nogal losjes omgaat met deze voorwaarden, vooral wanneer het gaat om de uitvalcijfers. Op aanraden van Belplume tellen zij de dieren die zij afmaken niet mee in hun sterftecijfers. Zo blijven zij onder de 3,2 %. Belplume, dat erkend is door de Vlaamse overheid, verklaart dit door te stellen dat pluimveehouders hun zieke dieren lieten zitten om ze niet te moeten opnemen in hun sterftecijfers. Daarom liet men toe dat dieren die men afmaakt niet worden meegeteld in de 3,2 %. Heel veel vleeskuikens die op een kleine ruimte worden gehouden (42 kilo per vierkante meter of 18 kippen) krijgen last van voetzoollaesies. De kippen zijn in principe gezond, maar moeten afgemaakt worden omdat de pootblessures hen verhinderen te eten en zij veel pijn lijden. Door deze ziektes niet mee te tellen in het "uitvalcijfer" schiet deze regel zijn doel voorbij. We kunnen dus sterk betwijfelen of de bedrijven die het Belplumelabel dragen, het wel zo nauw nemen met het dierenwelzijn. Dat mogen we toch verwachten van een dergelijk kwaliteitslabel.
De FOD Volksgezondheid, die verantwoordelijk is voor de controles op het navolgen van de regels omtrent dierenwelzijn, heeft al een aantal van de bedrijven die aangesloten zijn bij Belplume gecontroleerd, maar tot op heden geen tekortkomingen kunnen vaststellen. Indien men immers een attest kan voorleggen van de dierenarts dat de sterfte te wijten is aan overmacht, telt deze ook niet mee voor het uitvalcijfer. Het lijkt mij dat er nogal losjes wordt omgesprongen met de zo al niet te strenge wetgeving omtrent vleeskuikens.
Ik zou de geachte minister de volgende vragen willen stellen:
1) Bent u op de hoogte van het feit dat Belplume haar leden mogelijkheden aanreikt om de wet op het houden van vleeskuikens te omzeilen?
2) De Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid verklaart nog geen inbreuken vastgesteld te hebben. Hoeveel controles zijn er jaarlijks uitgevoerd sinds het invoeren van de wet in 2010 en dit opgesplitst per jaar 2010, 2011, 2012?
3) Hoeveel vleeskuikens worden jaarlijks geproduceerd in België? Over hoeveel verschillende bedrijven gaat het? Wat is het gemiddeld aantal vleeskuikens dat gehouden wordt per vierkante meter in België?
4) Hoeveel vleeskuikens worden jaarlijks afgemaakt wegens ziekte, of zoals dit in de sector wordt genoemd "uitgeselecteerd"? Hoeveel attesten worden jaarlijks uitgereikt door dierenartsen om te stellen dat de sterfte om overmacht gaat?
5) Bent u van mening dat de huidige wet op het houden van vleeskuikens te veel achterpoortjes biedt en dat een verdere verstrenging van de wet zich opdringt? Bent u bereid, zoals in Nederland, om verder te gaan dan de minimumvereisten ons opgelegd door de Europese richtlijn over vleeskuikens?
6) Wat met kwaliteitslabels zoals Belplume? Hoe staat u tegenover een algemeen kwaliteitslabel aangaande dierenwelzijn voor de ganse Belgische vlees- en visindustrie naar het voorbeeld van Nederland?
Ik breng u ervan op de hoogte dat het onderwerp, waarover u mij een vraag stelt, valt onder de bevoegdheden van de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Laurette Onkelinx.
Ik stel u dus voor u te wenden tot het antwoord dat zal worden gegeven door mijn collega, aan wie de vraag over dit onderwerp eveneens werd gesteld (n° 5-8607).