Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 4-1562

van Wouter Beke (CD&V N-VA) d.d. 15 september 2008

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen

Omgekeerde hypotheek - Invoering in België - Gevaren

hypotheek
ontlening
krediet
krediet op onroerende goederen
bescherming van de consument
vergrijzing van de bevolking

Chronologie

15/9/2008Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 16/10/2008)
12/12/2008Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-1561

Vraag nr. 4-1562 d.d. 15 september 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De omgekeerde hypotheek (of “ opeethypotheek “) is een kredietvorm waarbij een kredietnemer een bepaalde som geld van een kredietgever kan ontlenen ten belope van een deel van de waarde van het onroerend goed van de kredietnemer. Op het onroerend goed wordt een hypotheek genomen door de kredietgever. De kredietnemer betaalt geen intresten en het krediet moet slechts worden terugbetaald op het moment dat de kredietnemer overlijdt of naar een rusthuis gaat. De kredietvorm wordt verkocht als een mogelijkheid voor de kredietnemer, mensen op iets gevorderde leeftijd, om op hun oude dag nog wat van het leven te profiteren door het verkrijgen van extra middelen. Daarnaast wordt geopperd dat deze kredietvorm ook een mogelijke oplossing zou kunnen bieden voor de kosten van de vergrijzing. Deze kredietvorm wordt momenteel vooral gecommercialiseerd in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk en Nederland. In de vorige legislatuur waren er diverse berichten dat de voormalige minister van Economie deze kredietvorm ook in België wou invoeren.

Aan deze kredietvorm zijn echter heel wat nadelen verbonden inzake consumentenbescherming. De Belgische consumentenorganisatie Test-Aankoop en de Europese consumentenorganisatie BEUC hebben veel kritiek op deze kredietvorm. Ik geef hier slechts enkele van hun bekommernissen weer. Volgens deze organisaties is een dergelijk product enorm duur voor de consument aangezien de aangerekende interesten veel te hoog zijn in vergelijking met het verkregen kapitaal. Daarnaast zou een dergelijke kredietvorm de solidariteit tussen de verschillende generaties in het gedrang kunnen brengen. Er bestaan met andere woorden nog aanzienlijke onbeantwoorde vragen met betrekking tot de opportuniteit van deze kredietvorm. De partij die het grootste voordeel haalt uit deze kredietvorm lijkt vooral de kredietgever te zijn.

Test-Aankoop eist dat minimum volgende garanties worden ingebouwd wanneer een dergelijk kredietvorm ook in België ingang zou maken:

1) de kredietgever moet garanderen dat de kredietnemer levenslang mag blijven wonen, en hij mag de terugbetaling onder geen beding nog vóór het overlijden of de opname in een rusthuis vragen;

2) de kredietgever mag bijvoorbeeld geen overlijdensverzekering opleggen aangezien deze verzekering erg duur is voor oudere mensen;

3) de kredietnemer moet de mogelijkheid hebben om de schuldsaldoverzekering in één keer of in gedeelten terug te betalen, en de kosten moeten beperkt blijven (hooguit drie maanden intresten);

4) de hypotheek mag slechts op een bepaald percentage van de waarde van de woning worden gevestigd, bijvoorbeeld 50 %;

5) als de waarde van de woning niet volstaat om de schuld terug te betalen, mag het tekort niet van de erfgenamen worden geëist;

6) er moeten neutrale, dat wil zeggen objectieve criteria worden gebruikt voor de waardebepaling van de woning.

Om deze redenen had ik van de geachte minister graag een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1)Is de geachte minister op de hoogte van deze problematiek? Wat is zijn standpunt betreffende deze kredietvorm?

2)Deelt hij de mening van Test-Aankoop en de BEUC dat deze kredietvorm heel wat potentiële gevaren oplevert?

3)Wat is het standpunt van de CBFA inzake deze materie?

4)Is hij zinnens een wetgevend kader uit te werken voor deze kredietvorm?

5)Is hij zinnens deze kredietvorm in België te verbieden?

Antwoord ontvangen op 12 december 2008 :

Ik verwijs naar mijn antwoord op de mondelinge vraag van Kamerlid Jean-Jacques Flahaux in de commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de Nationale wetenschappelijke en culturele instellingen, de Middenstand en de Landbouw op 6 mei 2008 (Verslag: COM 198).