Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-1896

van Wouter Beke (CD&V) d.d. 29 oktober 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen

Dienstencheques - Concurrentie met de reguliere arbeid - Provincie Limburg

bijkomend voordeel
tijdelijk werk
uitzendbureau
toegang tot het arbeidsproces
integratiebedrijf
arbeidsmarkt
opneming in het beroepsleven
plaatselijk initiatief voor tewerkstelling
werkloosheidsbestrijding
tekort aan arbeidskrachten
provincie Limburg

Chronologie

29/10/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 27/11/2008)
16/12/2008Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-444

Vraag nr. 4-1896 d.d. 29 oktober 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Recent mocht ik van de werkgeversorganisatie UNIZO vernemen dat er in bepaalde streken van ons land problemen rijzen door het systeem van de dienstencheques.

Uit een onderzoek van Idea-consult Evaluatie van het stelsel van dienstencheques 2007 blijkt dat 46 % van de werknemers die in 2007 instroomden in een dienstenchequesbedrijf voordien een andere job hadden. Deze trend is bovendien stijgend: in 2006 bedroeg dit aandeel slechts 38,1 %.

Het dienstenchequessysteem werd onder andere opgezet om nieuwe werkgelegenheid te creëren en deze werknemers op termijn te laten doorstromen naar het reguliere circuit. Het weghalen van werknemers die in een privé-onderneming werken naar een job die gesubsidieerd wordt door de overheid is nooit de bedoeling geweest van dit systeem, maar blijkt nu toch wel sterk het geval te zijn.

Eind september 2007 telde Limburg 9 807 dienstenchequeswerknemers. Een voorzichtige raming leidt tot de conclusie dat meer dan 3 000 werknemers hiervan komen uit de privé-sector (38,1% in 2006, 46% in 2007). Dit potentieel aan arbeid gaat verloren voor onze Limburgse bedrijven die door de krapte op de arbeidsmarkt deze werknemers vaak niet of moeilijk kunnen vervangen door evenwaardige arbeidskrachten.

Limburg voelt deze problematiek sterker aan dan in de rest van België door het relatief hoger aandeel van Limburgse dienstenchequeswerknemers. Daar waar Limburg (op 30/09/2007) een aandeel heeft van 8,1% in de totale tewerkstelling voor België, heeft Limburg een aandeel van 11,3% in de tewerkstelling van dienstenchequeswerknemers in België.

Om deze redenen had ik van de geachte minister graag een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1.)Is zij op de hoogte van deze problematiek?

2.)Wat is haar standpunt hieromtrent?

3.)Plant zij maatregelen om de concurrentie van werknemers onder het systeem van de dienstencheques met de reguliere arbeid te voorkomen? Wat houden deze maatregelen in?

4.)Plant zij concrete maatregelen voor de provincie Limburg en voor concrete activiteiten, zoals de bouwsector en groenvoorziening?

Antwoord ontvangen op 16 december 2008 :

Uit het evaluatierapport van het stelsel van de dienstencheques voor buurtdiensten en –banen 2007 blijkt dat 43% van de dienstencheque-werknemers instroomde vanuit een ander betaald werk.

Aan de werknemers die antwoorden dat ze voorheen een ander betaald werk verrichtten (behalve de zelfstandigen) werd in de enquête gevraagd naar hun redenen om van werk te veranderen. De belangrijkste reden was dat ze zelf ontslag hebben genomen omdat ze van werk wouden veranderen (46,1%). 15% van de werknemers zijn van werk veranderd omdat hun uitzendcontract of tijdelijk contract afliep. 14% werd wegens herstructurering of faillissement ontslagen en ruim 7% omwille van persoonlijke redenen.

Naast bovenvermelde redenen om van job te veranderen vermelden 10% van de werknemers ook andere redenen. De belangrijkste andere reden is dat ze hun vorige baan hebben behouden, in combinatie met hun baan in het stelsel van de dienstencheques. Daarnaast hebben sommige dienstencheque-werknemers hun vorige baan opgegeven wegens gezondheidsproblemen, wegens een zwangerschap of een echtscheiding.

Ruim 84% van de bevraagde werknemers gaf aan dat ze bewust de stap naar het stelsel van de dienstencheques hebben gezet. De bewuste keuze om in het stelsel van de dienstencheques te werken hangt voor een deel samen met de vroegere beroepssituatie. Zo is het aandeel werknemers dat vroeger ander betaald werk uitvoerde en bewust koos om te werken in het stelsel iets lager (80,9%) dan het aandeel werknemers die vroeger werkloos (87,2%) of niet-beroepsactief (88,6%) waren.

Er blijken dus allerlei redenen mee te spelen om van job te veranderen. Voor bijna één derde gaat het gewoon om het feit dat de vorige arbeidsovereenkomst niet meer bestaat (tijdelijk contract of herstructurering). Meestal blijkt het om een bewuste keuze te gaan maken om in het stelsel van de dienstencheques te werken. Als voornaamste motieven om te werken in het stelsel van de dienstencheques worden naast geld verdienen en het recht hebben op pensioen, arbeidsongevallenverzekering, enz. ook flexibel werken en dicht bij huis werken aangegeven.

De vraag stelt zich dan of de nieuwe dienstencheque-werknemer vervangen wordt in zijn vroegere job. Het al dan niet vervangen zijn werd in de werknemersenquête expliciet bevraagd. Hieruit blijkt dat 31% van de werknemers die vanuit betaald werk instroomden, werd vervangen. Deze 31% kan beschouwd worden als een ondergrens, aangezien een groot aandeel respondenten (41%) antwoordde dat ze niet wisten of ze vervangen waren in hun vroegere job. Het is ook zeer moeilijk om hierover preciezere gegevens te bekomen omdat een evaluatie in het kader van de dienstencheques niet de ruimte geeft om andere sectoren te bevragen.

Toch blijkt de dienstencheque-activiteit nog grotendeels een vrouwenzaak te zijn (98%). Ik betwijfel dus of er vanuit eerder mannelijke sectoren als de bouwsector en groenvoorziening veel doorstroming bestaat naar de dienstencheques. Bovendien liggen de lonen in de bouwsector zeker hoger dan in de dienstencheques (of schoonmaak- of strijksector) en aangezien het voornaamste motief voor de dienstencheque-werknemers toch geld verdienen is, lijkt de overstap van de bouw naar de dienstencheques mij niet voor de hand liggend te zijn.

Daarnaast is het systeem van de dienstencheques zo ontworpen geweest dat de concurrentie met andere sectoren zo klein mogelijk is. Er is immers gekozen voor een aantal activiteiten die tot dan toe zo goed als onbestaande waren op de reguliere arbeidsmarkt. Uiteraard kan men werknemers uit gelijk welke sector niet verbieden om een andere job te zoeken. Dit is een concurrentie die tussen alle sectoren bestaat en die niet eigen is aan het stelsel van de dienstencheques.