Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8549

van Nele Lijnen (Open Vld) d.d. 20 maart 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Eetstoornissen - Anorexia nervosa - Kinderen - Leeftijd - Evoluties - Behandeling - Preventie

voedingsziekte
geneeswijze
voorkoming van ziekten
leeftijdsverdeling
jongere
gezondheidsstatistiek

Chronologie

20/3/2013Verzending vraag
6/6/2013Antwoord

Vraag nr. 5-8549 d.d. 20 maart 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Kinderpsychologen in Nederland hebben onlangs hun bezorgdheid geuit over het stijgend aantal kinderen met anorexia nervosa. Een achtjarig kind dat met een eetstoornis kampt is geen uitzondering meer. In Nederland zijn de cijfers over kinderen jonger dan 14 jaar al enkele jaren oud, maar hulpverleners vermoeden dat er ondertussen een sterke toename is van het aantal jonge kinderen met anorexia nervosa.

Een psycholoog getuigt in De Telegraaf hoe 40% van de patiënten in een behandelingscentrum 13 jaar of jonger is. Een gevaarlijk verschil tussen de zeer jonge patiënten en "anorexiatieners" is dat die eerste groep veel abrupter stopt met eten, mogelijks omdat zij nog minder goed dan de tieners kunnen inschatten wat de gevolgen zijn van hun aandoening. Anorexia bij tieners of volwassenen is enorm slecht voor het lichaam, maar bij jonge kinderen is het nog schadelijker. Niet alleen anorexia is een probleem, maar ook andere eetstoornissen zoals boulimia vormen een gevaar.

Een mogelijke verklaring is volgens de hulpverleners te vinden in het feit dat kinderen tegenwoordig reeds op een jonge leeftijd in contact komen met "dik zijn" en diëten of gezond eten, bijvoorbeeld door eigen ervaringen, via hun leeftijdsgenootjes of via de media.

1) Beschikt de minister over statistieken met betrekking tot het aantal kinderen met een eetstoornis op jonge leeftijd? Kan ze deze meedelen? Kan ze een overzicht geven van het aantal patiënten met een eetstoornis over de laatste vijf jaar? Kan ze deze gegevens opsplitsen op jaarbasis, op basis van leeftijd, alsook op basis van de meest frequente eetstoornissen?

2) Is er volgens de minister sprake van een stijging van het aantal kinderen onder 14 jaar met een eetstoornis? Indien ja, kan ze toelichten? Heeft ze een verklaring voor deze evolutie? Indien neen, kan ze toelichten?

3) Hoeveel procent van de patiënten geneest na een behandeling?

4) Is er bij de behandeling en preventie van eetstoornissen een specifieke behandeling voor kinderen jonger dan 14 jaar? Indien ja: graag toelichting. Indien neen: waarom niet?

5) Is de bevolking volgens de minister voldoende op de hoogte van de verhoogde kans op een eetstoornis op jonge leeftijd, iets wat zich reeds voor het 14de levensjaar kan voordoen? Indien ja, graag toelichting. Indien neen, zijn er volgens de minister maatregelen nodig en hoe ziet ze die?

Antwoord ontvangen op 6 juni 2013 :

1) De statistieken in de onderstaande tabellen betreffen de Minimale psychiatrische gegevens (MPG) voor de psychiatrische opnames en de Minimale ziekenhuisgegevens (MZG) voor de opnames in de niet-psychiatrische diensten van de algemene ziekenhuizen. Voor de MZG zijn de gegevens van het registratiejaar 2010 nog onvolledig. Tabel 1 (zie bijlage).De belangrijkste eetstoornis betreft volgens onderstaande gegevens voor de drie leeftijdsgroepen telkens Anorexia Nervosa. Tabel 2 (zie bijlage).

2) De gegevens tonen geen eenduidige jaarlijkse toename van het aantal opgenomen kinderen met een eetstoornis onder 14 jaar. Maar men moet wel verduidelijken dat de cijfers ziekenhuisopnames betreffen en niet de prevalentie in de algemene bevolking.

3) De behandeling kan zowel ambulant als in het ziekenhuis gebeuren. De MPG (minimale psychiatrische gegevens) leren ons dat in het ziekenhuis bij 45 % van de behandelde anorexia een duidelijke verbetering wordt gerealiseerd. Bij 30 % blijven er klachten aanwezig, en bij 25 % wordt de toestand chronisch of is er sprake van overlijden door ondervoeding of suïcide.

4) Een gemedicaliseerde primaire preventie op het vlak van diëten heeft een schadelijk effect, aangezien de aandacht van de jongeren wordt gevestigd op een verstoord eetgedrag dat ze voorheen niet vertoonden (diëten, braken, gebruik van laxeermiddelen...) en ertoe leidt dat men ongerust is over zijn gewicht en figuur. De nuttige primaire preventieprogramma’s hebben als doel de ontevredenheid over het lichaam te verminderen door kritisch te leren te staan tegenover het promoten van slankheid en tegenover vooroordelen ten opzichte van zwaarlijvige personen. Deze programma’s kunnen in verband worden gebracht met programma’s over de levenskwaliteit en over goede gezondheid. Een secundaire preventie bestaat erin risicopersonen op te sporen en er bestaan eenvoudige vragenlijsten die ter beschikking van de gezondheidsbeoefenaars en scholen kunnen worden gesteld.

5) De bevolking wordt niet voldoende geïnformeerd over de gevaren van voedingsdiëten en over het gevaar om hierover voortdurend te praten. Ervoor zorgen dat jongeren zich zorgen maken over hun gewicht en figuur, terwijl ze geen gezondheidsproblemen hebben, heeft als gevolg dat ze zullen diëten en een verstoord eetgedrag zullen vertonen waarvan het voornaamste gevolg op middellange en lange termijn gewichtstoename, gewichtsschommelingen, overgewicht en eetstoornissen zijn zoals eetbuistoornissen (verlies van controle over de inname van voedsel en eetbuien), boulimia (verlies van controle over de inname van voedsel en eetbuien gelinkt aan purgeergedrag zoals braken en het gebruik van laxeermiddelen) en voedselbeperkingen die kunnen leiden tot geestelijke anorexia.

Zoals in punt 4 gezegd, moeten we zeer voorzichtig zijn met primaire preventiemaatregelen. Maar bepaalde primaire preventietechnieken werden op grote populaties geëvalueerd en zijn in de medische en wetenschappelijke epidemiologische literatuur beschikbaar. Secundaire preventiemaatregelen bij gezondheidsbeoefenaars en scholen zijn zeer zinvol om de mensen die een risico lopen te ontdekken en om ze naar de contactpersonen en bestaande gespecialiseerde instellingen door te verwijzen. Die preventiemaatregelen vallen voornamelijk onder de bevoegdheid van de Gemeenschappen. Van mijn kant denk ik er momenteel over na om de huisartsen voor die problematiek gevoelig te maken.

Bijlagen

Tabel 1

Opnames eetstoornissen in een psychiatrische dienst –

 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Leeftijd

N

N

N

N

N

N

0-9

3

10

3

2

4

7

10-13

27

26

28

30

23

36

14-17

187

186

205

201

186

210

Totaal

217

222

236

233

213

253

Opnames eetstoornissen in een niet-psychiatrische dienst-

Leeftijd

2005

2006

2007

2008

2009

 

0-9

11

23

12

8

20

 

10-13

38

40

27

36

31

 

14-17

118

131

167

92

119

 

Totaal

167

194

206

136

170

 

Tabel 2

Opnames in een psychiatrische dienst –

Diagnose

2005

2006

2007

2008

2009

2010

N

N

N

N

N

N

Anorexia Nervosa –

151

153

169

172

171

164

Bulimia Nervosa-

28

22

18

12

10

22

Niet gespecificeerde Eetstoornis-

38

47

49

49

32

67

Opnames in een niet-psychiatrische dienst –

Diagnose-

2005

2006

2007

2008

2009

 

N

N

N

N

N

 

Anorexia Nervosa –

154

178

196

128

155

 

Bulimia Nervosa-

6

3

4

3

4

 

Niet gespecificeerde eetstoornis-

7

13

6

5

11