Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-6382

van Marleen Temmerman (sp.a) d.d. 31 mei 2012

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

De kwaliteit van de prenatale zorgverlening en de overconsumptie van technische onderzoeken tijdens de zwangerschap

Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg
moederschap
bescherming van moeder en kind
gynaecologie
medisch onderzoek

Chronologie

31/5/2012Verzending vraag
21/6/2012Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-2156

Vraag nr. 5-6382 d.d. 31 mei 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Uit onderzoek in opdracht van het RIZIV en uit gegevens van het IMA (Intermutualistisch Agentschap) blijkt dat er een overconsumptie is van bepaalde technische onderzoeken bij zwangere vrouwen. Dit terwijl andere, bewezen en nuttige labotesten dan weer niet uitgevoerd worden. Een aantal voorbeelden:

- De "Nationale richtlijn prenatale zorg" van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) raadt twee echografieën per zwangerschap aan. In de praktijk worden er gemiddeld vier gefactureerd.

- Ook blijkt dat een relatief hoog percentage van zwangere vrouwen met laag risico een vlokkentest of een vruchtwaterpunctie ondergaat. Dit is verontrustend omdat die tests een klein maar reëel risico op miskraam inhouden. (www.nicima.be/nl/projects/antenatal/).

- Bij een normale zwangerschap beveelt de richtlijn tien consulten aan bij een eerste zwangerschap en zeven als de vrouw al eerder zwanger was. In de praktijk gaat een vrouw met een laagrisico-zwangerschap gemiddeld veertien keer op raadpleging bij een gynaecoloog, een huisarts of een vroedvrouw tijdens haar zwangerschap.

- Andere testen worden dan weer te vaak herhaald, zoals bijvoorbeeld de dosering van toxoplasmose en het cytomegalovirus (CMV). Volgens de richtlijn kan een eenmalig serologisch onderzoek, vóór of bij het begin van de zwangerschap, nuttig zijn. In de praktijk zien we echter dat deze labanalyses meerdere malen tijdens de zwangerschap worden herhaald.

- Tot slot is er de cholesterolbepaling die van geen enkel nut is tijdens de zwangerschap en dus zeker niet aan te bevelen. Toch wordt cholesterolbepaling bij 20% van de zwangere vrouwen uitgevoerd.

Ik heb de volgende vragen voor de minister:

1) De laatste "Nationale richtlijnen voor prenatale zorg" van het KCE dateren van 2004. Heeft er sindsdien reeds een evaluatie plaats gevonden of is er binnenkort een evaluatie gepland?

2) In hoeverre zijn de richtlijnen van het KCE over prenatale zorg bindend? Moeten deze richtlijnen dan ook worden omgezet in beleidsinstrumenten? Worden er regelmatig steekproeven gedaan om te waken over de opvolging van deze richtlijnen?

3) Welke maatregelen wil de minister treffen om de kwaliteit en efficiëntie van prenatale zorg te verbeteren?

Antwoord ontvangen op 21 juni 2012 :

1 Het in 2004 gepubliceerde rapport 6B van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) deed inderdaad een reeks aanbevelingen met betrekking tot de prenatale zorg. De Nationale Raad voor KwaliteitsPromotie koppelde die in januari 2007 naar ongeveer 13 700 huisartsen, gynaecologen en vroedvrouwen terug. Deze confrontatie tussen de praktijk en aanbevelingen vormde dus een evaluatie die aantoonde dat het uitgevoerde aantal onderzoeken over het algemeen veel hoger ligt dan het door het KCE aanbevolen aantal. Bovendien was de verleende zorg voor sommige tests niet optimaal.

Sindsdien is er van die aanbeveling geen enkele andere evaluatie meer gebeurd. Het InterMutualistisch Agentschap (IMA) is dit jaar echter een studie begonnen met betrekking tot de medische tenlasteneming tijdens de zwangerschap, het bevallingsverblijf en de postnatale follow-up van de (toekomstige) moeder.

2 De richtlijnen van het KCE zijn absoluut niet bindend, en beperken op geen enkele manier de therapeutische vrijheid van de zorgverstrekker. We kunnen wel verwijzen naar het rapport 26 van het KCE over de geneeskundig-gerechtelijke aspecten van richtlijnen. Hierin wordt aanbevolen om de richtlijnen toch een plaats te geven in de bepaling van de aansprakelijkheid van een arts: Indien een arts zijn oordeel heeft gebaseerd op een kwalitatief goede klinische praktijkrichtlijn die bij de individuele patiënt kon worden toegepast, zou de arts beschermd moeten zijn tegen mogelijke aansprakelijkheid voor de schade die voortvloeit uit het toepassen van deze praktijkrichtlijn. Klinische praktijkrichtlijnen kunnen zo door artsen worden gebruikt als verweermiddel om een aansprakelijkheidsclaim af te wenden.

Indien een arts afwijkt van een kwalitatief goede klinische praktijkrichtlijn is aansprakelijkheid denkbaar indien afwijking in het individuele geval niet kan worden gemotiveerd. Klinische praktijkrichtlijnen kunnen in dat geval door patiënten worden gebruikt ter indicatie van mogelijk onzorgvuldig handelen door de arts. Het is in elk geval slechts de rechter die over deze vraag van aansprakelijkheid kan oordelen.

3 De federale overheid heeft al een reeks maatregelen genomen om de kwaliteit en de efficiëntie van de zorg en de prenatale zorg in het bijzonder te verbeteren. Ik herinner er met name aan dat het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeits-verzekering (RIZIV) in juli 2011 alle artsen de brochure “Klinische biologie - rationeel voorschrijven van testen” bezorgde. Deze brochure, op verzoek van de Nationale Commissie Geneesheren-Ziekenfondsen opgesteld, wil het rationeel voorschrijven van testen inzake klinische biologie bevorderen en richt zich met name op de aanbevelingen over de follow-up van de zwangerschap.

Er werden ook talrijke inspanningen geleverd met het oog op een rationeel voorschrijven van medische beeldvorming: een brochure voor de artsen, een bewustmakingscampagne naar de patiënten en het brede publiek toe, geïndividualiseerde informatie naar elke gezondheidswerker, gebaseerd op zijn individuele praktijk, of nog de brede publiciteit van de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid over de goede aanwending van onderzoeken met medische beeldvorming, in het bijzonder inzake gynaecologie en verloskunde.

Tot slot lijkt het mij opportuun dat de bestaande richtlijnen van het KCE zouden worden geëvalueerd en eventueel geactualiseerd door het college van geneesheren voor de moeder en de pasgeborene. Ik zal het college hierover aanschrijven.