SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2015-2016 Zitting 2015-2016
________________
16 décembre 2015 16 december 2015
________________
Question écrite n° 6-786 Schriftelijke vraag nr. 6-786

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Société - Faillite - Caution - Conséquences graves Vennootschap - Faling - Borg - Ernstige gevolgen 
________________
faillite
pauvreté
garantie de crédit
faillissement
armoede
kredietgarantie
________ ________
16/12/2015Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 14/1/2016)
11/9/2017Rappel
20/4/2018Antwoord
16/12/2015Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 14/1/2016)
11/9/2017Rappel
20/4/2018Antwoord
________ ________
Question n° 6-786 du 16 décembre 2015 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-786 d.d. 16 december 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Les problèmes résultant d'une faillite relèvent directement des compétences de l'autorité fédérale mais également de celles des Régions et des Communautés. Certaines personnes sombrent dans des problèmes financiers graves du fait qu'elles se sont portées caution solidaire pour une société qui a fait faillite parce que, pendant une année, le commerce a été difficilement accessible à cause de travaux de voirie. C'est plus qu'injuste.

La personne qui se porte caution ne peut toutefois pas être déclarée excusable par le tribunal, parce qu'elle était elle aussi actionnaire de la SPRL. Les banques qui, il n'y a pas si longtemps encore, ont été sauvées d'une faillite grâce à la collectivité, sont impitoyables et exigent le remboursement intégral du prêt lorsqu'un mois de retard a été enregistré dans le paiement des échéances. Cela entraîne des frais considérables – saisie du mobilier par des huissiers, saisie du logement, et de nombreux autres frais,... Une vente forcée est organisée lors de laquelle le bien est vendu à un prix inférieur à un quart du prix d'acquisition et de sa valeur. On se débat dans une voie sans issue, sans la moindre perspective d'amélioration.

Les Régions sont concernées par les dommages causés. Elles sont également en charge des travaux publics, des communes et CPAS et de l'aide économique aux sociétés. Les Communautés sont compétentes en ce qui concerne les conséquences des faillites – lutte contre la pauvreté et accessibilité à la formation et à l'enseignement. Un soutien psychologique est nécessaire en vue de prévenir les drames. La santé est menacée. La santé mentale relève de la compétence des Communautés. L'autorité fédérale est également en charge de cette matière dans le cadre de ses compétences d'économie, d'emploi, de politique des consommateurs, de justice et de santé publique.

C'est un problème criant qui nécessite plus que jamais une coopération entre les Régions, les Communautés et l'autorité fédérale.

Le ministre est-il disposé à étudier sérieusement cette question et à examiner comment les citoyens peuvent être protégés dans leur vie personnelle contre ce type d'injustices ?

N'est-il pas logique que ces cautions puissent également faire l'objet d' une forme d'exemption de la part de la Justice ?

Qu'entreprendra le ministre pour empêcher que de tels drames puissent encore se produire ?

Le ministre est-il disposé à se concerter avec les collègues des Régions, des Communautés et de l'autorité fédérale ?

Le ministre est-il sensible à cette problématique et compte-t-il remédier aux graves injustices qui se produisent tous les jours en la matière ?

 

De problemen ingevolge een faillissement vallen rechtstreeks onder de bevoegdheden van de federale overheid, maar eveneens onder die van Gewesten en Gemeenschappen. Mensen komen in ernstige financiële problemen doordat ze zich hoofdelijk borg hebben gesteld voor een vennootschap die failliet is gegaan omdat de handelszaak door wegenwerken gedurende een jaar nauwelijks bereikbaar was. Dit is meer dan onrechtvaardig.

De persoon die zich borg stelt, kan echter niet verschoonbaar verklaard worden door de rechtbank, omdat hij zelf ook aandeelhouder was van de bvba. De bank, nog niet zo lang geleden door de gemeenschap gered van een faling, is bikkelhard en eist de lening volledig terug omdat een maand achterstand werd gerealiseerd in de afbetaling van deze lening. Dit brengt enorme kosten mee, de deurwaarders leggen beslag op de huisraad, er wordt beslag gelegd op de woning, er worden tal van andere kosten gemaakt,... Er wordt een gedwongen verkoop geregeld waarbij het huis verkocht wordt aan een prijs die minder is dan één vierde van de aankoopprijs en waarde. Men verzeilt in een straatje zonder einde en zonder enig perspectief op beterschap.

De Gewesten zijn betrokken door het veroorzaken van de schade. Ze zijn tevens bevoegd voor openbare werken, voor de gemeenten en OCMW's en voor de economische ondersteuning van vennootschappen. De Gemeenschappen zijn bevoegd voor de gevolgen van het faillissement, nl. de strijd tegen armoede en de betaalbaarheid van opvoeding en onderwijs. Er is psychologische ondersteuning nodig om drama's te voorkomen. De gezondheid komt in gevaar. Geestelijke gezondheidszorg is een bevoegdheid van de Gemeenschappen. De federale overheid is bevoegd voor deze problematiek vanuit haar bevoegdheden voor economische zaken, tewerkstelling, consumentenzaken, justitie en volksgezondheid.

Het is een meer dan schrijnende problematiek waar samenwerking tussen de Gewesten, de Gemeenschappen en de federale overheid meer dan noodzakelijk is.

Is de minister bereid deze zaak ernstig te onderzoeken en te bekijken hoe mensen in hun persoonlijk leven kunnen beschermd worden tegen dit soort onrechtvaardigheden?

Is het niet meer dan logisch dat ook deze borgen een vorm van verschoning kunnen bekomen bij de rechtbank?

Wat zal de minister, als verantwoordelijke voor justitie, ondernemen om te voorkomen dat zulke drama's zich nog kunnen voordoen?

Is de minister bereid hierover overleg te organiseren met de collega's uit de Gewesten, de Gemeenschappen en de federale overheid?

Is de minister gevoelig voor deze problematiek en voor het oplossen van de ernstige onrechtvaardigheden die zich dagelijks ter zake voordoen?

 
Réponse reçue le 20 avril 2018 : Antwoord ontvangen op 20 april 2018 :

Selon les articles 73 et 80 de la loi du 8 août 1997 sur les faillites, et sauf si elle a frauduleusement organisé son insolvabilité, le tribunal décharge la personne physique qui, à titre gratuit, s’est constituée sûreté personnelle du failli lorsqu’il constate que son obligation est disproportionnée à ses revenus et à son patrimoine.

L’arrêt du 26 juin 2008 de la Cour de cassation avait dit pour droit que le refus de la décharge pouvait être motivé par la circonstance que la caution retire un avantage économique, tant directement qu’indirectement, de cette constitution de caution. En l’espèce, il s’agissait de l’administrateur de la société en faillite et le refus de la décharge par le juge du fond a été validé par la Cour. La doctrine soulignait que cette lecture restrictive était en général suivie par les cours et tribunaux.

La loi du 11 août 2017 portant insertion du Livre XX « Insolvabilité des entreprises » dans le Code de droit économique, et portant insertion des définitions propres au livre XX, et des dispositions d'application au Livre XX, dans le Livre I du Code de droit économique, publiée au Moniteur belge du 11 septembre 2017, et qui doit entrer en vigueur le 1er mai 2018, n’a pas modifié les règles et principes qui président la décharge de la personne physique qui s’est constituée sûreté personnelle du failli à titre gratuit, de sorte que la jurisprudence de la Cour de cassation n’apparaît pas avoir perdu son fondement.

Sur le plan européen, il faut toutefois noter que la Commission européenne a récemment présenté une proposition de directive dont l’un des objectifs majeurs consiste à offrir une seconde chance, dans l’ensemble de l’Union, aux entrepreneurs ayant connu la faillite et met l’accent sur la nécessité de prendre des mesures propres à réduire les effets négatifs des faillites sur les entrepreneurs, en prévoyant des dispositions pour un apurement complet des dettes à l’expiration d’un délai déterminé. La définition de l’entrepreneur retenue par la proposition de directive est fort large et me semble comprendre les administrateurs des sociétés en faillite.

En conséquence, la problématique soulevée ne manquera pas d’être examinée attentivement à l’occasion de la transposition de cette directive en droit belge, une fois celle-ci adoptée.

Krachtens de artikelen 73 en 80 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 bevrijdt de rechtbank elke natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker stelde voor de gefailleerde, wanneer zij vaststelt dat diens verbintenis niet in verhouding met zijn inkomsten en met zijn patrimonium is, tenzij hij zijn onvermogen frauduleus organiseerde.

Het Hof van Cassatie heeft in zijn arrest van 26 juni 2008 naar recht gesteld dat de weigering tot bevrijding kon worden gemotiveerd door de omstandigheid dat de borg enig economisch voordeel, zowel rechtstreeks als onrechtstreeks, geniet ten gevolge van die borgstelling. In casu ging het om de bestuurder van de failliete vennootschap en werd de weigering tot bevrijding vanwege de bodemrechter gevalideerd door het Hof. De rechtsleer wees erop dat de hoven en rechtbanken die beperkende lezing doorgaans volgen.

De wet van 11 augustus 2017 houdende invoeging van het Boek XX « Insolventie van ondernemingen », in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht, die op 11 september 2017 in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt en op 1 mei 2018 in werking moet treden, gaat niet over tot de wijziging van de regels en beginselen die de bevrijding regelen van de natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker stelde voor de gefailleerde, zodat de rechtspraak van het Hof van Cassatie haar grondslag niet verloren lijkt te gaan.

Op Europees vlak moet evenwel worden opgemerkt dat de Commissie onlangs een voorstel tot richtlijn heeft voorgesteld waarvan één van de belangrijkste doelen is om een tweede kans te bieden aan eerlijke failliete ondernemers in de hele Unie, en de nadruk te leggen op de noodzaak van passende maatregelen om de negatieve gevolgen van een faillissement voor de ondernemers te beperken door te voorzien in bepalingen die gericht zijn op de volledige kwijtschelding van de schulden na het verstrijken van een vastgelegde termijn. De definitie van ondernemer in het voorstel van richtlijn is zeer ruim en lijkt de bestuurders van failliete vennootschappen te omvatten.

Bijgevolg zal de aangehaalde problematiek zeker aandachtig worden bestudeerd naar aanleiding van de omzetting van die richtlijn in het Belgische recht, zodra die is goedgekeurd.