SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2020-2021 Zitting 2020-2021
________________
9 novembre 2020 9 november 2020
________________
Question écrite n° 7-757 Schriftelijke vraag nr. 7-757

de Rik Daems (Open Vld)

van Rik Daems (Open Vld)

au vice-premier ministre et ministre de la Justice, chargé de la Mer du Nord

aan de vice-eersteminister en minister van Justitie, belast met Noordzee
________________
Services de renseignements - Conséquences du Brexit - Sécurité - Terrorisme - Mandat d'arrêt européen Inlichtingendiensten - Gevolgen van de Brexit - Veiligheid - Terrorisme - Europees aanhoudingsmandaat 
________________
terrorisme
Royaume-Uni
retrait de l'UE
base de données
échange d'information
service secret
transmission de données
collecte de données
transport de voyageurs
criminalité organisée
sécurité publique
terrorisme
Verenigd Koninkrijk
uittreding uit de EU
gegevensbank
uitwisseling van informatie
geheime dienst
datatransmissie
verzamelen van gegevens
reizigersvervoer
georganiseerde misdaad
openbare veiligheid
________ ________
9/11/2020Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 10/12/2020)
15/12/2020Antwoord
9/11/2020Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 10/12/2020)
15/12/2020Antwoord
________ ________
Réintroduction de : question écrite 7-90 Réintroduction de : question écrite 7-90
________ ________
Question n° 7-757 du 9 novembre 2020 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 7-757 d.d. 9 november 2020 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

En France, le «Rapport public de la Délégation parlementaire au Renseignement 2018 2019» indique que le Brexit peut avoir de graves conséquences sur différents projets en cours de lutte contre le terrorisme et le crime organisé. Après le Brexit, et quel qu'en soit le scénario, le Royaume-Uni sera en effet considéré comme un «État tiers».

Le rapport signale par exemple que le plan multilatéral relatif aux données des dossiers passager (PNR – Passenger Name Record) risque d'être remis en cause en ce qui concerne les voyages en train, puisque le Royaume-Uni n'aura plus accès aux différentes banques de données européennes (PNR, ETIAS, EURODAC, etc.).

Quant à la collecte d'informations, le Brexit, et surtout un Brexit dur, aurait aussi des répercussions catastrophiques pour ce qui est de la banque de données Schengen SIS II, à laquelle le Royaume-Uni a accès depuis 2015: le Royaume-Uni est en effet le septième fournisseur de données de cette banque dont il est aussi le quatrième utilisateur. Les services de sécurité britanniques jouent un rôle clé dans la lutte contre le terrorisme et leur savoir-faire est essentiel.

Le mandat d'arrêt européen est également compromis en ce qui concerne le Royaume-Uni. Un mandat d'arrêt européen visant à l'extradition d'individus vers le Royaume-Uni est valable jusqu'à la date de sortie dudit pays, comme l'a confirmé la Cour européenne de Justice. Par après, sur le plan du mandat d'arrêt européen, le Royaume-Uni – même en cas de Brexit doux – sera considéré comme un État tiers.

En outre, le Royaume-Uni ne siégera plus dans les organes directeurs d'Europol et d'Eurojust.

L'incertitude règne aussi quant aux échanges futurs de casiers judiciaires.

En ce qui concerne le caractère transversal de la présente question: l'accord de gouvernement flamand de 2014 s'intéresse au terrorisme et à la prévention de la radicalisation. C'est ainsi qu'une cellule réunissant des experts dans divers domaines a été créée, en vue de prévenir la radicalisation, de la déceler et d'y remédier; dotée d'un point de contact central, elle collabore avec d'autres autorités. C'est l'Agentschap Binnenlands Bestuur (Agence flamande pour l'administration intérieure) qui assure sa coordination. En matière d'approche proactive et de respect de la législation, le rôle des autorités fédérales est cependant crucial.

Je souhaiterais dès lors obtenir une réponse aux questions suivantes:

1) Pouvez-vous indiquer en détail les conséquences du Brexit sur les échanges d'informations entre les services de sécurité respectifs? Peut-on y remédier? Dans l'affirmative, pouvez-vous détailler votre réponse?

2) Quel est l'impact sur le plan PNR en ce qui concerne la circulation ferroviaire depuis et vers le Royaume-Uni? Ce plan est-il mis en péril? Dans la négative, pouvez-vous détailler votre réponse?

3) Est-il exact que le Royaume-Uni n'aura plus accès aux différentes banques de données européennes (PNR, ETIAS, EURODAC, etc.), ce qui implique qu'il ne pourra plus les alimenter ni les consulter? Comment peut-on anticiper en la matière? Peut-on résoudre le problème, eu égard aux intérêts communs dans la lutte contre le crime organisé et le terrorisme?

4) Pouvez-vous indiquer si le mandat d'arrêt européen est mis à mal en ce qui concerne le Royaume-Uni? Pouvez-vous préciser les conséquences pratiques?

5) Vous ralliez-vous à la recommandation n° 26 du Rapport public de la Délégation parlementaire au Renseignement 2018 -2019 du Parlement français, à savoir «étudier la faisabilité juridique d'un partenariat privilégié entre l'Union européenne et le Royaume-Uni dans le domaine de la sécurité pour maintenir la participation du Royaume-Uni, malgré son futur statut futur d'État tiers, à la base de données SIS 2 et au mandat d'arrêt européen»? Soutenez-vous cet objectif et a-t-on déjà pris des mesures concrètes? Pouvez-vous préciser le contenu, les effets et le calendrier?

 

Uit het Franse «Rapport public de la Délégation parlementaire au Renseignement 2018 2019» blijkt dat de Brexit diverse ernstige gevolgen kan hebben voor bestaande en lopende projecten wat betreft de strijd tegen terrorisme en de georganiseerde misdaad. Door de Brexit zal het Verenigd Koninkrijk (VK) immers onder eender welk scenario worden beschouwd als een «derde Staat».

Zo wordt er gewaarschuwd dat het multilaterale PNR plan wat betreft het spoor in vraag kan worden gesteld gezien het Verenigd Koninkrijk niet langer toegang zal hebben tot diverse Europese databanken (waaronder PNR, ETIAS, EURODAC, enz.).

Ook wat betreft de Schengendatabank, SIS II, waar het VK toegang toe heeft sinds 2015, heeft de Brexit en dan zeker de harde Brexit rampzalige gevolgen naar informatievergaring toe. Het VK is immers de zevende grootste bijdrager van gegevens tot deze databank en is tegelijkertijd de vierde grootste afnemer ervan. De Britse veiligheidsdiensten vervullen een sleutelrol in de strijd tegen het terrorisme en hun knowhow is essentieel.

Ook het Europees aanhoudingsmandaat komt in het gedrang wat betreft het Verenigd Koninkrijk. Een Europees aanhoudingsbevel tot overlevering van personen aan het Verenigd Koninkrijk is geldig tot de uittredingsdatum van het Verenigd Koninkrijk, zoals bepaald door het Europese Hof van Justitie. Daarna wordt het Verenigd Koninkrijk ook in het geval van een soft Brexit beschouwd als een derde land wat betreft het Europees aanhoudingsmandaat.

Het Verenigd Koninkrijk zal dus ook niet meer deel uitmaken van de bestuursorganen van Europol en Eurojust.

Er heerst ook onduidelijkheid over het verdere verloop van de uitwisseling van strafbladen.

Het transversaal karakter van deze vraag: in het Vlaams regeerakkoord van 2014 wordt er aandacht besteed aan terrorisme en het voorkomen van radicalisering. Aldus werd een cel met experten uit de diverse beleidsdomeinen om radicalisering te voorkomen, te detecteren en te remediëren, opgericht met één centraal aanspreekpunt en in samenwerking met andere overheden. De coördinatie van deze cel ligt bij het Agentschap Binnenlands Bestuur. Vooral wat betreft de proactieve aanpak en de handhaving vervult de federale overheid een sleutelrol.

Ik had dan ook graag een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1) Kan u gedetailleerd meedelen welke de gevolgen zijn van de Brexit wat betreft de uitwisseling van informatie tussen de respectieve veiligheidsdiensten en kunnen deze worden opgevangen? Zo ja, kan u dit toelichten?

2) Welke is de impact voor het PNR plan voor het spoor wat betreft het verkeer van en naar het Verenigd Koninkrijk? Komt het PNR plan hierdoor in het gedrang? Zo neen, kan u dit toelichten?

3) Klopt de informatie dat het Verenigd Koninkrijk niet langer toegang zal hebben tot diverse Europese databanken (waaronder PNR, ETIAS, EURODAC, enz.) waardoor het er niet meer toe kan bijdragen, maar er ook geen gegevens meer uit kan halen? Hoe wordt hierop geanticipeerd en kan hieraan worden verholpen gezien het gedeelde belang in de strijd tegen georganiseerde misdaad en terrorisme?

4) Kan u aangeven of het Europees aanhoudingsmandaat in het gedrang komt wat betreft het Verenigd Koninkrijk? Kan u de praktische gevolgen toelichten?

5) Bent u het eens met aanbeveling nr. 26 van het Franse «Rapport public de la Délégation parlementaire au Renseignement 2018 2019» waarin gevraagd wordt om een geprivilegieerd partnerschap op te zetten op korte termijn tussen Europa en het Verenigd Koninkrijk in het domein van de veiligheid met het oog op het verder deelnemen van het Verenigd Koninkrijk, ondanks het toekomstige statuut van derde Staat, tot de gegevensbank SIS 2, ETIAS en EURODAC en het Europees aanhoudingsmandaat? Steunt u dit streven en werden hiertoe reeds concrete stappen gezet? Kan u de inhoud, de gevolgen en de timing toelichten?

 
Réponse reçue le 15 décembre 2020 : Antwoord ontvangen op 15 december 2020 :

1) La coopération internationale entre services européens de renseignement et de sécurité peut être qualifiée d’intensive. Presque toutes les matières relevant des domaines d’activité de la Sûreté de l'État font l'objet d’une coopération internationale tant bilatérale que multilatérale.

Une bonne relation est également entretenue avec les services de sécurité britanniques et un échange d'informations régulier s’opère dans ce cadre.

Le Brexit concerne le retrait du Royaume-Uni du traité de Lisbonne. En vertu de l’article 4.2 du Traité, l’interaction entre services de renseignement nationaux s’opère en dehors de cet accord. Cela vaut également pour l’échange d’informations entre les services de renseignement et de sécurité britanniques et belges.

La Sûreté de l’État estime dès lors que le Brexit n’aura pas d’impact négatif sur la coopération internationale et l’échange d’informations avec les services britanniques.

2) Le législateur belge a, outre le trafic aérien, repris d’autres moyens de transport dans la législation PNR. La Belgique est un précurseur en la matière étant donné qu’elle est la première à avoir également adopté un arrêté royal concernant le transport ferroviaire. Les sociétés qui organisent des voyages en train à grande vitesse sont en effet tenues par le législateur belge de transmettre certaines données dans des formats déterminés, indépendamment des pays dans lesquels les voyageurs se rendent.

Toutes les compagnies opérant des lignes de, vers la Belgique ou en transit sont soumises, selon la directive européenne PNR et la législation nationale belge, à l’obligation de transmettre les données des dossiers passagers (passenger name record – PNR) en leur possession à l’unité belge compétente en la matière, le BelPIU, quelle que soit leur «nationalité». Autrement dit, une compagnie indonésienne est aussi soumise à la même obligation de transfert de données des passagers. Cette obligation ne sera pas impactée par le Brexit. Notre processus national de connexion et d’intégration de ces compagnies suivra son cours habituel. La conséquence de la sortie du Royaume-Uni de l’Union européenne sera plus importante en matière d’échanges d’information.

En effet, en cas d’adoption par le Parlement britannique de l’accord de retrait du 18 octobre 2019, une période de transition courant jusqu’au 31 décembre 2020 s’ouvrirait, durant laquelle les données des passagers pourraient être échangées de la même manière et sous les mêmes conditions qu’avant le Brexit (article 63, 1°, g), de l’accord). Si cet accord ne devait pas être adopté, et que le Royaume-Uni devait quitter l’Union européenne sans accord, l’échange de données des passagers avec le Royaume-Uni se ferait sous les mêmes conditions qu’avec un autre pays tiers à l’Union européenne. Cela implique notamment la conclusion d’un accord établissant des garanties appropriées en matière de protection des données entre le Royaume-Uni et l’Union européenne.

3) Concernant le PNR, il n’existe pas de base de données européenne en la matière. Le cadre réglementaire européen stipule, pour ce qui est de la collecte de données PNR, que chaque pays doit mettre sur pied son propre centre PNR (unité d’information des passagers). Comme indiqué plus haut, l’accès du Royaume-Uni aux données des passagers dépendra des accords conclus en matière d’échange de données.

Le Système européen d’information et d’autorisation concernant les voyages (European Travel Information and Authorization System – ETIAS) est un système de vérifications préliminaires pour les nationaux de pays tiers exemptés de visa qui décident de voyager sur le territoire européen. Cette base de données concerne les états membres de l’Union européenne. Compte tenu du fait que le Royaume-Uni ne sera plus un État membre, celui-ci ne pourra prendre part directement aux activités liées à ce système d’information. À moins qu’une décision différente ne soit prise dans l’accord régissant la sortie du Royaume-Uni de l’Union européenne, l’accès de cette dernière à la base de données ETIAS sera défini par l’article 65 du règlement ETIAS régissant l’échange de données personnelles avec des pays tiers.

Comme mentionné par l’article 65, paragraphe 2, les données ETIAS ne pourront être transmises à un pays tiers ou une organisation internationale à l’exception de cas pour lesquels les conditions mentionnées au paragraphe 5 du même article sont remplies, à savoir, entre autre, que cela soit un cas d’urgence exceptionnel pour lequel nous sommes en présence d’un danger imminent associé à une infraction terroriste ou que le transfert de données soit nécessaire à la prévention, détection ou enquête dans le cadre d’une infraction terroriste ou d’infractions criminelles graves.

Il est par conséquent important d’avoir conscience qu’un certain nombre d’aspects liés à la sécurité n’ont délibérément pas été pris en compte dans le Traité de Lisbonne et sont, pour l’heure, toujours des compétences nationales des États membres. C’est notamment le cas du travail de renseignement, lequel joue un rôle dans le cadre de la lutte contre le terrorisme. À cet égard, la coopération entre les États membres s’est fortement renforcée ces dernières années et il est même question de développer une coopération permanente. Cette collaboration entre États membres ne relève pas des structures de l’Union européenne et ne subira donc aucun changement à la suite du Brexit.

4) Après le 31 décembre 2020 et en l’absence de conclusion d’un nouvel accord de partenariat entre l’Union européenne et le Royaume-Uni, le cadre juridique applicable dans nos relations avec le Royaume-Uni sera celui applicable à tout État tiers. Par conséquent, toute demande de remise d’une personne recherchée devra être effectuée sur base de la Convention européenne d’extradition du Conseil de l’Europe du 13 décembre 1957. Les lois du 1er octobre 1833 et du 15 mars 1874 sur les extraditions seront également d’application, en ce compris la règle de non-extradition des nationaux.

Le retour à l’application de la Convention européenne d’extradition de 1957 avec le Royaume-Uni engendrera certaines spécificités:

– les extraditions actives nécessiteront une demande officielle d’arrestation provisoire, dans la mesure où le Royaume-Uni ne permet pas d’effectuer une arrestation provisoire sur base d’un signalement Interpol;

– pour les extraditions passives, le Royaume-Uni sera déconnecté, au 1er janvier 2021, du Système d’information Schengen («SIS») mais les signalements introduits par les autorités britanniques avant cette date ne seront pas automatiquement supprimés. Ces signalements britanniques ne pourront par contre plus constituer la base d’une arrestation après le 31 décembre 2020.

L’accord de retrait conclu avec le Royaume-Uni règle aussi le sort des procédures de mandat d’arrêt européen toujours en cours au 31 décembre 2020 de manière à éviter toute discontinuité de la procédure en raison du changement de cadre juridique. Ainsi, en cas d’arrestation provisoire d’une personne effectuée avant le 1er janvier 2021 sur la base d’un mandat d’arrêt européen, la procédure pourra être continuée sur la base des règles de l’Union européenne au-delà du 1er janvier 2021 et ce jusqu’à la remise effective de la personne concernée. Par conséquent, aucune action spécifique des autorités judiciaires belges ne sera requise pour assurer la continuité de la procédure.

5) Actuellement, un projet d’accord de partenariat entre le Royaume-Uni et l’Union européenne est en cours de négociation. Il vise à créer un nouveau cadre juridique de coopération applicable après le 31 décembre 2020. Ce projet d’accord prévoit notamment des dispositions relatives à la coopération judiciaire pénale, en ce compris un système de remise largement comparable au mandat d’arrêt européen prévoyant notamment une judiciarisation de la procédure, une limitation des motifs de refus et des délais d’exécution stricts. Si les négociations devaient aboutir, cet accord serait d’application dès le 1er janvier 2021.

Pour les autres aspects de la question, les réponses pourront être utilement apportées par mon collègue de l’Intérieur.

1) De internationale samenwerking tussen Europese inlichtingen- en veiligheidsdiensten kan als intensief omschreven worden. Op vrijwel alle materies binnen de werkdomeinen van de Veiligheid van de Staat (VSSE) wordt internationaal samengewerkt en dit zowel op bilaterale als multilaterale wijze.

Ook met de Britse veiligheidsdiensten wordt een goede relatie onderhouden en daarbij hoort een regelmatige informatie-uitwisseling.

De Brexit betreft de uitstap van het Verenigd Konikrijk uit het Verdrag van Lissabon. Krachtens artikel 4.2 van dat Verdrag vindt de werking tussen nationale inlichtingendienst plaats buiten die overeenkomst. Hieronder wordt ook de uitwisseling van informatie tussen de Britse en Belgische inlichtingen- en veiligheidsdiensten verstaan.

De VSSE is daardoor van oordeel dat de Brexit geen negatieve impact zal hebben op de internationale samenwerking en uitwisseling van informatie met de Britse diensten.

2) De Belgische wetgever heeft naast het luchtverkeer, ook andere vervoersmodi opgenomen in de wetgeving over het register van passagiersgegevens (passenger name record – PNR). België is op dat vlak voorloper aangezien België als eerste intussen ook voor het spoorvervoer een koninklijk besluit nam. De bedrijven die reizen met hogesnelheidstreinen organiseren, krijgen immers van de Belgische wetgever de opdracht om bepaalde gegevens over te maken in bepaalde formaten, los van de vraag naar welke landen de reisbewegingen gerealiseerd worden.

Alle bedrijven die reizen organiseren vanuit, naar of via België zijn krachtens de Europese PNR-richtlijn en de Belgische nationale wetgeving verplicht de PNR-gegevens waarover zij beschikken door te geven aan de Belgische eenheid die ter zake bevoegd is, BelPIU, ongeacht hun «nationaliteit». Zo is een Indonesisch bedrijf eveneens onderworpen aan dezelfde verplichting van doorgifte van passagiersgegevens. De Brexit zal geen invloed hebben op die verplichting. Onze nationale procedure voor de aansluiting en integratie van die bedrijven zal een normaal beloop kennen. De gevolgen van de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zullen groter zijn op het vlak van gegevensuitwisseling.

Indien het Britse Parlement het terugtrekkingsakkoord van 18 oktober 2019 goedkeurt, begint immers een overgangsperiode die eindigt 31 december 2020, waarin de passagiersgegevens op dezelfde wijze en onder de dezelfde voorwaarden als vóór de Brexit zouden mogen worden uitgewisseld (artikel 63, 1°, g), van het akkoord). Indien dat akkoord niet wordt goedgekeurd en het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie zonder akkoord zou moeten verlaten, zal de uitwisseling van passagiersgegevens met het Verenigd Koninkrijk plaatsvinden onder dezelfde voorwaarden als met een ander derde land buiten de Europese Unie. Dat betekent dat er tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie met name een akkoord dient te worden gesloten dat passende garanties biedt op het vlak van gegevensbescherming.

3) Op het vlak van PNR is er niet één Europese PNR-databank. Het Europese regelgevend kader bepaalt voor de verzameling van PNR-gegevens dat elk land zijn eigen PNR-centrum moet ontwikkelen (de zogenaamde passagiers-informatie-eenheid – PIE). Zoals eerder vermeld, zal de toegang van het Verenigd Koninkrijk tot de passagiersgegevens afhangen van de akkoorden die gesloten zijn op het stuk van gegevensuitwisseling.

Het Europees systeem voor reisinformatie en -autorisatie (European Travel Information and Authorization System – ETIAS) is een systeem waarmee controles vooraf kunnen worden verricht voor niet-visumplichtige onderdanen van derde landen die over het Europese grondgebied willen reizen. Die databank betreft de lidstaten van de Europese Unie. Aangezien het Verenigd Koninkrijk geen lidstaat meer zal zijn, zal het niet rechtstreeks kunnen deelnemen aan de activiteiten die gelinkt zijn aan dit informatiesysteem. Tenzij er een andere beslissing wordt genomen in het akkoord inzake uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, zal de toegang van het Verenigd Koninkrijk tot de ETIAS-databank worden bepaald door artikel 65 van de ETIAS-verordening tot regeling van de uitwisseling van persoonsgegevens met derde landen.

Zoals bepaald in artikel 65, lid 2, zullen de ETIAS-gegevens niet aan een derde land of een internationale organisatie mogen worden doorgegeven, met uitzondering van gevallen waarin voldaan is aan de voorwaarden uit lid 5 van datzelfde artikel, te weten, onder andere, een uitzonderlijk dringend geval met een dreigend gevaar in verband met een terroristisch misdrijf; of wanneer de doorgifte van gegevens noodzakelijk is voor het voorkomen, opsporen of onderzoeken van een terroristisch misdrijf of ernstige strafbare feiten.

Het is hoe dan ook van belang om te beseffen dat een aantal veiligheidsaspecten door de lidstaten bewust buiten het Verdrag van Lissabon gehouden werden en ook vandaag een louter nationale bevoegdheid zijn van de lidstaten. Dat is onder meer het geval met inlichtingenwerk en speelt een rol in het kader van de strijd tegen terrorisme. In dat verband is de samenwerking tussen de lidstaten de laatste jaren sterk toegenomen en is er sprake van de ontwikkeling van een permanente samenwerking. Die samenwerking tussen lidstaten staat buiten de structuren van de Europese Unie en hoeft geen wijzigingen te ondergaan naar aanleiding van de Brexit.

4) Bij gebrek aan het afsluiten van een nieuw partnerschapsakkoord tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk zal na 31 december 2020 het juridische kader dat van toepassing is op alle derde Staten, van toepassing zijn op onze relaties met het Verenigd Koninkrijk. Bijgevolg zal elk verzoek om overlevering van een gezochte persoon moeten worden gedaan op grond van het Europees uitleveringsverdrag van 13 december 1957 van de Raad van Europa. De uitleveringswetten van 1 oktober 1833 en van 15 maart 1874 zullen eveneens van toepassing zijn, met inbegrip van de regel van niet-uitlevering van onderdanen.

De terugkeer naar de toepassing van het Europees uitleveringsverdrag van 1957 met het Verenigd Koninkrijk zal bepaalde specifieke gevolgen hebben:

– de actieve uitleveringen zullen een officieel verzoek tot voorlopige aanhouding vereisen, aangezien het Verenigd Koninkrijk niet toelaat om een voorlopige aanhouding uit te voeren op grond van een Interpol-signalering;

– voor de passieve uitlevering zal het Verenigd Koninkrijk op 1 januari 2021 losgekoppeld worden van het Schengen-informatiesysteem («SIS»), al zullen de signaleringen die door de Britse autoriteiten vóór die datum zijn ingevoerd niet automatisch worden verwijderd. Die Britse signaleringen zullen daarentegen niet langer de basis kunnen vormen voor een aanhouding na 31 december 2020.

Het terugtrekkingsakkoord dat is afgesloten met het Verenigd Koninkrijk regelt ook het lot van de procedures van het Europees aanhoudingsbevel die nog lopen op 31 december 2020, zodat enige discontinuïteit van de procedure omwille van de wijziging van juridisch kader wordt voorkomen. In geval van voorlopige aanhouding van een persoon gedaan voor 1 januari 2021 kan de procedure zo na 1 januari 2021 worden voortgezet op grond van de regels van de Europese Unie, zulks tot de daadwerkelijke overlevering van de betrokken persoon. Bijgevolg is geen enkele specifieke actie vanwege de Belgische rechterlijke autoriteiten vereist om de continuïteit van de procedure te verzekeren.

5) Thans wordt onderhandeld over een ontwerp van partnerschapsakkoord tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk. Het strekt ertoe te voorzien in een nieuw juridisch samenwerkingskader dat van toepassing is na 31 december 2020. Dat ontwerp van akkoord voorziet inzonderheid in bepalingen met betrekking tot de justitiële samenwerking in strafzaken, met inbegrip van een overleveringssysteem dat grotendeels vergelijkbaar is met het Europees aanhoudingsbevel en inzonderheid in een juridisering van de procedure, een beperking van de weigeringsgronden en strikte uitvoeringstermijnen voorziet. Indien de onderhandelingen slagen, zou dit akkoord van toepassing zijn vanaf 1 januari 2021.

Mijn collega van Binnenlandse Zaken kan de antwoorden met betrekking tot de andere aspecten van de vraag verstrekken.