SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2014-2015 Zitting 2014-2015
________________
7 mai 2015 7 mei 2015
________________
Question écrite n° 6-642 Schriftelijke vraag nr. 6-642

de Ann Brusseel (Open Vld)

van Ann Brusseel (Open Vld)

à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au Ministre des Finances

aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de Minister van Financiën
________________
Suivi de l'application de la plateforme d'action de la quatrième Conférence mondiale des Nations unies sur les femmes (Pékin) - Prévention de la violence - Maltraitance des enfants - Code de signalement Opvolging van de toepassing van het Actieplatform van de Vierde VN-Wereldvrouwenconferentie van Peking - Geweldpreventie - Kindermishandeling - Meldcode 
________________
suivi rapport d'information
conférence ONU
condition féminine
violence sexuelle
enfant
statistique officielle
opvolging informatieverslag
conferentie VN
positie van de vrouw
seksueel geweld
kind
officiële statistiek
________ ________
7/5/2015Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 11/6/2015)
2/6/2015Antwoord
7/5/2015Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 11/6/2015)
2/6/2015Antwoord
________ ________
Aussi posée à : question écrite 6-641 Aussi posée à : question écrite 6-641
________ ________
Question n° 6-642 du 7 mai 2015 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-642 d.d. 7 mei 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le chapitre III.3. « Petites filles » du Rapport d'information sur le suivi de la mise en œuvre de la Plateforme d'action de la quatrième Conférence mondiale des Nations unies sur les femmes (Pékin) (Document Sénat n° 6-97/2) contient d'importantes recommandations politiques. Dans le volet « Viol et attentat à la pudeur sur des mineurs », le Sénat recommande d'élaborer une politique ciblée pour mieux faire face aux problématiques de la violence, des abus et de la maltraitance d’enfants.

Je profite de cette recommandation concrète pour mettre l'approche néerlandaise à l'honneur. Chaque année, de nombreux enfants sont victimes de maltraitance infantile. Il ressort d'une étude néerlandaise récente que les accompagnateurs qui travaillent avec un code de signalement interviennent trois fois plus souvent que les collègues qui ne le font pas. C'est un chiffre important dont nous devons tirer parti dans notre politique.

Les écoles doivent disposer d'un code de signalement décrivant comment le professionnel traite les signaux de violence familiale et la maltraitance d'enfant; il s'agit d'un protocole avec un plan par étape. Le code de signalement doit mentionner qui fait quoi, quand, et de quelle manière. Il comporte une liste de signaux et un manuel de communication. La constitution et l'enregistrement du dossier, les rôles et responsabilités, une carte sociale et un plan d'instruction font partie de ce code de signalement.

Dans cette perspective, la Justice doit élaborer un code de signalement concret, en concertation avec les gouvernements des entités fédérées. Afin d'avoir une meilleure vision d'ensemble de la maltraitance infantile et sa prévention, je souhaiterais poser quelques questions.

Cette question porte sur l'égalité des chances et traite donc d'une compétence du Sénat conformément à l'article 79 du règlement. Elle concerne également une matière transversale (Communautés – enseignement). Les questions proviennent directement du rapport d'information voté à l'unanimité concernant l'application de la Plateforme d'action de la quatrième Conférence mondiale des Nations unies sur les femmes (Pékin) (Document Sénat n° 6/97).

Je souhaiterais poser au ministre les questions suivantes :

1) Combien de cas de maltraitance d'enfants recense-t-on ? J'aimerais obtenir des chiffres annuels, pour les trois dernières années. Observe-t-on une tendance ? Dans l'affirmative, le ministre peut-il expliquer sa réponse ?

2) Combien de cas de maltraitance d'enfants ont-ils conduit à une condamnation ? J'aimerais obtenir des chiffres annuels, pour les trois dernières années. Observe-t-on une tendance ? Dans l'affirmative, le ministre peut-il expliquer sa réponse ?

3) Comment le ministre élaborera-t-il une politique, conformément à la recommandation du Sénat votée à l'unanimité, visant à lutter plus efficacement contre la violence, les abus et la maltraitance à l'égard des enfants ? Le ministre peut-il expliquer sa réponse concrètement ?

4) Que pense le ministre de l'éventuelle instauration d'un code de signalement pour les accompagnateurs d'enfants et les personnes qui sont liées par le secret professionnel dont elles peuvent user, si elles le souhaitent, pour décider si elles signaleront un fait et à qui ?

5) Que pense le ministre de l'approche néerlandaise qui utilise le code de signalement pour lutter contre la maltraitance infantile et ce, à la lumière du triplement du nombre de plaintes pour maltraitance d'enfants lorsqu'un code de signalement est disponible ? Peut-il indiquer s'il est favorable à cette approche et s'il se réunira avec les entités fédérées ? Peut-il fournir des explication concrètes quant au calendrier et au contenu ?

 

Hoofstuk III.3. “Meisjes” van het Informatieverslag betreffende de opvolging van de toepassing van het Actieplatform van de Vierde VN Wereldvrouwenconferentie van Peking (Stuk Senaat nr. 6-97) bevat belangrijke beleidssuggesties. In het luik "Verkrachting en aanranding van de eerbaarheid bij minderjarigen" beveelt de Senaat aan om een gericht beleid te ontwikkelen om geweld, misbruik en kindermishandeling beter aan te pakken.

Ik grijp deze concrete aanbeveling aan om de Nederlandse aanpak in de bloemetjes te zetten. Jaarlijks zijn immers vele kinderen slachtoffer van kindermishandeling. Uit recent Nederlands onderzoek blijkt dat begeleiders die met een meldcode werken drie maal zo vaak ingrijpen dan collega's die hier niet mee werken. Dit is een belangrijk cijfer dat ook wij in ons beleid moeten meenemen.

Scholen dienen een meldcode te hebben waarin beschreven staat hoe de professional omgaat met signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling, dit is een protocol met een stappenplan. In de meldcode dient te staan wie, wanneer, wat en op welke wijze doet. Hij bevat een signalenlijst en een gesprekshandleiding. Ook registratie- en dossiervorming, de rollen en verantwoordelijkheden, een sociale kaart en scholingsplan maken deel uit van de meldcode.

Justitie moet vanuit dit perspectief samen met de deelstaatregeringen een concrete meldcode uitwerken. Teneinde kindermishandeling en preventie beter in kaart te krijgen heb ik tevens enkele randvragen.

Deze vraag gaat over gelijke kansen en handelt dus over een bevoegdheid van de Senaat overeenkomstig artikel 79 van het reglement. Het betreft tevens een transversale aangelegenheid (Gemeenschappen - onderwijs). De vragen komen rechtstreeks voort uit het unaniem goedgekeurde informatieverslag betreffende de opvolging van de toepassing van het Actieplatform van de Vierde VN Wereldvrouwenconferentie van Peking (Stuk Senaat nr. 6/97).

Graag had ik de minister de volgende vragen voorgelegd:

1) Hoeveel gevallen van kindermishandeling - en dit op jaarbasis voor de laatste drie jaar - komen er voor? Is er hier sprake van een tendens? Zo ja, kan de minister dit toelichten?

2) Hoeveel gevallen van kindermishandeling - en dit op jaarbasis voor de laatste drie jaar - hebben geleid tot een veroordeling? Is er hier sprake van een tendens? Zo ja, kan de minister dit toelichten?

3) Hoe gaat de minister overeenkomstig de unaniem goedgekeurde aanbeveling van de Senaat een beleid ontwikkelen om geweld, misbruik en kindermishandeling beter aan te pakken? Kan hij dit concreet toelichten?

4) Hoe staat de minister tegenover een mogelijke invoering van een meldcode voor begeleiders van kinderen en personen die gebonden zijn door een beroepsgeheim, waarvan ze, indien ze dit wensen, gebruik kunnen maken om te beslissen of ze een feit zullen melden en aan wie?

5) Wat vindt de minister van de Nederlandse aanpak wat betreft de meldcode voor kindermishandeling en dit in het licht van de verdriedubbeling van het aantal aangiftes van kindermishandeling als er een meldcode voorhanden is? Kan hij aangeven of hij deze aanpak genegen is en of hij hieromtrent gaat samenzitten met de deelstaten? Kan hij dit concreet toelichten naar timing en inhoud toe?

 
Réponse reçue le 2 juin 2015 : Antwoord ontvangen op 2 juni 2015 :

Cette matière relève des compétences du ministre de la Justice.

Deze aangelegenheid behoort tot de bevoegdheid van de minister van Justitie