Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 3-951

van Didier Ramoudt (VLD) d.d. 14 mei 2004

aan de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid

Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars - Richtlijnen - Gebrek bij de goedkeuring door de Koning - Terugwerkende kracht van de nietigverklaring door de Raad van State.

Chronologie

14/5/2004Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 17/6/2004)
18/6/2004Antwoord
18/6/2004Beslissing niet publicatie

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 3-952

Vraag nr. 3-951 d.d. 14 mei 2004 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Artikel 7, §1, van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen, bepaalt dat de Nationale Raad de voorschriften van de plichtenleer, zoals bepaald in artikel 2 van deze wet, kan uitwerken, aanpassen of vervolledigen en stelt het stagereglement op. De voorschriften inzake de plichtenleer en het stagereglement hebben slechts bindende kracht, nadat ze door de Koning zijn goedgekeurd, bij een in Ministerraad overlegd besluit.

De huidige richtlijnen van het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars (BIV) hebben tot op vandaag geen bindende kracht. De goedkeuring door de Koning in een door de ministerraad overlegd besluit laat op zich wachten. Van publicatie in het Belgische Staatsblad is bijgevolg nog geen sprake.

Indien de Raad van State de plichtenleer van het BIV nietig verklaart, verliezen de richtlijnen automatisch hun geldigheid. Een dergelijke nietigverklaring heeft terugwerkende kracht. Dit zou aanleiding geven tot onder meer problemen aangaande de terugbetaling door het BIV van bedragen die werden betaald voor permanente vorming, verzekering en borgstellingen die het BIV heeft opgelegd.

Daarom had ik graag van de minister vernomen:

1. Is de minister op de hoogte van het aanhoudend gebrek aan bindende kracht van de BIV-richtlijnen met betrekking tot de permanente vorming, en de mogelijke gevolgen die dit kan hebben?

2. Binnen welke termijn kan aan dit gebrek worden tegemoetgekomen?

3. Hoe zal met het terugwerkend karakter van een eventuele nietigverklaring door de Raad van State worden omgegaan?

Deze vraag wordt tevens aan de Minister van Middenstand en Landbouw gesteld.

Antwoord ontvangen op 18 juni 2004 :

Tekst nog niet beschikbaar.