SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2020-2021 Zitting 2020-2021
________________
2 avril 2021 2 april 2021
________________
Question écrite n° 7-1189 Schriftelijke vraag nr. 7-1189

de Stephanie D'Hose (Open Vld)

van Stephanie D'Hose (Open Vld)

au vice-premier ministre et ministre de l'Economie et du Travail

aan de vice-eersteminister en minister van Economie en Werk
________________
Droits d'auteur - Images - Réseaux sociaux - Internet - Utilisation de photos comme appâts - Méthodes de perception - Plaintes - Chiffres Auteursrechten - Beeldmateriaal - Sociale media - Internet - Gebruik van lokfoto's - Inningsmethodes - Klachten - Cijfers 
________________
droit d'auteur
médias sociaux
communauté virtuelle
Internet
protection du consommateur
photo
propriété intellectuelle
propriété littéraire et artistique
auteursrecht
sociale media
virtuele gemeenschap
internet
bescherming van de consument
foto
intellectuele eigendom
literaire en artistieke eigendom
________ ________
2/4/2021Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 6/5/2021)
3/6/2021Antwoord
2/4/2021Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 6/5/2021)
3/6/2021Antwoord
________ ________
Question n° 7-1189 du 2 avril 2021 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 7-1189 d.d. 2 april 2021 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Je renvoie à mes questions écrites précédentes n° 7-907 et 7-1156 portant sur la perception des droits d'auteur et les pratiques extrêmes de divers bureaux de perception.

Les droits d'auteur sont importants. Pour de nombreux artistes, ils sont essentiels. Il faut également payer des droits pour les photos. Les photographes y ont droit. Déjà en difficulté en ce moment, ils tirent une part importante de leurs revenus de la republication de leurs photos.

Depuis peu, certains bureaux de perception recherchent les infractions pour le compte des photographes. Des scanneurs spécifiques sont utilisés et la vérification est automatique. Diverses organisations de travailleurs indépendants ainsi que les personnes qui gèrent un simple site internet ou un blog sont confrontées à des pratiques de perception très agressives. Le fait que l'utilisateur agisse de bonne foi et à des fins non commerciales ne compte pas pour les bureaux de perception.

Une entreprise, Permission Machine, se démarque en ce qui concerne le contrôle des droits d'auteur relatifs aux images et au matériel visuel publiés sur les réseaux sociaux et sur internet.

Récemment, j'ai pris connaissance de témoignages indiquant que certains bureaux de perception utiliseraient des photos comme appâts. Il s'agit de photos que l'ayant droit ou son représentant publie volontairement de manière anonyme et qui apparaissent ainsi dans l'outil de recherche d'images de divers moteurs de recherche sur internet, à partir duquel on peut facilement les télécharger. Après un certain temps, les photos initiales sont supprimées et des avis de contravention réclamant parfois jusqu'à 100 fois la redevance de licence habituelle sont envoyés. Les destinataires de ces courriers qui ont utilisé les photos de bonne foi pour leur propre blog ou site internet sont souvent impuissants, parce qu'ils ne peuvent plus prouver qu'il était autorisé d'utiliser les photos en question.

En outre, j'ai aussi reçu une suggestion qui me semble intéressante pour dissiper les malentendus autour du droit d'auteur. À cet effet, pourquoi ne demanderait-on pas aux médias professionnels et aux photographes d'apposer sur les photos un filigrane indiquant clairement le nom du photographe?

Concernant le caractère transversal de la question : en Belgique, les Communautés sont compétentes pour les matières personnalisables telles que la culture. L'autorité fédérale est responsable du droit d'auteur et du contrôle des sociétés de gestion collective. La présente question porte sur une compétence transversale, partagée avec les Communautés.

Je souhaiterais vous poser les questions suivantes:

1) Pouvez-vous indiquer si – et, dans l'affirmative, combien – l'Inspection économique a reçu des plaintes concernant des photos utilisées comme appâts sur les divers moteurs de recherche sur internet, qui donnent aux utilisateurs l'illusion d'être libres de droits en apparaissant dans les outils de recherche d'images et qui donnent lieu par la suite à des sommations de paiement de montants très élevés envoyées à ces utilisateurs pour avoir placé sur leur propre site internet ces photos qui ont disparu entre-temps des moteurs de recherche? Pouvez-vous donner des explications à ce sujet?

2) Pouvez-vous préciser si le fait de diffuser anonymement sur internet des photos utilisées comme appâts et de réclamer ensuite des droits d'auteur pour l'utilisation de ces photos entre-temps supprimées est une pratique répréhensible ou s'il s'agit d'une pratique conforme à la réglementation en vigueur? Pouvez-vous indiquer et expliquer en détail si – et dans l'affirmative, comment – il est possible de lutter contre cette pratique, étant donné que l'utilisateur final en est la dupe en réalité?

3) Pouvez-vous exposer votre position vis-à-vis de la suggestion qui consiste à faire en sorte, par le biais de la réglementation ou d'accords avec les photographes et les médias, qu'un filigrane faisant clairement référence aux droits d'auteur soit apposé systématiquement sur les photos? Pouvez-vous détailler votre projet éventuel en la matière et indiquer dans quel délai vous pourriez le mettre en œuvre?

 

Ik verwijs naar mijn eerdere schriftelijke vragen nrs. 7-907 en 7-1156 omtrent de inning van auteursrechten en de verregaande praktijken van diverse inningskantoren.

Auteursrechten zijn belangrijk en ze zijn essentieel voor veel artiesten. Ook wat betreft foto's moet je rechten betalen. Fotografen hebben daar recht op. Fotografen die het momenteel al moeilijk hebben halen een belangrijk deel van hun inkomen uit de herpublicatie van foto's.

Sinds kort zijn er inningskantoren die namens de fotografen op zoek gaan naar overtredingen. Hierbij wordt specifieke scantechnologie ingezet en wordt er automatisch opgetreden. Diverse zelfstandigenorganisaties en ook mensen die een eenvoudige internetwebsite of een blog bijhouden worden geconfronteerd met zeer agressieve inningspraktijken. Het is voor de inningskantoren van geen tel dat de gebruiker te goeder trouw was en dit voor niet-commerciële doeleinden inzet.

Wat betreft het toekijken op de auteursrechten van afbeeldingen en beeldmateriaal op sociale media en het internet springt één onderneming in het oog, namelijk Permission Machine.

Onlangs ontving ik getuigenissen waaruit zou blijken dat bepaalde inningskantoren gebruik zouden maken van zogenaamde lokfoto's. Lokfoto's zijn foto's die met opzet door de rechthebbende of de vertegenwoordiger ervan naamloos worden gepubliceerd en aldus verschijnen op de afbeeldingzoeker van diverse zoekmachines op het Internet vanwaar ze gemakkelijk kunnen worden gedownload. Na enige tijd worden de oorspronkelijke foto's verwijderd en worden inbreukbrieven verstuurd waarin soms tot honderd keer de gebruikelijke licentievergoeding wordt gevraagd. Aangeschrevenen die de foto's te goeder trouw gebruikten voor hun eigen blog of website staan dikwijls machteloos, want ze kunnen niet meer aantonen dat het toegestaan was om de foto te gebruiken.

Ik ontving tevens een suggestie die me interessant lijkt om misverstanden omtrent copyright uit te wereld te helpen. Waarom zou men niet vragen aan de professionele media en de fotografen om een duidelijk watermerk aan te brengen op de foto's met de naam van de fotograaf zodat misverstanden aldus vermeden worden?

Wat betreft het transversaal karakter van de vraag: de Gemeenschappen in België zijn bevoegd voor de persoonsgebonden materies zoals cultuur. De Federale overheid staat dan weer in voor het auteursrecht en de controle op de collectieve beheersvennootschappen. Het betreft een transversale aangelegenheid met de Gemeenschappen.

Ik had graag de volgende vragen aan u voorgelegd:

1) Kan u meedelen of – en zo ja hoeveel – klachten de Economische Inspectie heeft ontvangen betreffende het inzetten van lokfoto's op de diverse zoekmachines op het Internet waarmee gebruikers via afbeeldingenzoekers in de illusie verkeren dat deze rechtenvrij zijn en waarbij zij achteraf worden geconfronteerd met aanmaningen tot betaling van zeer hoge bedragen voor het plaatsen van deze foto's op hun eigen website en waarbij de oorspronkelijk geplaatste foto's ondertussen verdwenen zijn? Kan u dit toelichten?

2) Kan u meedelen of het plaatsen van lokfoto's en het vervolgens claimen van auteursrechten voor foto's die eerder naamloos werden verspreid op het Internet een laakbare praktijk is en of dit spoort met de vigerende regelgeving? Kan u in detail toelichten en meedelen of – en zo ja hoe – hiertegen opgetreden kan worden gezien de eindgebruiker eigenlijk misleid wordt?

3) Kan u meedelen hoe u staat ten opzichte van de suggestie om via regelgeving of via afspraken met de fotografen en de media systematisch de foto's te voorzien van een watermerk met duidelijke vermelding van de auteursrechten? Kan u de timing en de inhoud uitvoerig toelichten?

 
Réponse reçue le 3 juin 2021 : Antwoord ontvangen op 3 juni 2021 :

1) L’Inspection économique n’a reçu aucune plainte concernant des photos servant d’appât. Trouver une photo ne mentionnant aucun nom n’implique pas qu’elle soit libre de droits. Le fait que l’auteur soit anonyme ne donne pas l’autorisation d’utiliser une photo. Ce principe de base du droit d’auteur s’applique non seulement aux photos mais également à toute œuvre originale protégeable par les droits d’auteur. Une photo peut uniquement être reprise sans le consentement du photographe si l’utilisation relève de l’une des exceptions légales du droit d’auteur belge. En dehors de celles-ci, un utilisateur final ne peut pas se servir d’une photo, même s’il agit de bonne foi.

2) C’est à l’utilisateur d’utiliser une photo pour laquelle il a obtenu une licence dans les cas où il utilise la photo dans un contexte ne relevant pas de l’une des exceptions légales.

La pratique visée peut être examinée par l’Inspection économique au regard de la réglementation sur les pratiques déloyales du marché entre les entreprises en général, et des pratiques commerciales trompeuses et agressives entre les entreprises en particulier. Toutefois, cet examen devrait se faire au cas par cas, en tenant compte de toutes les circonstances.

3) L’idée de l’élaboration d’un cadre clair, précis et déterminé qui prévoirait l’insertion automatique d’un filigrane reprenant le nom du photographe sur ses photos afin d’éviter tout malentendu sur les droits d’auteur est en effet intéressante et devrait être encouragée dans la mesure du possible.

Cependant, il me semble prématuré à ce stade d’envisager un cadre légal qui imposerait de tels filigranes et ce, pour les raisons suivantes :

1) de manière générale, ces filigranes consistent en des métadonnées qui peuvent être incorrectes ou manquantes. Dès lors, les œuvres et les titulaires de droits ne peuvent pas toujours être identifiés correctement ;

2) la Directive 2001/29/CE du Parlement européen et du Conseil du 22 mai 2001 sur l’harmonisation de certains aspects du droit d’auteur et des droits voisins dans la société de l’information encourage dans ses considérants 54 et 55 à fournir des métadonnées en ce sens mais, jusqu'à présent, les secteurs concernés et titulaires de droits ont développé des identifiants et des pratiques uniquement pour leurs propres activités. Il n’existe pas ou trop peu de coopération intersectorielle ;

3) les fournisseurs de services numériques ne sont pas disposés à utiliser les métadonnées disponibles dans leurs rapports d'utilisation sans une source faisant autorité pour la vérification des données ;

4) chaque plate-forme, fournisseur de services ou État a ses propres systèmes d'identification qui ne sont pas compatibles les uns avec les autres. L'information qu’ils détiennent ne circule pas entre ces différents systèmes. De plus, les titulaires de droits n’ont pas tous un identifiant unique ;

5) les différents secteurs concernés sont à des stades de développement très différents dans la numérisation des œuvres protégées.

Pour faire face à ces problèmes, plusieurs solutions sont envisagées et discutées notamment au niveau européen. Je pense par exemple à la mise en place d’un moteur de recherche détaillé basé sur l’intelligence artificielle, à des transferts de droits mis à jour en temps réel, à des options de licence automatisées en un seul clic, à la création d’un portefeuille numérique, à la détermination d’une durée de protection, à des utilisations gratuites basées sur des limitations qui sont clairement séparées, à la possibilité de lier l'œuvre et les données disponibles à son sujet, soit par un identifiant unique, soit en veillant à ce que toutes les métadonnées accompagnent toujours l'œuvre. S’y ajoute également la mise en place d’un accès facile à l'information afin qu'il soit possible de vérifier la validité des droits de propriété intellectuelle pertinents et la validité des informations relatives au régime des droits et aux métadonnées.

Toutes ces propositions doivent être développées en pratique pour permettre d’atteindre le but ultime recherché qui est, à terme, l’ajout de métadonnées aux œuvres au moment de leur publication afin qu'elles soient compatibles avec entre autres les informations éventuelles enregistrées auprès des sociétés de gestion collective et ainsi d’assurer l'exactitude des métadonnées.

Dans un tout premier temps et au vu des enjeux évoqués ci-avant, il me parait indispensable que des lignes directrices concernant les exigences minimales et les meilleures pratiques au niveau européen soient élaborées quant à la soumission des œuvres à des métadonnées relatives aux droits, ainsi que des mesures permettant la vérification de ces données auprès d'une source faisant autorité.

En outre, le développement de l’« infrastructure en droit d’auteur » implique aussi une technologie et des financement appropriés pour son développement.

Actuellement, la Belgique suit attentivement les développements au niveau européen sur la question et ne manquera pas de prendre des initiatives dès qu’il sera possible d’avoir une certaine cohérence avec les autres pays et les secteurs concernés dans ce domaine.

1) De Economische Inspectie heeft geen klachten ontvangen omtrent lokfoto’s. Het vinden van foto’s zonder naamvermelding impliceert niet dat een foto rechtenvrij is. Een foto mag niet worden gebruikt omdat de auteur ervan anoniem is. Dit basisprincipe uit het auteursrecht geldt niet alleen voor foto’s maar voor elk origineel werk dat in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming. Een foto mag enkel zonder toestemming van de fotograaf worden overgenomen indien het gebruik valt binnen één van de wettelijke uitzonderingen van het Belgische auteursrecht. Een eindgebruiker mag daarbuiten geen foto’s overnemen, ook al handelt hij te goeder trouw.

2) Het is aan de eindgebruiker om een foto te gebruiken waarvoor een licentie werd verkregen in de gevallen dat hij een foto gebruikt in een context die niet valt binnen één van de wettelijke uitzonderingen.

De aangekaarte praktijk kan door de Economische Inspectie getoetst worden aan de regelgeving over oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen in het algemeen, en misleidende en agressieve marktpraktijken tussen ondernemingen in het bijzonder. Deze toetsing dient echter per concreet geval apart te gebeuren, rekening houdend met alle omstandigheden.

3) Het idee om te voorzien in een duidelijk, precies en vastomlijnd kader voor de automatische invoeging van een watermerk met de naam van de fotograaf op zijn of haar foto's, om elk misverstand over het auteursrecht te voorkomen, is inderdaad interessant en moet zoveel mogelijk worden aangemoedigd.

Het lijkt mij in dit stadium echter voorbarig om een wettelijk kader te overwegen dat dergelijke watermerken zou verplichten, en wel om de volgende redenen:

1) over het algemeen bestaan deze watermerken uit metagegevens die onjuist kunnen zijn of ontbreken. Daardoor kunnen de werken en de rechthebbenden niet altijd correct worden geïdentificeerd;

2) in de overwegingen 54 en 55 van de Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij wordt het verstrekken van metagegevens in deze zin aangemoedigd, maar tot dusver hebben de betrokken sectoren en de houders van rechten alleen voor hun eigen activiteiten identificatiemiddelen en -praktijken ontwikkeld. Er is weinig of geen sectoroverschrijdende samenwerking;

3) aanbieders van digitale diensten zijn niet bereid de metagegevens in hun gebruiksrapporten te gebruiken zonder een betrouwbare bron voor gegevensverificatie;

4) elk platform, elke dienstenaanbieder of elk land heeft zijn eigen identificatiesystemen die niet compatibel zijn. De daarin vervatte informatie wordt niet tussen deze verschillende systemen uitgewisseld. Bovendien hebben niet alle houders van rechten een unieke identificatiecode;

5) de verschillende betrokken sectoren bevinden zich in zeer verschillende ontwikkelingsstadia wat de digitalisering van beschermde werken betreft.

Om deze problemen aan te pakken, worden verschillende oplossingen overwogen en besproken, met name op Europees niveau. Ik denk bijvoorbeeld aan de invoering van een gedetailleerde zoekmotor op basis van artificiële intelligentie, aan in real time bijgewerkte overdrachten van rechten, aan met één klik geautomatiseerde licentiemogelijkheden, aan de samenstelling van een digitale portefeuille, aan het vaststellen van een beschermingstermijn, aan vrij gebruik op basis van duidelijk afgebakende beperkingen, aan de mogelijkheid om het werk te koppelen aan de gegevens die erover beschikbaar zijn, hetzij met een unieke identificatiecode, hetzij door doordat alle metagegevens steeds bij het werk worden gevoegd. Daarbij komt ook het verschaffen van gemakkelijke toegang tot informatie, zodat de geldigheid van de relevante intellectuele eigendomsrechten en de geldigheid van de informatie over het rechtenstelsel en de metagegevens kan worden nagegaan.

Al deze voorstellen moeten praktisch worden uitgewerkt om te komen tot het uiteindelijke doel, namelijk het toevoegen van metadata aan de werken op het moment waarop ze gepubliceerd worden, zodat deze onder meer compatibel zijn met de informatie die eventueel bij de collectieve beheersvennootschappen is geregistreerd en aldus de nauwkeurigheid van de metadata wordt gewaarborgd.

Als eerste stap en met het oog op het voorgaande acht ik het van essentieel belang dat op Europees niveau richtsnoeren inzake minimumvereisten en beste praktijken worden opgesteld voor de toevoeging aan de werken van metagegevens over de rechten, alsook maatregelen om de verificatie van die gegevens bij een gezaghebbende bron mogelijk te maken.

Bovendien vereist de ontwikkeling van de «auteursrechtelijke infrastructuur» ook passende technologie en financiering voor de ontwikkeling ervan.

België volgt nauwlettend de ontwikkelingen op Europees niveau op dit gebied en zal niet nalaten initiatieven te nemen zodra het mogelijk is om tot een zekere coherentie te komen met andere landen en sectoren die bij deze problematiek betrokken zijn.