Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-7298

van Cindy Franssen (CD&V) d.d. 22 november 2012

aan de minister van Middenstand, KMO's, Zelfstandigen en Landbouw

Automatische toekenning van rechten - Opvragen van informatie

armoede
sociale rechten
sociale uitkering
gereduceerde prijs
sociaal achtergestelde groep

Chronologie

22/11/2012Verzending vraag
20/12/2012Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7291
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7292
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7293
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7294
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7295
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7296
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7297
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7299
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7300
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7301
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7302
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7303
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7304
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7305
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7306
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7307
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7308
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-7309

Vraag nr. 5-7298 d.d. 22 november 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Heel wat rechten van burgers worden pas toegekend na een administratieve procedure waarbij het inkomen en/of het vermogen van de burgers wordt berekend en onderzocht. Dat betekent voor de burger heel wat administratieve beslommeringen en vaak brengt het ook heel wat emoties met zich: schaamte, schuld, onbegrip… Door rechten automatisch toe te kennen kunnen die administratieve procedures eenvoudiger en aangenamer worden voor de burger.

De federale regering engageert zich in het federale regeerakkoord 2011-2014 om, inzake de strijd tegen sociale uitsluiting en voor maatschappelijke integratie, "overal waar mogelijk de automatische opening van sociale rechten van het type "sociaal tarief" voor personen die aan de voorwaarden voldoen (onder meer energie, water, communicatie, NMBS) te versnellen. Zij zal de uitwisseling van informatie terzake aanmoedigen en voldoende communiceren over de sociale rechten toegekend aan de begunstigden." Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke integratie en Armoedebestrijding, Maggie De Block bevestigde dit engagement eveneens in haar Algemene Beleidsnota van 12 januari 2012.

Ook in het Federaal Plan Armoedebestrijding (FPA) lezen we dat de federale regering bereid is om de overheidsdiensten toegankelijker te maken voor de burgers: "De overheidsdiensten toegankelijk maken voor alle burgers houdt dus in dat de meest kwetsbare burgers worden geïdentificeerd en dat de rechten waarop ze aanspraak kunnen maken automatisch worden toegekend." Uit verschillende acties van het FPA blijkt dat die automatische toekenning van rechten op verschillende domeinen een plaats zal krijgen: een sociaal tarief voor energieleveringen (actie 32), efficiëntere informatieverwerving bij de werking van de DAVO (actie 50), snellere en eenvoudige toekenning van de verhoogde tegemoetkoming van ziekteverzekering (actie 78)…

De Vlaamse regering gelast alle Vlaamse ministers om hun betrokken administraties op te dragen om waar nodig voorstellen tot aanpassing uit te werken om de automatische toekenning van rechten op hun respectieve beleidsdomein te verwezenlijken. Via deze maatregel wordt verzekerd dat elk departement toegankelijk is voor alle burgers en dat de rechten automatisch worden toegekend aan elke burger die er recht op heeft. Er wordt met andere woorden voor een integrale aanpak geopteerd. Binnen de federale regering is een dergelijke maatregel echter nog niet terug te vinden.

Graag had ik van de minister/staatssecretaris vernomen:

1) Wat wordt binnen het federale beleid specifiek verstaan onder een "automatische toekenning van rechten"? Uit welke verschillende maatregelen en aspecten bestaat die automatische toekenning?

2) Op welke manier wordt momenteel verzekerd dat elke federale minister of staatssecretaris erover waakt dat de rechten binnen zijn beleidsdomein automatisch worden toegekend? Indien hierrond nog geen maatregel bestaat, zal zo'n maatregel worden genomen? Waarom wel/niet?

3) Op welke beleidsdomeinen worden rechten automatisch toegekend? Graag een overzicht van alle rechten die automatisch worden toegekend per beleidsdomein onder de bevoegdheid van de betreffende minister/staatssecretaris.

4) Wordt bij de beleidsdomeinen waarbij de automatische toekenning van rechten reeds wordt gehanteerd een evaluatie uitgevoerd inzake de toegankelijkheid van administratieve procedures, de tevredenheid van de burger en de efficiëntie van de automatische toekenning?

Zo ja, wanneer wordt ze uitgevoerd? Hoe krijgt de evaluatie vorm en hoe wordt ze georganiseerd? Wat zijn de resultaten van de evaluatie?

Zo neen, waarom niet? Zal een evaluatie worden gepland? Wanneer?

5) Op welke manier geeft de minister/staatssecretaris de diensten onder zijn/haar bevoegdheid de mogelijkheid om de nodige informatie voor de administratieve procedure te verkrijgen zonder dat zij dit moeten opvragen aan de burger? Op welke manier worden de kwetsbare burgers en/of de burgers die aanspraak kunnen maken op een bepaald recht geïdentificeerd?

Antwoord ontvangen op 20 december 2012 :

1. Binnen het sociaal statuut der zelfstandigen wordt onder “automatische toekenning van rechten” begrepen: het automatisch onderzoek van het recht (op uitkeringen) van de begunstigde zonder dat hij/zij hiervoor een initiatief neemt (onderzoek zonder aanvraag). Het kan echter ook zijn dat de bevoegde instantie de potentiële begunstigde bericht dat hij/zij mogelijk in aanmerking komt voor een bepaald sociaal recht, maar dat hij/zij daartoe wel eerst een formulier moet invullen.

2. Binnen de sociale zekerheid - en dus a fortiori ook binnen het sociaal statuut der zelfstandigen - geldt sinds 1 januari 1997 de wet van 11 april 1995 tot invoering van het handvest van de sociaal verzekerde (hierna genoemd het handvest). Dat handvest bevat een aantal belangrijke principes in verband met de rechten en plichten van de bevolking (de sociaal verzekerden) in hun contacten met de socialezekerheidsinstellingen.

Het voornaamste doel van het handvest is de bevolking te beschermen door een geheel van regels waaraan alle socialezekerheidsinstellingen zich moeten houden. Het gaat om alle socialezekerheidsinstellingen, dus ook de parastatalen voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren, alsook de meewerkende instellingen van de sociale zekerheid zoals o.a. de sociale verzekeringsfondsen en de mutualiteiten.

Uit het sociaal handvest blijkt duidelijk dat de overheid de burger meer en beter wil informeren. Het sociaal handvest voorziet in het ambtshalve onderzoek van de sociale uitkeringen, wanneer dat materieel mogelijk is. Daarnaast wordt de socialezekerheidsinstelling ook verplicht om uit eigen beweging (pro-actief) initiatieven te nemen om de bevolking te informeren. Als blijkt dat iemand recht heeft op een bepaalde uitkering, is de instelling verplicht om ze uit te keren.

3. De beleidsdomeinen onder mijn bevoegdheid zijn de volgende:

De realisatie van een automatische toekenning van (sociale) rechten is meestal geen sinecure. Zelfs voor ogenschijnlijk eenvoudig toe te kennen sociale rechten komt er heel wat bij kijken. Zo moet er gekeken worden of de relevante authentieke gegevensbronnen betrouwbaar zijn. Daarnaast moet bekeken worden welke gegevens nodig zijn om het recht met maximale eerbieding van de privacy van de betrokkenen toe te kennen. Ten slotte moet een koppeling van de gegevensbronnen met de systemen van de bevoegde instanties ook technisch mogelijk zijn. Soms moeten bepaalde wettelijke voorwaarden zelfs worden aangepast om te kunnen gebruikmaken van de voorhanden zijnde informatie.

De wetgeving voorziet niet in de automatische toekenning van rechten op gezinsbijslag, sociale verzekering in geval van faillissement, moederschapshulp, uitkering in het kader van palliatieve zorgen, ziekte- en invaliditeitsuitkeringen, moederschapsverzekering en geneeskundige verzorging. Dit houdt in dat de sociaal verzekerden hiervoor een aanvraag moeten doen bij de bevoegde instantie. Dit zijn de sociale verzekeringsfondsen (SVF) of de Nationale Hulpkas voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen voor de eerste vier uitkeringen en de mutualiteit of de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (HVIZ) voor de laatste drie.

De ziekte- en invaliditeitsuitkeringen, de moederschapsverzekering en de geneeskundige verzorging vallen onder de bevoegdheid van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekeringen (RIZIV). Hiervoor verwijs ik naar het antwoord van mijn collega mevrouw de vice-eerste minister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Laurette Onkelinx.

De toekenning van sociale rechten in mijn beleidsdomein gebeurt door de SVF en de Nationale Hulpkas voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen. Gemakshalve spreek ik hierna over “SVF” als ik zowel de sociale verzekeringsfondsen zelf als de Nationale Hulpkas bedoel.

Zoals reeds aangehaald onder de vorige vraag, houdt het feit dat de wetgevingen niet steeds voorzien in een automatische toekenning van rechten hoegenaamd niet in dat er geen sprake is van een pro-actieve houding langs de zijde van de bevoegde instanties noch dat er geen onderzoek van bepaalde rechten kan en mag gebeuren zonder een expliciete vraag van de sociaal verzekerde. Hieronder een aantal verduidelijkingen:

a) De audit van de SVF

De kwaliteit van de dienstverlening door de SVF heeft het voorwerp uitgemaakt van een audit in 2009 op mijn verzoek. Deze audit beperkte zich niet tot de analyse van de kwaliteit van de dossierbehandeling. Er werd voornamelijk aandacht besteed aan de proactiviteit van de SVF, meer bepaald aan de middelen die de SVF aanwenden om te anticiperen op vragen van hun aangeslotenen en hen informatie of diensten te leveren voor zij erom vragen. De SVF hebben ruimschoots de kans gehad hun handelswijze aan te passen en, in voorkomend geval, zich meer proactief op te stellen.

Ingevolge deze audit werd een charter voor goede dienstverlening op mijn initiatief opgesteld waarbij zij, voor alle uitkeringen die onder hun bevoegdheid vallen, de verplichting hebben hun aangeslotenen behoorlijk te informeren. Bovendien hebben zij eveneens de verplichting op hun website alle informatie te vermelden wat hun verplichtingen en hun rechten betreft binnen het sociaal statuut van de zelfstandigen.

b) Binnen mijn beleidsdomeinen nemen de (zelfstandigen)pensioenen een bijzondere plaats in. Immers, vanaf 2004 geldt de wettelijke verplichting om ambtshalve voor de Belgische inwoners op de pensioenleeftijd (momenteel 65 jaar voor mannen en vrouwen) de rechten op een rustpensioen in het stelsel van de zelfstandigen te onderzoeken. Dit ambtshalve onderzoek wordt niet door de SVF verricht, maar wel door de pensioendienst van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ).

Er is evenwel geen volledige automatische toekenning en uitbetaling van de onderzochte pensioenrechten. In de loop van het onderzoek van zijn rechten, wordt de betrokkene immers uitgenodigd om een vragenlijst in te vullen over zijn beroepsloopbaan en over de periodes die het voorwerp zouden kunnen uitmaken van een gelijkstelling, zoals studieperiodes (waarvoor de betrokkene ook het bewijs moet leveren) en periodes van militaire dienst. Bovendien kan het pensioen enkel betaalbaar gesteld worden indien de toekomstige gepensioneerde een verklaring invult over de beroepsbezigheid en over het genot van sociale uitkeringen. Hiermee deelt hij de pensioendienst van het RSVZ mee wat zijn toestand zal zijn op het ogenblik van de ingangsdatum van het pensioen. De afwezigheid van dergelijke verklaring vormt een hinderpaal voor de uitbetaling van het pensioen.

Bij het ambtshalve onderzoek van de rechten op het rustpensioen van een zelfstandige, worden ook de andere pensioenrechten waarop de betrokkene aanspraak zou kunnen maken (zoals overlevingspensioen, pensioen als uit de echt gescheiden echtgenoot, pensioen bij feitelijke scheiding) van ambtswege in het stelsel van de zelfstandigen onderzocht.

Indien de overleden echtgenoot een rustpensioen als zelfstandige genoot op het ogenblik van zijn overlijden, worden de rechten op een overlevingspensioen van de overlevende echtgenoot ambtshalve onderzocht. Hier kan men wel spreken van een automatische toekenning. De overlevende echtgenoot moet immers aan het RSVZ geen inlichtingen verschaffen over de beroepsloopbaan van de overleden echtgenoot, omdat de rechten van deze laatste al voorafgaandelijk onderzocht werden. Zelfs de uitbetaling van het overlevingspensioen gebeurt in het merendeel van de gevallen automatisch, zonder voorafgaandelijke verklaring over de beroepsbezigheid of het genot van de sociale uitkeringen, gelet op de leeftijdscategorie van de beoogde begunstigden.

4. Er werd, tot op heden, geen evaluatie uitgevoerd over de automatische of semi-automatische toekenning van rechten op uitkeringen.

5. Ik verwijs naar het principe van de eenmalige opvraging van gegevens. De KSZ verstrekt de instellingen van sociale zekerheid toegang tot de informatie opgeslagen in de databanken van het netwerk, voor zover dit nodig is voor de toepassing van de sociale zekerheid en met inachtneming van de bepalingen betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De Kruispuntbank van de sociale zekerheid biedt de instellingen van sociale zekerheid toegang tot de informatie in de gegevensbanken van het netwerk, in de mate nodig voor de toepassing van de sociale zekerheid en rekening houdend met de bepalingen betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Overeenkomstig artikel 11 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid zijn de instellingen van sociale zekerheid ertoe gehouden zich in de eerste plaats tot de KSZ te richten wanneer ze sociale gegevens nodig hebben voor de uitvoering van hun opdrachten of wanneer ze de juistheid moeten nagaan van sociale gegevens waarover ze beschikken. Deze verplichting waarborgt een maximale ontlasting van de burgers en ondernemingen inzake de mededeling van gegevens voor doeleinden van sociale zekerheid. Slechts nadat door de KSZ is vastgesteld dat het gezochte gegeven niet reeds in het netwerk beschikbaar is, mag het sociaal gegeven bij de sociaal verzekerden of de ondernemingen worden opgevraagd.

Een mooi voorbeeld van identificatie van burgers die aanspraak kunnen maken op een bepaald recht, is dat het RSVZ voor iedere persoon die in België een hoofdverblijfplaats heeft en voor wie er een aansluiting bij een sociaal verzekeringsfonds in het Algemeen Repertorium voor zelfstandigen (ARZA) werd vastgesteld, een onderzoek opent naar zijn rechten op een rustpensioen, 14 maanden vooraleer hij de leeftijd van 65 jaar bereikt heeft.

Belgisch interventie en restitutie bureau (BIRB)

1, 2, 3. Op grond van zijn statuten is het BIRB hoofdzakelijk belast met de uitbetaling van financiële tegemoetkomingen aan economische marktdeelnemers die geen producent zijn.

Het BIRB is in België op het domein van armoedebestrijding bevoegd voor de uitvoering van het Europees voedselhulpprogramma voor de minstbedeelden (Verordeningen (EG) Nr. 1234/2007 en (EU) Nr. 807/2010). Via dit programma worden verwerkte landbouwproducten en levensmiddelen ter beschikking gesteld aan de hulpbehoevenden in België. Het budget voor dit programma bedraagt voor 2013 +/- 12 miljoen euro .

Het BIRB heeft in het kader van de uitvoering van dit programma evenwel geen rechtstreeks contact met de burger. De rechtstreekse verdeling van deze hulpgoederen aan de hulpbehoevenden/burgers gebeurt via de Openbare Centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW’s), voedselbanken en liefdadigheidsinstellingen (VZW’s).

Het OCMW vormt de hoeksteen bij het vaststellen wie meest behoeftig is. Op gemeentelijk vlak zijn alleen de OCMW’s in staat te bepalen welke hulpbehoevenden/burgers beantwoorden aan de definitie van meest behoeftigen, zoals omschreven in Verordening (EU) Nr. 807/2010 dat het Europese programma van voedselhulp aan de meest behoeftigen (EPVM) regelt.

Voor België zijn in kader van dit programma zes categorieën van begunstigden vastgelegd:

1. personen en hun gezinsleden die genieten van een leefloon;

2. personen zonder vaste woonplaats (daklozen);

3. mensen zonder papieren;

4. mensen die hier illegaal verblijven;

5. vluchtelingen;

6. personen die onder de armoedegrens leven (1 000 euro voor een alleenstaande).

Daarnaast mogen OCMW’s ook andere categorieën begunstigden weerhouden, voor zover deze categorieën overeenstemmen met bovenvermelde Europese definitie van meest behoeftige en voor zover deze categorieën vooraf door het OCMW aan het BIRB ter informatie worden medegedeeld.

De categorieën begunstigden die het OCMW bij voorkeur bepaalt in samenspraak met de liefdadigheidsorganisaties gelden zowel voor het OCMW als voor alle liefdadigheidsorganisaties die in de gemeente actief zijn.

De liefdadigheidsorganisaties moeten een partnerschapsovereenkomst afsluiten met het OCMW. Als een liefdadigheidsorganisatie actief is in meerdere gemeentes, moet een partnerschaps-overeenkomst worden afgesloten met elk van de OCMW’s in de verschillende gemeentes.

Er zijn drie mogelijke vormen van partnerschapsovereenkomst:

1. de begunstigden van de liefdadigheidsorganisatie beschikken over een individueel (gezins)attest afgeleverd door het OCMW;

2. de lijst van begunstigden van de liefdadigheidsorganisatie werd goedgekeurd door het OCMW;

3. een partnerschapsovereenkomst tussen het OCMW en de liefdadigheidsorganisatie waarbij de liefdadigheidsorganisatie van het OCMW mag nagaan of iemand behoort tot één van de categorieën van begunstigden bepaald door het OCMW.

4. Zie vraag 1. Het BIRB doet hierop geen evaluatie, dit is de bevoegdheid van het OCMW.

5. Zie vraag 1. De identificatie gebeurt door de OCMW’s, de voedselbanken en de liefdadigheidsinstellingen zelf.

Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV)

Niet van toepassing voor het FAVV

Centrum voor onderzoek in diergeneeskunde en agrochemie (CODA)

Niet van toepassing voor het CODA