Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 2-1610

van Vincent Van Quickenborne (VU-ID) d.d. 17 oktober 2001

aan de vice-eersteminister en minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie

Overheidsopdrachten - Beroep op mededinging - Motivering.

Chronologie

17/10/2001Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 15/11/2001)
6/11/2001Antwoord
6/11/2001Beslissing niet publicatie

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 2-1607
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 2-1608
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 2-1609
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 2-1611
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 2-1612
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 2-1613
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 2-1614
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 2-1615
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 2-1616
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 2-1617
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 2-1618
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 2-1619
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 2-1620
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 2-1621
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 2-1622
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 2-1623

Vraag nr. 2-1610 d.d. 17 oktober 2001 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In het 157e Boek van het Rekenhof gaat men uitvoerig in op het niet naleven van de regelgeving inzake overheidsopdrachten bij het gunnen van de opdrachten betreffende diensten van juridische aard door diverse federale ministeries en diensten. Vooral de diensten geleverd door rechtsgeleerden, fiscalisten en advocaten springen hierbij in het oog. Onder meer de bepalingen inzake mededingen en de vereiste van een schriftelijk en voorafgaand akkoord, met forfaitaire prijsbepaling worden niet gerespecteerd.

Het Rekenhof heeft deze vaststellingen gedaan bij de Diensten van de Eerste Minister, het Ministerie van Binnenlandse Zaken, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Internationale Samenwerking, het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en het Ministerie van Middenstand en Landbouw.

Nochtans vallen alle opdrachten die worden gegund sinds 1 mei 1997 onder toepassing van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten. Een essentieel kenmerk van deze wet bestaat erin dat een beroep op mededinging wordt verplicht.

Het Rekenhof stelt in haar 157ste Boek het volgende : "Zelfs bij de onderhandelingsprocedure (8), zonder naleving van bekendmakingsregels, dient in regel een beroep te worden gedaan op mededinging, ongeacht het bedrag. Wanneer uitzonderlijk geen beroep moet worden gedaan op de mededinging, dient dit uitdrukkelijk te worden gemotiveerd.".

Volgende vragen kunnen worden gesteld :

Graag had ik van de ministers en de staatssecretarissen vernomen aan welke advocaten, advocatenassociaties, rechtsgeleerden en fiscalisten zij sinds hun aantreden in de federale regering opdrachten hebben gegund ? Kan er meegedeeld worden uit welke stad of gemeente de aangewezen advocaat, rechtsgeleerde of fiscalist afkomstig is ?

Graag had ik tevens vernomen om welke specifieke redenen beroep werd gedaan op deze personen en hoeveel de totale erelonen per aangewezen advocaat, rechtsgeleerde of fiscalist bedroegen ?

Tevens had ik graag van elke minister en staatsecretaris vernomen of zij hierbij voor elke opdracht de regelgeving inzake overheidsopdrachten hebben nageleefd ? Werden hierbij de bepalingen inzake mededingen en de vereiste van een schriftelijk en voorafgaand akkoord met forfaitaire prijsbepaling in elk dossier nageleefd ?

Zijn de ministers en staatssecretarissen het ermee eens dat de opdrachten betreffende diensten van juridische aard vallen onder toepassing van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en een beroep op mededingen bijgevolg verplicht is ? Zo neen, kunnen zij een en ander uitvoerig toelichten ?

Wordt bij het uitbesteden van opdrachten betreffende diensten van juridische aard steeds onderzocht of men dit onderzoek aan ambtenaren kan gunnen ?

Graag had ik van de ministers en staatssecretarissen vernomen met welke advocaten advocatenassociaties, rechtsgeleerden en fiscalisten er binnen hun diensten op permanente basis gewerkt wordt, onder de formule van een abonnement, ondermeer rekening houdende met de ministeriële besluiten van 29 juni 1998 en welke de kostprijs hiervan op jaarbasis was ? Vonden er bij de aanduiding van elk van deze advocaten voorafgaande raadplegingen plaats van mogelijke kandidaten ? Indien het antwoord hierop positief is had ik graag per abonnement hiervan de verantwoordingsstukken bekomen ?

Dezelfde vraag wordt aan alle ministers en staatssecretarissen gesteld.

Antwoord ontvangen op 6 november 2001 :

Tekst nog niet beschikbaar.