SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2020-2021 Zitting 2020-2021
________________
9 novembre 2020 9 november 2020
________________
Question écrite n° 7-726 Schriftelijke vraag nr. 7-726

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au vice-premier ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________________
Sous-commission paritaire pour les entreprises de travail adapté de la Région wallonne et de la Communauté germanophone - Fonctionnement - Fonds de sécurité d'existence Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen van het Waalse Gewest en van de Duitstalige Gemeenschap - Werking - Fondsen voor bestaanszekerheid 
________________
commission paritaire
fonds de sécurité d'existence
Région wallonne
Communauté germanophone
handicapé mental
paritair comité
fonds voor bestaanszekerheid
Waals Gewest
Duitstalige Gemeenschap
geestelijk gehandicapte
________ ________
9/11/2020Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 10/12/2020)
21/1/2021Antwoord
9/11/2020Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 10/12/2020)
21/1/2021Antwoord
________ ________
Réintroduction de : question écrite 7-41
Aussi posée à : question écrite 7-978
Réintroduction de : question écrite 7-41
Aussi posée à : question écrite 7-978
________ ________
Question n° 7-726 du 9 novembre 2020 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 7-726 d.d. 9 november 2020 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Les Fonds de sécurité d’existence sont des personnes morales, qui sont instituées dans un secteur à la libre initiative des partenaires sociaux au moyen d’une convention collective de travail (CCT) rendue obligatoire, afin de remplir, à l’aide des cotisations patronales perçues, des tâches d’utilité sociale, et qui sont gérées de façon autonome et paritaire par les représentants des employeurs et des travailleurs du secteur concerné.

Les aspects les plus importants relatifs au fonctionnement des Fonds de sécurité d’existence (institution, détermination des statuts, modification des statuts, fixation des avantages et des cotisations patronales, etc.) doivent être fixés dans des CCT rendues obligatoires par le Roi.

Ces fonds ont pour objectif:

– de financer, d'octroyer et de verser des avantages sociaux;

– de financer et d'organiser la formation professionnelle des travailleurs et des jeunes;

– de financer et d'assurer la sécurité et de santé des travailleurs en général.

Les avantages octroyés par les fonds sectoriels diffèrent d'un secteur à l'autre. Le financement des fonds de sécurité d'existence est assuré par les cotisations des employeurs ressortissant à ces fonds. La perception des cotisations peut se faire directement par le fonds lui-même ou par l'intermédiaire de l'Office national de sécurité sociale.

Le fonctionnement des fonds relève à la fois de compétences de l'autorité fédérale (emploi, politique économique et sécurité sociale) et de compétences des Régions (politique économique, politique de l'emploi et formation professionnelle) et des Communautés (formation, bien-être au travail, aide sociale générale, enseignement).

Il importe de savoir si le Fonds de sécurité d'existence de la sous-commission paritaire pour les entreprises de travail adapté de la Région wallonne et de la Communauté germanophone tient également compte des décisions des Régions et Communautés et est associé à l'élaboration de leur politique. Il importe aussi de savoir si des CCT ont été conclues au niveau régional et si les partenaires sociaux ont mené des négociations avec toutes les autorités en vue de l'exécution des missions du Fonds.

Mes questions sont les suivantes:

1) Quels contacts les partenaires sociaux ont-ils eus avec les Régions et Communautés au sujet du fonctionnement et de la gestion du Fonds de sécurité d'existence de la sous-commission paritaire pour les entreprises de travail adapté de la Région wallonne et de la Communauté germanophone?

2) Les Régions et Communautés participent-elles aux décisions sur l'utilisation des capitaux gérés par le Fonds?

3) Quelles CCT et CCT régionales ont-elles été conclues dans le cadre du Fonds?

4) Quels sont les moyens dont dispose le Fonds? Ceux-ci ont-ils fait l'objet d'accords entre l'honorable ministre et les ministres compétents des Régions et Communautés? Le Fonds participe-t-il à la réalisation d'objectifs stratégiques de la Région et / ou Communauté compétentes?

 

Fondsen voor bestaanszekerheid zijn rechtspersonen die op vrij initiatief van de sociale partners in een bedrijfstak worden opgericht door een algemeen bindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) teneinde met de geïnde werkgeversbijdragen taken van sociaal nut te vervullen. Ze worden autonoom en paritair beheerd door de vertegenwoordigers van de werkgevers en de werknemers van de betrokken bedrijfstak.

De belangrijkste aspecten met betrekking tot de werking van de fondsen voor bestaanszekerheid (oprichting, vaststelling statuten, statutenwijziging, vaststelling van de voordelen en van de werkgeversbijdragen, enz.) moeten worden vastgelegd in cao's, die door de Koning algemeen bindend worden verklaard.

Deze fondsen hebben als doel:

˜ sociale voordelen financieren, toekennen en uitkeren;

– de vakopleiding van de werknemers en van de jongeren financieren en organiseren;

– de veiligheid en de gezondheid van de werknemers in het algemeen financieren en verzekeren.

De voordelen die door deze sectorale fondsen worden toegekend, verschillen van sector tot sector. De financiering van de fondsen voor bestaanszekerheid gebeurt door bijdragen van de werkgevers die vallen onder de statuten van het fonds. De inning van de bijdragen kan rechtstreeks gebeuren door het fonds zelf of via de Rijksdienst voor sociale zekerheid.

De werking van de fondsen strekt zich uiteraard uit over bevoegdheden van de federale overheid (tewerkstelling, economisch beleid en sociale zekerheid), maar evengoed over bevoegdheden die vallen onder de Gewesten (economisch beleid, tewerkstellingsbeleid en beroepsopleiding) en de Gemeenschappen (vorming, welzijn op het werk, algemeen welzijnswerk, onderwijs).

Het is belangrijk te weten of het Fonds voor bestaanszekerheid van het Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen van het Waalse Gewest en van de Duitstalige Gemeenschap eveneens rekening houdt met de besluitvorming van de Gewesten en Gemeenschappen en mee betrokken wordt bij de ontwikkeling van het beleid van deze Gewesten en Gemeenschappen. Het is ook belangrijk te weten of er op gewestelijk vlak cao's werden gesloten en of de sociale partners met alle overheden onderhandelingen hebben gevoerd in het kader van de uitvoering van de taken van het fonds.

Ik heb de volgende vragen voor de geachte minister:

1) Welke contacten waren er tussen de sociale partners en de Gewesten en Gemeenschappen over de werking en beheer van het Fonds voor bestaanszekerheid van het Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen van het Waalse Gewest en van de Duitstalige Gemeenschap?

2) Is de aanwending van het geld dat door het fonds beheerd wordt, mee bepaald door het respectieve Gewest en de respectieve Gemeenschap?

3) Welke cao's werden in het kader van het fonds gesloten? Welke gewestelijke cao's werden er al gesloten in het kader van het fonds?

4) Over hoeveel middelen beschikt het fonds? Werden daarover al afspraken gemaakt met de geachte minister en met de bevoegde ministers van de Gewesten en Gemeenschappen? Wordt het fonds mee ingezet voor beleidsdoelstellingen van het bevoegde Gewest en / of de bevoegde Gemeenschap?

 
Réponse reçue le 21 janvier 2021 : Antwoord ontvangen op 21 januari 2021 :

Cette question relève à la compétence de mon collègue, Pierre-Yves Dermagne, ministre de l’Emploi.

Deze vraag behoort tot de bevoegdheid van mijn collega, Pierre-Yves Dermagne, minister van Werk.