De voedselbanken
voedselhulp
hulp aan minderbegunstigden
gemeenschappelijk landbouwbeleid
landbouwoverschot
armoede
bestrijding van verspilling
1/3/2012 | Verzending vraag |
8/3/2012 | Antwoord |
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-1964
Het Europees programma voor voedselhulp aan de minstbedeelden (EPVM) maakte het mogelijk voor een zeer redelijke kostprijs van 500 miljoen euro (dit is 1% van het totale budget voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid), voedselhulp te verlenen aan 18 miljoen mensen in de twintig lidstaten die aan dit programma deelnamen.
De huidige regeling, waar ook België tot nu toe gebruik van maakte, is dat de EU met haar fondsen voor Landbouwbeleid voedseloverschotten opkoopt om de prijzen stabiel te houden. Die voorraden werden dan in alle deelnemende lidstaten via caritatieve verenigingen ter beschikking gesteld aan hulpbehoevenden. In België verliep dit grotendeels via de voedselbanken.
De negen Voedselbanken in België halen ongeveer 41 % van hun voedsel uit het programma van de Europese Unie. Voor België komt dit neer op een budget van 11 miljoen euro.
Een Duitse rechtbank stelde een tijdje geleden een prejudiciële vraag aan het Europees Hof van Justitie omtrent het EU-voedselhulpprogramma. Het Europese Hof heeft nu bepaald dat vanuit het Landbouwbeleid alleen "in natura" steun verleend mag worden uit bijvoorbeeld de graan- en melkvoorraden. Het Europees Hof rekent het uitdelen van voedseloverschotten tot het Europees Landbouwbeleid, maar als er een financieringsplicht uit voortvloeit ten aanzien van de voedselbanken valt dit volgens de rechters onder Sociaal Beleid, een bevoegdheid van de lidstaten. Hierdoor blijft er van de oorspronkelijke 500 miljoen die als budget gold nog maar 113 miljoen euro over.
Na maandenlang Europees politiek getouwtrek, heeft de Raad van Ministers op 15 december 2011 uiteindelijk beslist om het 'Europese programma voor voedselbedeling aan de minst bedeelden' nog twee jaar voort te zetten. Nadien is het, naar verluidt, onherroepelijk gedaan.
Door de economische crisis krijgen de voedselbanken in België bovendien minder voedsel van bedrijven terwijl meer mensen er beroep op doen.
Mevrouw de minister, voedselbanken leveren in België belangrijk werk, en helpen hiermee meer dan 200.000 Belgen. Zoeken naar structurele oplossingen op lange termijn is dan ook heel belangrijk.
Graag had ik van u een antwoord op de volgende vragen:
1) Welk actieplan voorziet u om de werking van de voedselbanken te blijven garanderen in het kader van het armoedebeleid na 2013? Graag had ik uw visie op lange termijn.
2) Hoe zal u voorkomen dat nog meer mensen in armoede terechtkomen als er nog minder hulp komt van de voedingsbanken?
De debatten betreffende de financiering van de voedselhulp aan de meest behoeftige bevolkingsgroepen voor de periode 2014-2020 via andere middelen dan die gewijd aan het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) zijn momenteel aan de gang op Europees niveau. Er werd tot op heden nog niets beslist.
In 2011 hebben de voedselbanken 7 468 ton voedsel gekregen via het Europese hulpprogramma op een totaal van 13 385 ton (of meer dan 55 %). Dit houdt een verhoging in van bijna 40 % in vergelijking met 2008. Daardoor kon de vermindering worden gecompenseerd van voedsel geleverd door de industrie en de grootdistributie. Voor 2012 en 2013 zou het volume geleverd door dit programma hetzelfde moeten blijven.
Het zal aan de bevoegde gewestelijke en federale ministers zijn om oplossingen te vinden voor de compensatie van een vermindering van de steun als die er zou komen na 2013. Ik heb hen daarover al aangeschreven toen er sprake was van een vermindering van de steun vanaf dit jaar.
Wat betreft mijn bevoegdheden, ik heb overleg georganiseerd tussen het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV) en de andere actoren uit de voedselketen om een optimaal gebruik mogelijk te maken van onverkochte goederen en dus de strijd aan te gaan met de verspilling. Met name een duidelijkere definitie van de begrippen “uiterste consumptiedatum” en “minimale houdbaarheidsdatum” (bij voorkeur te gebruiken tot) zou het mogelijk moeten maken om een grotere hoeveelheid levensmiddelen ter beschikking te stellen van de voedselbanken en andere liefdadigheidsinstellingen ten voordele van de zwaksten in onze samenleving. Daarbij wordt hen hetzelfde sanitair niveau gewaarborgd omdat er geen sprake kan zijn van een voedselveiligheid met twee snelheden.