Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-3157

van Joris Van Hauthem (Vlaams Belang) d.d. 11 maart 2009

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid

Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis - Taalkaders - Scheeftrekkingen - Maatregelen

overheidsapparaat
overheidsadministratie
federale wetenschappelijke en culturele instellingen
Vaste Commissie voor Taaltoezicht
taalgebruik
museum

Chronologie

11/3/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 9/4/2009)
8/4/2009Antwoord

Vraag nr. 4-3157 d.d. 11 maart 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In 2005 stelde ik reeds de vraag om uitleg nr. 3-728 (Handelingen nr. 3-123 van 7 juli 2005, blz. 94) aan de voorganger van de geachte minister, de heer Verwilghen, over scheeftrekkingen van de taalkaders in verschillende wetenschappelijke instellingen.

Uit het jaarverslag van de Vaste Commissie voor taaltoezicht van 2007 blijkt dat er nog steeds ernstige scheeftrekkingen zijn in de taalkaders van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis. Op de derde trap is de verhouding 58 Nederlandstaligen-70 Franstaligen, op de vierde trap 28 Nederlandtaligen-43 Franstaligen en op de vijfde trap 62 Nederlandstaligen-73 Franstaligen. Dit is vooral te wijten aan het feit dat het beheerscomité onevenredig veel Franstalige contractuele werknemers heeft aangeworven.

Welke maatregelen heeft de geachte minister reeds genomen om deze scheeftrekkingen weg te werken ?

Antwoord ontvangen op 8 april 2009 :

Uit het jaarverslag van de Vaste commissie voor Taaltoezicht blijkt er in 2007 een verschil voor wat betreft de betrekkingen in de Koninklijke musea voor Kunst en Geschiedenis, te weten :

-van de in trap 3 van de hiërarchie gerangschikte graden : achtenvijftig Nederlandstaligen voor zeventig Franstaligen ;

-van de in trap 4 van de hiërarchie gerangschikte graden : achtentwintig Nederlandstaligen voor drieenveertig Franstaligen ;

-van de in trap 5 van de hiërarchie gerangschikte graden : tweeenzestig Nederlandstaligen voor drieenzeventig Franstaligen.

Wat betreft de maatregelen om deze verschillen weg te werken wil ik de senator verwijzen naar mijn antwoord op zijn vraag nr. 3-3156.

Het is belangrijk te onderstrepen dat de Federale wetenschappelijke instellingen staatsdiensten met afzonderlijk beheer zijn zonder rechtspersoonlijkheid die deel uitmaken van het belangrijker geheel van de Programmatorische Overheidsdienst (POD) Wetenschapsbeleid. Bovendien is de toestand nogal verschillend per instelling. De cijfers die hier gepresenteerd worden mogen dan ook niet apart worden beschouwd en geïnterpreteerd. De wetten op het taalgebruik in bestuurszaken bepalen dat moet gestreefd worden naar taalevenwicht, zowel bij de werving als bij de verbintenissen in de federale wetenschappelijke instellingen en het beleid terzake volgt duidelijk deze doelstelling in de mate van het mogelijke, in het bijzonder via de personeelsplannen. Hoewel dit voor het statutair personeel weinig problemen stelt, worden de instelling voor het personeel aangeworven met een arbeidscontract van bepaalde duur geconfronteerd met de realiteit op de arbeidsmarkt, met het feit dat ze enkel mensen in dienst mogen nemen die voorgesteld worden door de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling of door een weinig aangepast aanbod. Wanneer het aantal kandidaten van een bepaalde taalrol ontoereikend is, staan de directeurs-generaal voor het dilemma van niet aanwerven - wat de continuïteit in de werking van de openbare wetenschappelijke dienst ernstig in het gedrang kan brengen - of het tijdelijk aanwerven van ambtenaren van een andere taalrol. Alles werd echter in het werk gesteld om zich in te schrijven in voornoemde beleidslijn, die met de huidige conjunctuur slechts op middellange termijn zal worden gehaald.