![]() |
![]() |
Contractuele ambtenaren - Aanvullend pensioen - Kaderwet
overheidsapparaat
personeel op contractbasis
pensioenregeling
aanvullend pensioen
geografische spreiding
levensverzekering
2/2/2010 | Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 4/3/2010) |
19/3/2010 | Rappel |
23/4/2010 | Antwoord |
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-6774
Sinds 1 januari 2010 kunnen contractuele Vlaamse ambtenaren die werkzaam zijn bij de ondergeschikte besturen, genieten van een aanvullend pensioen via een vrijblijvende groepsverzekering. Op die manier werd een discriminatie tussen contractuele en statutaire ambtenaren weggewerkt. De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de gemeenten wachtten niet op een federale kaderwet voor de aanvullende pensioenen voor contractuele ambtenaren.
Graag kreeg ik dan ook van de geachte minister een antwoord op de volgende vragen:
1. Hoever staat het met deze kaderwet?
2. Wat de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid betreft: Heeft u voor de jaren 2000 tot en met 2009, onderverdeeld tussen mannen en vrouwen, opgesplitst per jaar, gegevens over het aantal aangiften per leeftijdcategorie, opgedeeld in telkens tien jaar en per regio wat de inschrijving in een groepsverzekering voor het bekomen van een aanvullend pensioen betreft?
3. Welke conclusies trekt de geachte minister? Is er een effect vast te stellen sinds de wet van 28 april 2003 van kracht werd? Zijn er verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië, tussen vrouwen en mannen, tussen de leeftijdscategorieën?
4. Zijn er bijkomende inspanningen nodig om doelgroepen die zich minder snel aansluiten, toch over de streep te trekken?
In antwoord op haar vraag, breng ik het geachte lid op de hoogte van het volgende.
1. Het aanvullend pensioen van het contractueel personeel van de overheid vormt een van de prioritaire eisen van de vakbondsorganisaties, dat behandeld zal worden binnen het Comité A in het kader van het intersectoraal akkoord dat onderhandeld moet worden binnen het voornoemde comité.
Om snel vooruit te kunnen gaan met dit dossier worden er, in overeenkomst met de eerste minister, verscheidene acties gepland en uitgevoerd. Met het oog hierop werden de volgende stappen gezet of zullen ze binnenkort gezet worden.
Er werd een voorontwerp van wet opgemaakt;
dit voorontwerp wordt momenteel voorgelegd aan een interkabinettenwerkgroep die al bijeengekomen is en binnenkort opnieuw zal bijeenkomen;
er zijn contacten aan de gang met de vertegenwoordigers van de deelstaten;
er vonden informele contacten plaats met de vakbonden en het definitieve ontwerp zal onderworpen worden aan onderhandelingen door de vakbond;
ik ben uiteraard bereid om te luisteren naar de ‘technische’ opmerkingen van de beroepsmilieus (pensioenfonds, verzekeringmaatschappijen…).
2. en 3. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de evolutie van het aantal actieve aangeslotenen bij groepsverzekeringen en IBP's, opgesplitst in functie van het geslacht.
|
Groepsverzekering |
IBP |
Totaal |
Verdeling |
|||||
Jaar |
Mannen |
Vrouwen |
Mannen |
Vrouwen |
Mannen |
Vrouwen |
Totaal |
Mannen |
Vrouwen |
2000 |
716.879 |
337.420 |
207.190 |
107.556 |
924.069 |
444.976 |
1.369.045 |
67,50% |
32,50% |
2001 |
743.920 |
360.319 |
216.659 |
115.244 |
960.579 |
475.563 |
1.436.142 |
66,89% |
33,11% |
2002 |
824.215 |
401.000 |
221.373 |
119.396 |
1.045.588 |
520.396 |
1.565.984 |
66,77% |
33,23% |
2003 |
885.737 |
429.102 |
206.903 |
118.194 |
1.092.640 |
547.296 |
1.639.936 |
66,63% |
33,37% |
2004 |
1.029.222 |
471.547 |
201.035 |
112.991 |
1.230.257 |
584.538 |
1.814.795 |
67,79% |
32,21% |
2005 |
1.153.764 |
534.904 |
202.571 |
120.087 |
1.356.335 |
654.991 |
2.011.326 |
67,43% |
32,57% |
2006 |
1.181.272 |
563.169 |
219.735 |
128.725 |
1.401.007 |
691.894 |
2.092.901 |
66,94% |
33,06% |
2007 |
1.277.517 |
648.039 |
404.430 |
162.693 |
1.681.947 |
810.732 |
2.492.679 |
67,48% |
32,52% |
2008 |
1.321.773 |
655.731 |
482.567 |
125.399 |
1.804.340 |
781.130 |
2.585.470 |
69,79% |
30,21% |
De ondervertegenwoordiging van de vrouwen wordt verklaard door het feit dat de betaalde arbeidsparticipatie van vrouwen lager ligt dan deze van mannen, maar ook door het feit dat aanvullende pensioenstelsels tot op heden meer tot stand komen in bedrijfstakken die meer mannen tewerkstellen.
Deze cijfers dienen voorzichtig te worden geïnterpreteerd. Zij worden door de CBFA bij de verzekeringsondernemingen en IBP's opgehaald in het kader van het prudentieel toezicht en niet met het oog op statistische doeleinden. Daardoor bevatten zij een bepaald aantal dubbeltellingen. Zo is het voor groepsverzekeringen bijvoorbeeld niet mogelijk om de "slapende pensioenrechten" van de werknemers die de onderneming verlaten hebben, af te zonderen. Deze cijfers geven dan ook geen precieze aanduiding van de dekkingsgraad binnen de tweede pijler.
Op dit moment bestaan er geen cijfers voor de gehele tweede pijler die toelaten de aangeslotenen onder te verdelen in leeftijdsklassen. Een verdeling naar leeftijd bestaat wel voor wat de sectorale pensioenstelsels betreft.
|
Aantal actieve aangeslotenen volgens leeftijd (sectorale pensioenstelsels) |
||||||
Leeftijd |
< 25 |
25-34 |
35-44 |
45-54 |
55-64 |
> 65 |
Totaal |
Totaal 2007 |
76.291 |
163.359 |
172.024 |
128.991 |
37.737 |
1.358 |
579.760 |
% 2007 |
13,16% |
28,18% |
29,67% |
22,25% |
6,51% |
0,23% |
100% |
Totaal 2005 |
38.225 |
84.424 |
95.118 |
71.728 |
20.295 |
728 |
310.518 |
% 2005 |
12,31% |
27,19% |
30,63% |
23,10% |
6,54% |
0,23% |
100% |
Er is geen enkele verdeling van de aangeslotenen per regio beschikbaar.
Van zodra de "databank opbouw aanvullende pensioenen", beheerd door SIGeDIS, operationeel zal zijn, zullen er volledige en accurate cijfers over het aantal aangesloten en hun kenmerken beschikbaar zijn. Het is voorzien dat de eerste aangiftes aan de databank zullen plaatsvinden in 2011.
4. De wet betreffende de aanvullende pensioenen is van kracht geworden in 2004. Op dat ogenblik werd de dekkingsgraad van de tweede pijler geraamd op ongeveer 35% van de werknemers. Zes jaar later is deze dekkingsgraad volgens ramingen opgelopen tot ongeveer 60%, voor een groot deel dankzij de invoering van sectorale pensioenstelsels. Ik denk dat het in eerste instantie de taak is van de sectorale sociale partners om op de ingeslagen weg verder te gaan en om nieuwe stelsels in te richten in de sectoren waar er vandaag nog geen pensioenstelsel bestaat. In vele sectoren worden er op dit ogenblik trouwens dergelijke onderhandelingen gehouden. Aangezien de invoering van sectorale pensioenen geen eenvoudig proces is, is het belangrijk dat de sociale partners daartoe over voldoende tijd beschikken.