Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-3909

van Christine Defraigne (MR) d.d. 11 augustus 2009

aan de minister van Buitenlandse Zaken

WTO - Handelsbesprekingen

Wereldhandelsorganisatie

Chronologie

11/8/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 10/9/2009)
23/11/2009Antwoord

Vraag nr. 4-3909 d.d. 11 augustus 2009 : (Vraag gesteld in het Frans)

De top van de meest geïndustrialiseerde landen heeft onlangs plaatsgehad in l'Aquila. Hij heeft duidelijk de ambitie bevestigd om de Doha-cyclus in 2010 af te ronden : dat succes zou één van de essentiële elementen zijn voor het herstel van de wereldeconomie als gevolg van een intensifiëring van de wereldhandel. Die cyclus heeft onder meer de verbetering van de handelsprestaties van de ontwikkelingslanden en vooral van de armste landen tot doel. Die handel moet op zijn beurt de economische groei ten goede komen, die de mensen uit de armoede kan halen.

Welke kalender is opgemaakt voor de vergaderingen van de experts en de bevoegde ministers zodat vooruitgang kan worden geboekt in de conflictpunten van de onderhandeling? Hebben de bilaterale besprekingen tussen India en de Verenigde Staten de moeilijkheden tussen de twee landen betreffende de bijzondere beschermingsmechanismen uit de weg kunnen ruimen?

Kunt u opheldering geven over de laatste punten die moeten worden opgelost en in verband daarmee over de rode lijnen van de Europese Unie die onze positie via de Commissie verdedigt?

Een van de kernpunten van de Doha-cyclus is de “Hulp voor handel” : er zijn verbintenissen aangegaan om die hulp tegen 2010 te verdubbelen.

Welk inspanningen leveren respectievelijk België en de Europese Unie daarvoor? Helpen wij vooral onze partnerlanden in de ontwikkelingssamenwerking? Staat het regionale aspect van de Hulp voor handel wel degelijk centraal in onze strategie voor de toekomst? Werden de verhogingen die voor de Hulp voor handel zijn aangekondigd verkregen zonder een vermindering van de middelen bestemd voor andere prioriteiten inzake ontwikkeling, zoals gezondheid, onderwijs en milieu?

Na de Doha-cyclus zal een reële inspanning moeten worden gedaan voor het opheffen van de niet-tarifaire barrières, vooral op het gebied van diensten. Hoever staan we met onze opmerkingen over dat thema?

Antwoord ontvangen op 23 november 2009 :

1. Sinds enkele maanden worden opnieuw schijnbaar positievere signalen opgevangen omtrent de Doha-ronde. Tijdens de G8-top in l’Aquila en de ministeriële vergadering in New Delhi werd de intentie bevestigd om de Doha-ronde in 2010 af te sluiten. Eveneens te noteren vallen de WHO Ministeriële Conferentie van 30 november tot 2 december 2009 en de vergadering van de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie (WHO) op 17-18 december 2009. De hoge ambtenaren hebben elkaar ontmoet op 19-23 oktober en zien elkaar opnieuw op 23-27 november en 14-17 december 2009. De vraag blijft nog steeds op welk moment de belangrijkste spelers, meer bepaald de VS en India, in staat zullen zijn om terug voluit aan de onderhandelingstafel aan te schuiven.

2. De laatste hindernissen die nog moeten genomen worden zijn grotendeels dezelfde als deze die al bestaan sinds het mislukken van de ministeriële in juli 2008. In het landbouwluik betreft het meer bepaald de kwestie van de speciale vrijwaringclausule. In het luik “industriële goederen” draait het om de flexibiliteiten die aan de ontwikkelingslanden zullen worden toegekend.

Een toekomstig akkoord moet aanzienlijke resultaten opleveren op het vlak van markttoegang voor industriële goederen en diensten, mag de belangen – in het bijzonder in de landbouw – van de Unie niet in gevaar brengen en moet de ontwikkelingslanden in het multilaterale handelssysteem integreren.

3. In 2005 beloofde de Europese Unie om vanaf 2010 jaarlijks twee miljard euro uit te geven aan handelsgerelateerde bijstand. Ongeveer de helft van de bijkomende middelen die nodig zijn om aan dat bedrag te geraken zal uitgetrokken worden voor acties in Afrika, de Caraïben en de Stille Zuidzee, met wie de EU Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) onderhandelt. Reeds in 2007 werd de doelstelling van twee miljard euro bijna bereikt, met 0,96 miljard euro van de lidstaten en 1,02 miljard euro van de Commissie. De totale Aid for Trade voor de EU (waarvan handelsgerelateerde bijstand deel uitmaakt) bedraagt in 2007 7,17 miljard euro.

België moet bijdragen aan de collectieve Aid for Trade EU engagementen. Daarom werd vorig jaar een Belgische Aid for Trade strategie opgemaakt. U kan deze consulteren via de website van de directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS): http://www.dgic.be/documents/fr/themes/AfTBEStrategie.pdf. België tracht het volume van haar inspanningen structureel te verhogen. In 2007 bedroeg de Belgische Trade Related Assistance euro 28,4 M (tegenover euro 23,7 M in 2006). Het totaal aan Aid for Trade liep op tot euro 118 M (tegenover euro 61,7 M in 2006). Er werden datzelfde jaar geen structurele dalingen vastgesteld in de hulp voor gezondheidszorg of onderwijs. Integendeel, ook deze sectoren kregen meer middelen toegewezen.

Efficiëntie en taakverdeling tussen donoren zijn cruciale principes. Het is dan ook de bedoeling de Belgische hulp te concentreren op onze partnerlanden. België zal zich verder specialiseren in acties die nauw aansluiten bij de thema’s zoals verwoord in de wet ontwikkelingssamenwerking (landbouw, basisinfrastructuur, enz.). In 2007 ging alvast 61 % van de Belgische Aid for Trade naar de partnerlanden.

Regionale hulp is een sleutelelement van de Belgische strategie. In eerste instantie werd geopteerd om de bijdragen op een beperkt aantal regio’s te concentreren. België werkt al langer samen met West-Afrika via de West-Afrikaanse Ontwikkelingsbank en ontwikkelt een nieuwe samenwerking met de East African Community (EAC). Deze douane-unie verenigt vijf landen, waarvan vier partnerlanden van de Belgische coöperatie (Rwanda, Burundi, Oeganda, Tanzania en Kenia). In 2009 werd een eerste aanzet gegeven voor deze samenwerking.

4. Waarschijnlijk zullen de commerciële onderhandelingen na de Doha-ronde zich niet meer toespitsen op de klassieke tariefverlagingen op industriële goederen, aangezien die in het merendeel van de grote economieën tot nul zullen herleid zijn. In de toekomst zal dus (zeker wat de handel in diensten betreft) vooral over niet-tarifaire belemmeringen onderhandeld worden. Deze obstakels zijn moeilijker op te sporen en op te ruimen. Na Doha komt het de Commissie toe om op dit gebied een nieuwe aanpak voor te stellen. België heeft nog geen geconsolideerde positie ingenomen over de perspectieven post-Doha.