Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-2585

van Marie-Hélène Crombé-Berton (MR) d.d. 12 januari 2009

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid

Kleine Waalse slachthuizen - Europese erkenning - Voortzetting van de activiteiten na 1 januari 2010

vleesindustrie
slachten van dieren
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
verordening (EU)
handelsvergunning
klein landbouwbedrijf

Chronologie

12/1/2009Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
11/2/2009Antwoord

Herindiening van : schriftelijke vraag 4-2107

Vraag nr. 4-2585 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Frans)

De kleine slachthuizen kunnen momenteel, op grond van een oude verordening, hun producten op de nationale markt verhandelen zonder houder te zijn van een Europese erkenning. Ten gevolge van verordening (EG) nr 2076/2005 van de Europese commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004, moeten alle slachthuizen houder zijn van een Europese erkenning om hun activiteiten te mogen blijven uitoefenen.

De instellingen moeten dus beantwoorden aan nieuwe normen op het gebied van infrastructuur en zelfcontrole om in het bezit te komen van de kostbare erkenning die in België wordt uitgereikt door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV). Als ze zich niet kunnen aanpassen, zullen ze hun bedrijf moeten sluiten.

De infrastructuurnormen veroorzaken in het algemeen geen problemen voor de kleine slachthuizen, wat niet het geval is voor de zelfcontrole. De uitbaters van die kleine instellingen, meestal zelfstandigen, hebben immers niet de middelen om iemand in dienst te nemen die zich uitsluitend met die controles bezighoudt zoals in de grote slachthuizen meestal het geval is. Die zelfstandigen, meestal handarbeiders, zullen het ongetwijfeld heel moeilijk hebben om zich zonder hulp van derden te conformeren aan die verordeningen, die niet alleen wettelijke bepalingen bevatten, maar ook allerlei dagelijkse analyses opleggen van bijvoorbeeld de kwaliteit van het water of de karkassen. Ik herinner eraan dat de inspecteurs van het FAVV wel een beperkt advies kunnen verstrekken, maar niet gemachtigd zijn om de mensen die in de slachthuizen werken op te leiden. Als die ondernemers zichzelf uit de slag moeten trekken, zal dat overmijdelijk leiden tot de sluiting van talrijke kleine ondernemingen die werkgelegenheid bieden en een bijdrage leveren tot het voortbestaan van de veefokkerij op kleine schaal in Wallonië.

Is het in het licht van dat probleem niet raadzaam om via de vormingsinstellingen die afhangen van de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie een praktische opleiding van ongeveer twintig uur te organiseren om die uitbaters voor te bereiden op de noodzakelijke aanpassingen?

Antwoord ontvangen op 11 februari 2009 :

Hoewel kleine slachthuizen hun producten thans op de binnenlandse markt kunnen verkopen zonder dat zij daarvoor over een « Europese erkenning » moeten beschikken, zijn zij reeds, sinds het van kracht worden van het koninklijk besluit van 4 juli 1996, onderworpen aan de verplichting om in hun inrichting autocontrole in te voeren; Verordening (EG) nr. 853/2004 bevat in dat verband niets nieuws. De overgangsperiode waarop zij tot eind 2009 aanspraak kunnen maken, heeft in essentie alleen betrekking op de infrastructuur.

Het is inderdaad zo, en dat blijkt uit uw vraag, dat exploitanten van kleine slachthuizen een gebrekkige kennis hebben van de autocontroletechnieken en deze slechts in beperkte mate beheersen. Ofschoon die exploitanten ook afzonderlijk een beroep kunnen doen op consultants die hun bij de opstart kunnen helpen, blijken zij enigszins terug te deinzen voor deze mogelijkheid.

Daarom zou de organisatie van opleidingen door instellingen die afhangen van Middenstand inderdaad een grote steun kunnen betekenen voor die exploitanten, op voorwaarde dat zij echt belangstelling tonen voor de hun geboden kans.

Wat het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) betreft, ben ik het met u eens dat de medewerkers van het FAVV alleen wat tips kunnen geven, wat zij ook vaak doen. Anderzijds zou het FAVV, binnen de grenzen van zijn mogelijkheden, ook ondersteuning bieden aan opleidingsinstellingen die initiatieven zouden nemen op het gebied van opleidingen in autocontrole voor in de voedselketen actieve KMO’s, slachthuizen en andere operatoren.