Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-583

van Karl Vanlouwe (N-VA) d.d. 16 december 2010

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen

Oezbekistan - Katoenoogst - Kinderarbeid - Sancties

Oezbekistan
katoen
kinderbescherming
kinderarbeid
OESO
internationale sanctie

Chronologie

16/12/2010Verzending vraag
24/2/2011Antwoord

Vraag nr. 5-583 d.d. 16 december 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Vorige maand heeft Markus Löning, de Duitse Federale Commissaris voor Mensenrechtenbeleid en Humanitaire Hulp op het Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken, de Oezbeekse regering opgeroepen niet langer gebruik te maken van kinderarbeid.

Oezbekistan is de vijfde producent en de tweede exporteur van katoen ter wereld. Naar het voorbeeld van de voormalige Sovjet-Unie organiseert de regering jaarlijks de oogsten. Hiervoor schakelt het regime kinderen en studenten in die vanaf half september ongeveer twee maanden op de velden moeten gaan werken. Soldaten zorgen ervoor dat ze de dagelijkse quota halen en dat de journalisten wegblijven. Het gaat naar schatting over twee miljoen kinderen, van wie de jongsten amper zes jaar oud zijn. De kinderen moeten lange werkuren kloppen, worden blootgesteld aan pesticiden, worden onvoldoende gevoed en moeten slapen in boerderijen of oude barakken die nauwelijks comfort hebben. Het karige loon waar de kinderen recht op hebben, wordt in de praktijk veelal achtergehouden door hun leerkrachten of de soldaten.

De katoen wordt door de overheid vervolgens aan het buitenland verkocht op de Tashkent International Cotton Fair die in oktober plaatsvindt. Hoewel de prijs van katoen op zijn hoogste niveau staat sinds 140 jaar, vloeit slechts een derde van de opbrengst van de export terug naar de boeren. De rest van de opbrengst bedraagt naar schatting 500 miljoen Amerikaanse dollar en komt in de Oezbeekse schatkist terecht.

Als ondertekenaar van de internationale verdragen tegen kinderarbeid van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO-conventies 138 en 182) is Oezbekistan verplicht om waarnemers van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) het land binnen te laten. Tot nu toe zijn alle internationale beloftes echter dode letter gebleven.

Veertig procent van de Oezbeekse katoen gaat naar Rusland en de rest wordt verdeeld over Turkije, Pakistan, de Verenigde Arabische Emiraten en andere landen. Europa boycot sinds enkele jaren Oezbeekse katoen, alsook meer dan 65 van de grootste verkopers van kleding. Toch blijven enkele Europese handelaren nog actief katoen verhandelen.

In 2009 werd voor 42,9 miljoen euro aan textiel uit Oezbekistan ingevoerd in de Europese Unie.

Nu is er bij de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) door het Europees Centrum voor Grondwettelijke en Mensenrechten (ECCHR) een geschillenprocedure opgestart tegen vier Europese katoenimporteurs die ervan verdacht worden handel te drijven met Oezbekistan. Het gaat om een Zwitserse, Franse en twee Duitse bedrijven die zouden weten dat het Oezbeekse aangekochte katoen met kinderarbeid werd geproduceerd. De bedrijven kunnen verantwoordelijk gesteld worden "voor hun rol om de kinderarbeid in Oezbekistan in stand te houden en te ondersteunen".

Maar de mensenrechtenorganisaties zijn niet hoopvol over een berechting van deze vier handelaars omdat de huidige wetgeving nauwelijks toelaat bedrijven te straffen die winst maken door schendingen van mensenrechten. Het internationale handelsrecht houdt zich veeleerder bezig met het onbelemmerde vervoer van goederen. De arbeidsomstandigheden waarin de goederen geproduceerd worden, zijn moeilijker te controleren.

De mensenrechtenorganisaties ijveren voor de toepassing van de door de OESO opgelegde richtlijnen over sancties, zoals het stopzetten van economische hulp.

Het statement van de heer Löning geldt als een ommekeer in het Duitse standpunt ten opzichte van Oezbekistan. Het is de eerste keer dat de Duitse regering zich kritisch uitlaat over het autoritaire regime van president Karimov in Tashkent Een ophefmakend artikel in Der Spiegel stelt dat Duitse banken, bijvoorbeeld de Commerzbank en de Deutsche bank, een filiaal hebben in Tashkent en zich onder andere bezighouden met de financiering van de handel in katoen voor Europa.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1. Zijn er ook Belgische bedrijven of handelaars die katoen uit Oezbekistan verhandelen? Zo ja, welke?

2. Wat is het standpunt van de federale regering en van het Europees voorzitterschap van de Europese Unie tegenover de praktijk van Oezbeekse kinderarbeid op de katoenvelden en welke initiatieven werden genomen om de situatie van de mensenrechten in Oezbekistan aan te kaarten?

3. Zal België een strengere toepassing van de internationale handelswetten ondersteunen met het oog op sancties tegen de landen die kinderarbeid gebruiken?

Antwoord ontvangen op 24 februari 2011 :

1. Volgens de statistische gegevens waarover ik beschik voerde België in 2009 6 002 ton katoen uit Oezbekistan in, voor een totale waarde van 9 935 000 euro. In de loop van de eerste negen maanden van 2010 werd 2 572 ton katoen ingevoerd, ter waarde van 5 115 000 euro. Ik heb geen gegevens over de ondernemingen achter deze cijfers.

2. De Belgische regering veroordeelt de praktijk van kinderarbeid in Oezbekistan en steunt de werkzaamheden ter zake van de Normencommissie van de Internationale Arbeidsorganisatie. In juni 2010 formuleerde deze commissie conclusies waarin Oezbekistan werd verzocht Verdrag 182 inzake de ernstigste vormen van kinderarbeid (1999) toe te passen, dat het in 2008 had bekrachtigd. De Commissie beriep zich met name op de commentaar vanwege de internationale werkgeversorganisatie (OIE) met betrekking tot het systematisch en aanhoudend gebruik van gedwongen arbeid door kinderen op de katoenvelden van Oezbekistan gedurende drie maanden per jaar, en met betrekking tot de aanzienlijke negatieve impact van deze praktijk op de gezondheid en het onderwijs van de kinderen op schoolleeftijd die verplicht worden mee te werken aan de katoenoogst. De Commissie verzocht de Oezbeekse regering met aandrang zo snel mogelijk de nodige maatregelen te treffen om een daadwerkelijke toepassing te garanderen van de Oezbeekse nationale wetgeving, die gedwongen en gevaarlijke arbeid door kinderen verbiedt. Daarnaast verzocht de commissie de regering de capaciteit en de bevoegdheden van de arbeidsinspectie te versterken. Oezbekistan kreeg ook het verzoek de kinderen de kans te geven verder school te lopen. De commissie verzocht de Oezbeekse regering met aandrang in te stemmen met een tripartiete Internationaal Arbeids Bureau-waarnemingsmissie op hoog niveau, die alle bewegingsruimte en toegang tot alle betrokken sites en partijen krijgt, met inbegrip van de katoenvelden, om de toepassing van Verdrag 182 te evalueren.

Op het niveau van de Europese Unie (EU) keurde de Raad Buitenlandse Zaken, onder het voorzitterschap van Hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton, op 25 oktober 2010 conclusies betreffende Oezbekistan goed. Deze conclusies beoogden een evenwicht. Enerzijds hielden zij een boodschap van erkenning in voor de houding van Oezbekistan in de Kirgizische crisis en voor de weliswaar schuchtere maar toch reële pogingen tot openheid van het regime met betrekking tot de mensenrechten. Bedoeling was de mogelijkheid van een dialoog met het land te vrijwaren en het tot meer openheid aan te zetten. Anderzijds kon de EU niet anders dan aanhoudende ernstige schendingen van de mensenrechten vaststellen en haar verwachtingen ter zake kenbaar maken. Deze conclusies riepen met name Oezbekistan op om dringende maatregelen te nemen met het oog op de tenuitvoerlegging van verdragen inzake kinderarbeid.

3. België blijft via alle bevoegde internationale instanties de situatie van de mensenrechten in Oezbekistan en vooral de situatie van de kinderen op de voet volgen. Ons land blijft ijveren voor een gemeenschappelijk Europees standpunt ter zake.

Bijzonder belangrijk hierbij is dat de core labour standards integrerend deel uitmaken van het EU-handelsbeleid en dat zij in al onze handelsovereenkomsten zijn opgenomen. Dit is een fundamentele pijler in het Europees handelsbeleid. Het staat vast dat de Europese Unie de waarden die zij hanteert zal blijven bevorderen via het externe luik van de toekomstige “Europa 2020-strategie”. Samen met de EU-lidstaten stelt België alles in het werk om de voorstellen en acties van de Europese Commissie in dit opzicht te steunen. Het spreekt vanzelf dat België tijdens zijn voorzitterschap aan deze aspecten bijzondere aandacht is blijven besteden. Het standpunt van ons land kan enkel worden begrepen vanuit een stimulerende aanpak, en niet vanuit een dwingende aanpak. We kunnen de partners met wie we onderhandelen niet tot ondertekening dwingen. Wat we wel kunnen is stimuleren, het goede voorbeeld geven, aanmoedigen door middel van begeleidende maatregelen.