Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-1749

van Jurgen Ceder (Vlaams Belang) d.d. 16 maart 2011

aan de staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de Eerste Minister

Vakbonden - Voordelen - Treintickets - Reglementaire basis en controle

vakbond
Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen
plaatsbewijs
openbaarheid van het bestuur
economische steun

Chronologie

16/3/2011Verzending vraag
21/3/2011Antwoord

Vraag nr. 5-1749 d.d. 16 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Ik ontving helaas geen volledig antwoord op mijn eerdere schriftelijke vraag nr. 5-789 over de tegemoetkomingen en voordelen voor vakbonden en hun afgevaardigden.

1) De staatssecretaris stelt dat drie NMBS-vrijkaarten werden toegekend op grond van de "verkeersvoordelenreglementering" van de Federale Overheidsdienst (FOD) Mobiliteit en Vervoer. Wie stelt deze reglementering op? Graag kreeg ik een kopie. Is de uitreiking van deze drie kaarten in overeenstemming met deze reglementering? Zo ja, met welke bepaling ervan? Welke kostprijs vertegenwoordigden deze vrijkaarten in 2009 en 2010?

2) De staatssecretaris meldt dat CTOL-tickets worden afgegeven aan "de vakbondsafgevaardigden" "zodat zij konden deelnemen aan vakbondsactiviteiten". Op basis van welke reglementering gebeurt dit? Wie stelt deze reglementering op? Graag kreeg ik een kopie. Hoeveel vakbondsafgevaardigden konden hiervan in 2009 en 2010 genieten?

3) Via welke procedure werden deze CTOL-tickets ter beschikking gesteld, en door wie? Hoeveel werden er in 2009 en 2010 uitgereikt? Welke kostprijs vertegenwoordigden deze tickets in 2009 en 2010?

4) Welke activiteiten worden beschouwd als "vakbondsactiviteiten"? Worden ook gratis tickets uitgereikt voor betogingen? Worden ook gratis tickets uitgereikt voor vermaakuitstappen?

5) Hoe en door wie wordt er gecontroleerd of deze tickets enkel gebruikt worden voor verplaatsingen naar "vakbondsactiviteiten"?

Antwoord ontvangen op 21 maart 2011 :

Ik heb de eer het geachte lid te melden dat deze vraag tot de bevoegdheid van de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven behoort.