Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-4311

van Karl Vanlouwe (N-VA) d.d. 23 december 2011

aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken

Het tuchtonderzoek naar de voormalige ambassadeur in Parijs

personeel in diplomatieke dienst
Frankrijk
tuchtprocedure
gerechtelijke vervolging

Chronologie

23/12/2011Verzending vraag
5/3/2012Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 5-3856

Vraag nr. 5-4311 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Zoals u weet werd in oktober 2007 een einde gesteld aan de opdracht van de toenmalige Belgische ambassadeur in Parijs. Hij werd van zijn opdracht ontheven. De woordvoerder van Buitenlandse zaken verklaarde destijds dat "de maatregel genomen werd in het belang van de dienst en in het belang van de betrokkene omdat die niet meer kan functioneren."

Er bestaat een vermoeden van schriftvervalsing in hoofde van de betrokkene. Zo zou een aanvraag voor een lening van 75.000 euro zijn ingediend. Hierbij zou een document zijn toegevoegd met een vervalste handtekening van de toenmalige voorzitter van de directieraad van Buitenlandse Zaken. Het departement zou door een bankinstelling gevraagd zijn om de authenticiteit van een document na te trekken. Bovendien zou de bank de Federale Overheidsdienst Buitenlandse zaken op de hoogte hebben gebracht van het negatieve banksaldo van de ambassade.

Alhoewel er naar aanleiding van deze feiten sprake was van ontheffing van zijn functie in Parijs en een terugroeping naar België, bleek dat de betrokken diplomaat toch in Parijs bleef. In mei 2008 bleek dat hij betrokken was bij strafrechtelijke feiten. Niettegenstaande het feit dat hij geen recht meer had op een diplomatieke nummerplaat bleek de diplomaat deze nog steeds te gebruiken. Zo werd hij onder meer tegengehouden door de Franse politie nadat hij de verkeerde richting van een eenrichtingsstraat inreed. De betrokkene probeerde zelfs de controle te ontwijken en vluchtte weg met zijn wagen. De Belgische diplomaat werd uiteindelijk door de politie klem gereden.

Bovendien weigerde hij medewerking met de politie en beweerde hij te genieten van diplomatieke onschendbaarheid. Aangezien de gewezen ambassadeur ontheven was van zijn opdracht, werd alsnog overgegaan tot fouillering van hemzelf en van zijn wagen. Hierbij zou een hoeveelheid cocaïne gevonden zijn.

De Franse justitie heeft in november 2009 reeds uitspraak gedaan over deze strafrechtelijke feiten en de voormalige ambassadeur van België in Frankrijk veroordeeld tot drie maanden cel met uitstel. Door de Franse justitie werd alvast geen geloof gehecht aan de argumentatie dat de betrokkene het slachtoffer was van een complot.

Het Belgische justitie-luik is echter nog steeds niet voleindigd. Reeds eerder werd geantwoord dat de FOD Buitenlandse Zaken zich burgerlijk partij heeft gesteld en de zaak opvolgt. Het Parket zou reeds in december 2010 de zaak hebben vastgesteld voor de Raadkamer voor regeling der rechtspleging en bijgevolg de verwijzing vragen naar de Correctionele rechtbank. De Raadkamer heeft toen echter gevolg gegeven aan de vraag van de verdediging voor aanvullend onderzoek, waardoor de zaak sine die werd uitgesteld.

Mijn vragen aan de geachte minister zijn dan ook de volgende :

1/ Wat is de stand van zaken van het tuchtrechtelijke onderzoek naar de gewezen ambassadeur van België in Parijs ?

2/ Welke functie of functies werden door de betrokkene uitgeoefend binnen de FOD Buitenlandse Zaken sinds zijn terugroeping uit Parijs op 1 oktober 2007 ?

3/ Welke schade heeft de Belgische Staat (FOD Buitenlandse Zaken) geleden door deze affaire en voor welk bedrag heeft België zich burgerlijk partij gesteld zowel in de strafrechtelijke procedure destijds in Frankrijk als in de lopende strafrechtelijke procedure in België ?

Antwoord ontvangen op 5 maart 2012 :

Omwille van een door MEDEX vastgestelde definitieve lichamelijke ongeschiktheid werd de heer P.-D. Schmidt toegelaten om, met ingang van 1 september 2011, zijn recht op definitief voortijdig pensioen te laten gelden. Betrokkene maakt bijgevolg geen deel meer uit van het personeel van de Federale Overheidsdienst (FOD) Buitenlandse zaken, Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Wanneer een personeelslid uit dienst is getreden, bv. ingevolge pensionering, dan kan de tuchtbevoegdheid niet meer worden uitgeoefend.

Omwille van medische redenen heeft betrokkene de hem toegewezen functie binnen de FOD Buitenlandse zaken nooit opgenomen.

Initieel wordt er steeds een veroordeling tot het symbolisch bedrag van een euro vooropgesteld; in de loop van de procedure wordt dan een preciezer bedrag gevraagd.

Voor wat de zaak in Parijs betreft heeft het Hof van Beroep te Parijs betrokkene op 4 maart 2011 veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf met uitstel en een geldboete van 200 euro. Hij werd tevens veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van 500 euro aan elk van de burgerlijke partijen (vier waaronder de Belgische Staat).

De strafrechtelijke procedure in België is nog steeds hangende.