SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2018-2019 Zitting 2018-2019
________________
14 janvier 2019 14 januari 2019
________________
Question écrite n° 6-2165 Schriftelijke vraag nr. 6-2165

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au ministre de la Sécurité et de l'Intérieur

aan de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken
________________
Communes bruxelloises - Primes de bilinguisme Brusselse gemeenten - Tweetaligheidspremies 
________________
prime de salaire
bilinguisme
Région de Bruxelles-Capitale
commune
fonctionnaire
loonpremie
tweetaligheid
Hoofdstedelijk Gewest Brussels
gemeente
ambtenaar
________ ________
14/1/2019Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 14/2/2019)
12/2/2019Antwoord
14/1/2019Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 14/2/2019)
12/2/2019Antwoord
________ ________
Réintroduction de : question écrite 6-1935 Réintroduction de : question écrite 6-1935
________ ________
Question n° 6-2165 du 14 janvier 2019 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-2165 d.d. 14 januari 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le ministre fédéral de l'Intérieur est compétent pour le respect de la législation sur l'emploi des langues et la tutelle sur la police locale et fédérale. Il est également ministre de tutelle du service fédéral SELOR. Les Régions sont compétentes pour l'exécution de la législation sur l'emploi des langues et la tutelle sur les pouvoirs locaux. La législation sur l'emploi des langues constitue une pierre angulaire de la Belgique fédérale et est nécessaire au bon fonctionnement des différentes autorités et Communautés de notre pays

Le respect de la législation sur l'emploi des langues et le contrôle et le fonctionnement des primes de bilinguismes des pouvoirs locaux sont des compétences transversales par excellence.

SELOR délivre énormément de certificats permettant d'obtenir une prime de bilinguisme dans les administrations communales bruxelloises. Or de très nombreux fonctionnaires et employés communaux ne parlent pas du tout le néerlandais mais obtiennent quand même ces primes de bilinguisme.

Pourquoi le Service public fédéral (SPF) Intérieur a t il attendu si longtemps pour contrôler effectivement les certificats du SELOR ?

Depuis combien d'années le ministre intervient il financièrement dans les primes de bilinguisme accordées aux fonctionnaires locaux ? Pourquoi n'a t il jamais fait vérifier si ces primes de bilinguisme étaient octroyées correctement ? Il sait pourtant parfaitement que ces primes sont allouées indûment. Le respect de la législation linguistique ne compte t il pas pour lui et trouve t il normal que de l'argent public soit injustement versé à des gens qui n'y ont pas droit ?

Les ouvriers ne sont pas soumis à l'exigence de bilinguisme. Cette distinction employés ouvriers est elle toujours de notre temps ? Doit elle également avoir des conséquences financières ?

Les connaissances linguistiques des policiers bruxellois ne s'améliorent pas. Quel suivi est il actuellement assuré par rapport aux recrutements ? Qui exerce un contrôle en la matière ? Je me réfère à cet égard à l'accord bruxellois de courtoisie linguistique pour le personnel contractuel local, qui a fait l'objet de critiques.

Le ministre, qui y est habilité depuis plus de quatre ans, va t il enfin intervenir pour faire respecter la loi sur l'emploi des langues et prendre les initiatives nécessaires en vue d'améliorer les connaissances linguistiques ?

 

De federale minister van Binnenlandse Zaken is bevoegd voor de naleving van de taalwetgeving en voor de voogdij op de lokale en federale politie. Hij is tevens voogdijminister voor de federale dienst SELOR. De Gewesten zijn bevoegd voor de uitvoering van de taalwetgeving en voor de voogdij op de plaatselijke besturen. De taalwetgeving is een hoeksteen van het federale België en is een noodzaak voor het goed functioneren van de verschillende overheden en de gemeenschappen in ons land.

De naleving van de taalwetgeving en de controle en werking van de tweetaligheidspremies van de lokale besturen zijn bij uitstek transversale bevoegdheden.

Er worden zeer veel SELOR attesten uitgereikt voor het bekomen van een tweetaligheidspremie bij de Brusselse gemeenten. Nochtans zijn er zeer veel gemeentelijke ambtenaren en bedienden die helemaal geen Nederlands spreken en toch deze tweetaligheidspremies ontvangen.

Waarom heeft de federale overheidsdienst (FOD) Binnenlandse Zaken zo lang gewacht om controle op SELOR attest effectief uit te oefenen?

Hoeveel jaren springt de geachte minister intussen bij in tweetaligheidspremies voor lokale ambtenaren? Waarom heeft hij nog nooit laten onderzoeken of deze tweetaligheidspremies correct worden toegekend? Nochtans is hij zeer goed op de hoogte van het feit dat deze premies onterecht worden toegekend. Is voor hem de naleving van de taalwetgeving onbelangrijk en vindt hij het normaal dat overheidsgeld op een onrechtmatige wijze uitgekeerd wordt aan mensen die daar geen recht op hebben?

Arbeiders vallen niet onder de tweetaligheidsvereiste. Is die opsplitsing bedienden arbeiders nog van onze tijd? Moet dat onderscheid ook financiële gevolgen hebben?

De taalkennis van onze politiemensen in Brussel gaat er niet op vooruit. Wat is de huidige opvolging bij aanwervingen? Wie oefent daarop het toezicht uit? Ik verwijs hierbij naar het bekritiseerde Brussels taalhoffelijkheidsakkoord voor contractueel lokaal personeel.

Zal de geachte minister eindelijk, na ruim vier jaar reeds hiervoor bevoegd te zijn, optreden om de taalwetgeving te laten naleven en de nodige initiatieven nemen om de taalkennis te verbeteren?

 
Réponse reçue le 12 février 2019 : Antwoord ontvangen op 12 februari 2019 :

Je souhaite tout d’abord préciser que le ministre de la Sécurité et de l’Intérieur n’est pas compétent pour la tutelle sur SELOR. Je prie donc l’honorable membre de vouloir bien s’adresser à mon collègue de la Fonction publique pour les questions relatives au SELOR.

Depuis sa modification par la loi du 19 juillet 2012, la loi du 10 août 2001 créant un Fonds de financement du rôle international et de la fonction de capitale de Bruxelles, créant un fonds budgétaire Primes linguistiques et modifiant la loi organique du 27 décembre 1990 créant des fonds budgétaires dispose que des subventions pour le financement des primes linguistiques sont payées en faveur de la Région de Bruxelles-Capitale, de l'agglomération bruxelloise, de la Commission communautaire commune, ainsi que des services d'intérêt public qui relèvent de ces institutions ; des services locaux au sens de l'article 9 des lois coordonnées du 18 juillet 1966 sur l'emploi des langues en matière administrative qui sont situés dans l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale ; des hôpitaux qui dépendent des centres publics d'action sociale des communes de l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale.

L’enveloppe budgétaire annuelle est répartie entre les services et institutions bruxellois proportionnellement au nombre des agents sans que le montant versé à chaque service ou institution puisse excéder le montant payé aux agents. Seuls les titulaires d'un certificat de connaissance de la deuxième langue, délivré conformément aux lois coordonnées du 18 juillet 1966 sur l'emploi des langues en matière administrative, sont pris en compte pour la répartition des moyens du fonds.

Ce système est mis en place depuis 2012. Les contrôles nécessaires sont donc effectués dans le cadre de l’application de cette loi.

Ni l’octroi des primes linguistiques aux agents concernés ni le statut des ouvriers régionaux et locaux ne sont de la compétence du ministre de la Sécurité et de l’Intérieur.

J’informe l’honorable membre, qu’en réponse aux autres questions, je me réfère à la réponse aux questions écrites no 54-2884 de la députée Pas (Chambre, QRVA 54 172 du 16 octobre 2018, p. 88) et no 54-3494 de la députée Gabriëls (Chambre, QRVA 54-170 du 28 septembre 2018, p. 49) adressées à mon prédécesseur, Monsieur Jan Jambon.

Ik wens vooreerst aan te geven dat de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken niet bevoegd is voor de voogdij op SELOR. Ik verzoek het geachte lid dan ook om zich voor vragen betreffende SELOR te wenden tot mijn collega van Ambtenarenzaken.

Sinds de wijziging door de wet van 19 juli 2012 bepaalt de wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van een Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel, tot oprichting van een begrotingsfonds Taalpremies en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen dat er toelagen voor de financiering van de taalpremies betaald worden ten gunste van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Brusselse Agglomeratie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, evenals de instellingen van openbaar nut die van deze instellingen afhangen, de plaatselijke diensten in de zin van artikel 9 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken die gevestigd zijn in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad; de ziekenhuizen die afhangen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van de gemeenten van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.

De jaarlijkse begrotingsenveloppe is verdeeld tussen de Brusselse diensten en instellingen in verhouding tot het aantal ambtenaren zonder dat het gestorte bedrag voor elke dienst of instelling het aan de ambtenaren betaalde bedrag kan overschrijden. Bij de verdeling van de middelen van het fonds wordt enkel rekening gehouden met de houders van een bewijs van kennis van de tweede taal, toegekend overeenkomstig de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken.

Dit systeem is sinds 2012 ingevoerd. In het kader van de toepassing van deze wet worden de nodige controles uitgevoerd.

De toekenning van taalpremies aan de betrokken ambtenaren en het statuut van de gewestelijke en lokale arbeiders vallen niet onder de bevoegdheid van de minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken.

Ik deel het geachte lid mee dat ik voor het antwoord op de andere vragen verwijs naar het antwoord op de schriftelijke vragen nr. 54-2884 van volksvertegenwoordigster Pas (Kamer, QRVA 54-172 van 16 oktober 2018, blz. 88) en nr. 54-3494 van volksvertegenwoordigster Gabriëls (Kamer, QRVA 54-170 van 28 september 2018, blz. 49) gesteld aan mijn voorganger, de heer Jan Jambon.