Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-358

van Martine Taelman (Open Vld) d.d. 20 februari 2008

aan de minister van Justitie

Phenix-project (Informatisering van hoven en rechtbanken)

Phenix
elektronisch document management
elektronische overheid
gegevensbank
rechterlijke macht
rechtsstelsel
rechtsvordering
informatieverwerkend systeem
informatiesysteem
gegevensverwerking
datatransmissie

Chronologie

20/2/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 20/3/2008)
19/3/2008Dossier gesloten

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-85
Heringediend als : schriftelijke vraag 4-689

Vraag nr. 4-358 d.d. 20 februari 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De informatisering van de hoven en rechtbanken heeft reeds een hele lijdensweg achter de rug. De vorige minister van Justitie besliste vorig jaar om het contract met de firma UNISYS over Phenix te verbreken, na diverse mislukte proefprojecten.

Tevens werd in dit kader de “werkgroep van technici” opgericht. Op 26 juni 2007 diende deze werkgroep een verslag in. Het Beheerscomité Phenix maakte opmerkingen op dit verslag, doch een echt “eindverslag” van deze werkgroep is er blijkbaar, in tegenstelling tot wat was aangekondigd, nooit gekomen.

Intussen wordt er, op niveau van de politierechtbanken, politieparketten en vredegerechten verder gewerkt aan de opvolger van het “Mammoutproject”, de MACH applicatie.

De hardware aangekocht in het kader van Phenix zou hiervoor kunnen worden gebruikt. De know-how van de “veldwerkers” op griffies en parketten is van cruciaal belang in het succes van dit systeem.

De “Mammout” software heeft bewezen te kunnen werken en de omschakeling naar een centrale server zou een eerste stap in de goede richting – de totale integratie in één systeem van de elektronische procesvoering – kunnen zijn. Technisch is dit immers perfect mogelijk.

Het verleden heeft geleerd dat één allesomvattend project zeer hoog gegrepen is en dat een gefaseerde aanpak (op basis van de ervaringen met Mammout en MACH) waarschijnlijk de enige is die een kans op succes biedt.

Mijns inziens is het wel belangrijk dat steeds het einddoel, namelijk een volledige integratie en toegang van derden (advocatuur, notarissen, gerechtsdeurwaarders) tot het systeem, voor ogen wordt gehouden. Gelet op het feit dat het institutioneel kader voorhanden is en dat er op het terrein vrij vlug vooruitgang kan worden geboekt, lijkt het mij zinvol vlug duidelijkheid te krijgen over de heroriëntering van het Phenix-project.

Graag had ik van de geachte minister een antwoord gekregen op volgende vragen:

1. Wordt er op basis van het verslag van voormelde werkgroep een beslissing genomen om het Phenix-project uit zijn as te doen herrijzen of niet, zij het eventueel op basis van een stapsgewijze aanpak? Blijft het institutioneel kader overeind?

2. Zal hij dan ook bij het verderwerken aan de elektronische procesvoering de “veldwerkers” blijvend betrekken? Een sturing door de FOD blijkt immers, gelet op de ervaringen in het verleden en het gebrek aan mankracht, moeilijk uit te voeren.

3. In welke mate zullen de bestaande systemen, na omschakeling van de bestaande systemen zoals de “Mammout-software” van de politierechtbanken en – parketten, kunnen worden uitgebreid tot bijvoorbeeld de toegang voor advocaten, notarissen, gerechtsdeurwaarders, …, en dit in het kader van een stapsgewijze aanpak?

4. Zijn de middelen voor de omschakeling van “Mammout” naar MACH voorhanden?

5. De MACH-software wordt op dit moment getest in vredegerechten (onder andere in Torhout). Wat zijn de eerste bevindingen hieromtrent?