SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2023-2024 Zitting 2023-2024
________________
21 février 2024 21 februari 2024
________________
Question écrite n° 7-2226 Schriftelijke vraag nr. 7-2226

de Peter Van Rompuy (cd&v)

van Peter Van Rompuy (cd&v)

au vice-premier ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

aan de vice-eersteminister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________________
Budget mobilité - Frais de logement - Nombre - Intervention moyenne Mobiliteitsbudget - Huisvestingskosten - Aantal - Gemiddelde tussenkomst 
________________
migration alternante
avantage accessoire
logement
statistique officielle
pendel
bijkomend voordeel
huisvesting
officiële statistiek
________ ________
21/2/2024Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 21/3/2024)
21/2/2024Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 21/3/2024)
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-2224
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-2225
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-2224
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 7-2225
________ ________
Question n° 7-2226 du 21 février 2024 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 7-2226 d.d. 21 februari 2024 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le budget mobilité existe depuis 2019. Il s'agit d'une alternative durable à la formule classique de la voiture de société : le travailleur se voit offrir la possibilité d'échanger ce véhicule contre une voiture de société respectueuse de l'environnement (pilier 1), le financement de moyens de transport durables ou de frais de logement (pilier 2), ou de l'argent (pilier 3). Le budget mobilité est clairement devenu plus populaire au cours des dernières années, en particulier dans l'utilisation qui en est faite pour financer des remboursements hypothécaires ou des loyers. En 2023, 77 % de l'ensemble des budgets ont été utilisés à cette fin, contre 52 % en 2022 et 45 % en 2021, comme le révèle un article du journal «Het Laatste Nieuws» du 2 février 2024. Contrairement à ce qui est le cas pour le pilier 3, cette utilisation n'est pas soumise à une cotisation spéciale de 38,07 % à charge du travailleur.

Justification du caractère transversal de la question écrite : la promotion de l'utilisation de moyens de transport durables pour les déplacements entre le domicile et le lieu de travail est une responsabilité partagée.

Je souhaite dès lors vous poser les questions suivantes:

1) Depuis 2019, combien de travailleurs ont choisi l'affectation «frais de logement» dans le cadre du budget mobilité? Quel montant cela représente-t-il?

Je souhaiterais connaître:

a) l'importance de cette option en pourcentage ;

b) la ventilation entre les affectations relatives à un emprunt hypothécaire, d'une part, et à un loyer, d'autre part ;

c) les chiffres par année ;

d) le montant moyen par travailleur, par an.

2) À combien s'élève l'intervention moyenne comparativement au montant total de l'emprunt ou du loyer? Je souhaiterais connaître:

a) la ventilation crédits hypothécaires/baux locatifs ;

b) les chiffres par année.

3) Peut-on bénéficier de l'indemnité «frais de logement» dans le cadre du budget mobilité pour la première et unique habitation uniquement ou également pour une deuxième habitation?

Pouvez-vous me communiquer les pourcentages ainsi que les chiffres sur base annuelle?

4) À combien s'élève l'intervention moyenne comparativement au bonus logement perçu pour la première et unique habitation? J'aimerais obtenir les chiffres sur base annuelle.

5) À combien s'élève l'intervention moyenne comparativement à la déduction fédérale pour une deuxième habitation? J'aimerais obtenir les chiffres sur base annuelle.

6) Comment évaluez-vous ces chiffres?

 

Sinds 2019 bestaat het mobiliteitsbudget. Het is een duurzaam alternatief voor de klassieke salariswagen. De werknemer krijgt de mogelijkheid om deze in te ruilen voor een milieuvriendelijke bedrijfswagen (pijler 1), duurzame vervoersmiddelen en huisvestingskosten (pijler 2) of cash (pijler 3). Het systeem wint afgelopen jaren duidelijk aan populariteit. Hierbij valt vooral de inzet van het mobiliteitsbudget voor de aflossing van de woonlening of huishuur op. In 2023 werd 77 % van alle budgetten hiervoor gebruikt. In 2022 was dat 52 % en in 2021 45 %. Dat blijkt uit een artikel uit «Het Laatste Nieuws» van 2 februari 2024. In tegenstelling tot pijler 3 is er hierbij geen aftrek van een bijzondere werknemersbijdrage van 38,07 %.

Motivering van het transversale karakter van de schriftelijke vraag: het stimuleren en inzetten op duurzame vervoersmiddelen voor woon-werkverkeer is een gedeelde verantwoordelijkheid.

Daarom volgende vragen:

1) Hoeveel werknemers kozen sinds 2019 voor de vergoeding van huisvestingskosten via het mobiliteitsbudget? Voor welk bedrag? Graag kreeg ik:

a) procentueel aandeel;

b) opdeling tussen tussenkomst bij lening of huur;

c) cijfers per jaar;

d) gemiddelde bedrag per werknemer, per jaar.

2) Hoe groot is de gemiddelde tussenkomst tegenover de totale lening of totale huurprijs? Graag kreeg ik:

a) opdeling bij lening of huur;

b) cijfers per jaar.

3) Kan men enkel beroep doen op de mogelijkheid voor het vergoeden van huisvestingskosten via het mobiliteitsbudget voor de eerste en enige woning of ook voor een tweede woning?

Wat is de verhouding? De cijfers per jaar?

4) Wat is de gemiddelde tussenkomst tegenover de ontvangen woonbonus voor de eerste en enige woning? Graag kreeg ik de cijfers per jaar.

5) Wat is de gemiddelde tussenkomst tegenover de federale aftrek voor een tweede woning? Graag kreeg ik de cijfers per jaar.

6) Hoe evalueert de geachte minister deze cijfers?