Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2989

van Isabelle Durant (Ecolo) d.d. 13 februari 2009

aan de staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de Eerste minister

Luchtvaarttechnici - Licenties – Toekenning - Criteria

luchtvervoer
luchtvaartindustrie
technisch beroep
beroepskwalificatie
veiligheid van het luchtverkeer

Chronologie

13/2/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 19/3/2009)
18/5/2009Antwoord

Vraag nr. 4-2989 d.d. 13 februari 2009 : (Vraag gesteld in het Frans)

Europa heeft voor de toekenning van de licenties voor luchtvaarttechnici, in een eerste periode met de Joint Aviation Requirements 66 (JAR 66) (Certifying Staff Maintenance) en nadien met de European Aviation Safety Agency (EASA) Part 66, een reglement ingevoerd voor het eenvormig maken van de licenties en reglementeringen van alle lidstaten die, net als in België, voor de technici in sommige gevallen zelfs niet bestaan.

De JAR 66 erkende buitenlandse licenties, bijvoorbeeld die van de American Federal Aviation Administration (FAA) en de licenties erkend door bijlage 1 van de Organisatie van de Internationale burgerluchtvaart (ICAO) alsook de ervaring die op basis van die licenties werd verworven. Het was de bedoeling met de JAR nieuwe regels in te voeren voor de toekomst, maar door de regel van de “grandfather rights” (zij die vóór 20 november 2003 houders waren van een “Certificaat inzake geschiktheid voor gebruik” behouden hun certificaat krachtens de protected rights (cf. Part 66, § 66. A.70)) konden de technici hun voorrechten behouden en nog altijd de taken uitvoeren die ze vroeger, onder de Part 66.A 70, uitoefenden.

De meeste landen beschikken over mededelingen of circulaires over dit onderwerp (Groot-Brittannië, Frankrijk, Luxemburg, Zwitserland,..) maar in België zou daarover niets bestaan. De circulaires over dit onderwerp komen, integendeel, niet terecht bij de belanghebbenden of de betrokken ondernemingen, bijvoorbeeld de circulaire L-PEL1JdC/LV/2008.08.22.

De andere Europese landen zouden de regel van de “grandfather rights” erkennen, terwijl men in België jammer genoeg talrijke ongerechtvaardigde beperkingen oplegt, die ernstige problemen creëren voor de technici en de ondernemingen die hen tewerkstellen omdat ze niet langer dezelfde technische en operationele taken als vroeger mogen uitvoeren. Dat is uiteraard dwaas, zowel voor de technici in kwestie als voor de sector die zo het al moeilijk genoeg heeft.

Veel technici slagen er niet in hun bekwaamheid en ervaring te doen erkennen. Uiteraard kan elk land de EASA-regels op zijn eigen manier toepassen, maar niemand weet welke regels in België van kracht zijn.

- Waarom verwijst de persoon die de licenties moet toekennen naar het “personeel” van Part 145 om de ervaring van de technici te beoordelen, terwijl Part 145 “bewijzen van luchtwaardigheid voor luchtvaartuigen” uitreikt en audits van werkplaatsen en onderhoudsmaatschappijen organiseert, maar zich niet met het technisch personeel bezighoudt?

- Op basis van welke criteria zijn de beperkingen in België vastgesteld, aangezien geen rekening wordt gehouden met de reële beroepservaring van de technici en met de taken die ze in het verleden hebben uitgevoerd?

- Graag kreeg ik verduidelijking over de procedures en criteria die in België worden gehanteerd voor de toekenning van de licenties van luchtvaarttechnici.

Antwoord ontvangen op 18 mei 2009 :

Sinds de inwerkingtreding van de Europese regelgeving in juni 2003 heeft het Directoraat-generaal Luchtvaart (DGLV) bijna 800 licenties Part-66 afgeleverd volgens de vastgelegde regels en procedures.

Vóór juni 2003 werden de bekwaamheids- en ervaringsvereisten voor de licentie van luchtvaarttechnicus bepaald door de instellingen belast met het onderhoud van luchtvaartuigen (Part-145) en goedgekeurd door het DGLV, naar aanleiding van de goedkeuring van de procedures betreffende de organisatie en de werking van deze instellingen.

Deze vereisten konden verschillen tussen instellingen, waardoor het noodzakelijk is een beroep te doen op de onderhoudsinstellingen Part-145, om licenties Part-66 te kunnen afleveren die de voorrechten van de houders correct weergeven.

De beperkingen van de licenties Part-66 worden bepaald op basis van de ervaring, de activiteitsdomeinen en de Belgische voorrechten van de technici. Er wordt dus rekening gehouden met de professionele ervaring van de technici en met de taken die ze in het verleden hebben uitgevoerd. Bovendien worden deze beperkingen bepaald na overleg tussen de Diensten Vergunningen en Bedrijfserkenningen van het DGLV en de ondernemingen zelf.

Het principe voor het verkrijgen van een licentie Part-66 via omzetting is eenvoudig: de houder van een bekwaamheidsattest voor certificeringspersoneel, geldig in België vóór de datum van inwerkingtreding van de Europese regelgeving, kan er een bekomen. Voor de omzetting van de nationale kwalificaties naar de Europese standaarden vraagt de Europese regelgeving omzettingsrapporten, die het onderwerp van elke nationale kwalificatie beschrijven en die aangeven naar welke licentie zij moet worden omgezet, samen met de eventuele technische beperkingen. Een nieuwe kandidaat luchtvaarttechnicus moet voor het bekomen van een licentie Part-66 slagen in de opgelegde examens.