Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-1886

van Patrik Vankrunkelsven (Open Vld) d.d. 29 oktober 2008

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Hoge Raad voor deontologie van de gezondheidsberoepen - Oprichting - Andere denkpistes

beroep in de gezondheidszorg
beroepsdeontologie
beroepsorde
dokter

Chronologie

29/10/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 27/11/2008)
17/11/2008Antwoord

Herkwalificatie van : vraag om uitleg 4-431

Vraag nr. 4-1886 d.d. 29 oktober 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Vorige legislatuur is er in de Senaat hard gewerkt aan verschillende voorstellen tot hervorming van de Ordes. De insteek van de toenmalige minister van Sociale Zaken, de heer Demotte, was om hierbij ook een Hoge Raad voor deontologie van de gezondheidsberoepen op te richten. De gezondheidsberoepen die niet konden terugvallen op een eigen Orde, zouden in dit geval voor de ethische aspecten bij de uitoefening van hun beroep vallen onder deze Hoge Raad.

Graag had ik van de geachte minister geweten of ze nog steeds achter de piste van een Hoge Raad staat of dat ze eerder voorstander is om de taak van deontologie onder te brengen bij de geneeskundige commissies voor de beroepen die geen eigen Orde hebben ?

Antwoord ontvangen op 17 november 2008 :

U heeft net als ik vernomen dat de Orde van Geneesheren voorstellen wenste te doen voor het wijzigen van haar statuten om die meer in overeenstemming te brengen met de realiteit op het terrein. Ik sta uiteraard open voor de discussie met de vertegenwoordigers van de Orde, die echter geen enkele stap gezet hebben bij mijn strategische cel of bij mijn administratie.

Eén van de overwogen hervormingen is een administratieve communautarisering. In dit opzicht, en ongeacht de oplossing die uiteindelijk zal worden weerhouden, lijkt het mij na een eerste analyse noodzakelijk om een minimale federale structuur te behouden, welke de vorm ervan ook moge zijn, teneinde de goedkeuring mogelijk te maken van gemeenschappelijke standpunten over de deontologische code of de adviezen met federale of internationale reikwijdte. Het spreekt ook voor zich dat elke hervorming de taalkundige rechten van de artsen en de patiënten zal moeten eerbiedigen, in overeenstemming met de geldende taalwetten en dat meer in het bijzonder in Brussel en in de randgemeenten.

Elke hervorming zal eveneens de evolutie moeten integreren die gewenst wordt door talrijke patiëntenverenigingen, namelijk een openheid van de Orde naar de buitenwereld, in het bijzonder wanneer er door patiënten een klacht ingediend werd tegen een geneesheer.

Onder voorbehoud van een meer diepgaande analyse, uitgevoerd op basis van concrete voorstellen, doet de vraag over de hervorming van de orde van apothekers mij in dezelfde richting denken.

U wijst er verder terecht op dat er door mijn voorganger reeds samen met de Senaat ruimer nagedacht werd over de meer uitgebreide vraag inzake de discipline bij de andere gezondheidszorgberoepen die tot geen enkele orde behoren, zoals de tandartsen of de kinesitherapeuten. Ik weet ook dat er nog een ander idee de ronde doet, dat bestaat uit het toevertrouwen van deze tuchtbevoegdheid aan de provinciale geneeskundige commissies.

Het is een belangrijk thema en bij het nadenken erover moet de essentiële doelstelling bestaan uit het verbeteren van de dienstverlening en de kwaliteit van de zorg die aan de patiënten verstrekt wordt door de zorgverleners. Die moeten trouwens de garantie hebben dat hun confraters of collega’s een minimum regelkader respecteren dat waakt over de harmonieuze en efficiënte uitoefening van het beroep.

Het is in ieder geval een omvangrijk dossier, dat ik wegens de andere prioriteiten na afloop van de verlengde periode van lopende zaken nog niet grondig kon onderzoeken, maar ik ben zeker van plan dat te doen. Ik zal u in de loop van de komende maanden een meer precies standpunt ter zake kenbaar kunnen maken.