SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2016-2017 Zitting 2016-2017
________________
17 novembre 2016 17 november 2016
________________
Question écrite n° 6-1119 Schriftelijke vraag nr. 6-1119

de Guy D'haeseleer (Vlaams Belang)

van Guy D'haeseleer (Vlaams Belang)

au secrétaire d'État à la Lutte contre la fraude sociale, à la Protection de la vie privée et à la Mer du Nord, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

aan de staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________________
Ressortissants de pays tiers en séjour irrégulier - Emploi - Infractions - Sanctions pénales Illegaal verblijvende onderdanen van derde landen - Tewerkstelling - Inbreuken - Strafsancties 
________________
travailleur migrant
permis de travail
sanction pénale
employeur
migrerende werknemer
werkvergunning
strafsanctie
werkgever
________ ________
17/11/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 22/12/2016)
13/12/2016Antwoord
17/11/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 22/12/2016)
13/12/2016Antwoord
________ ________
Question n° 6-1119 du 17 novembre 2016 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-1119 d.d. 17 november 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

L'emploi est une matière régionale, et par conséquent, cette question est une compétence transversale.

En exécution de la loi du 11 février 2013 prévoyant des sanctions et des mesures à l'encontre des employeurs de ressortissants de pays tiers en séjour illégal, l'employeur qui souhaite occuper un ressortissant d'un pays tiers (non européen) doit vérifier, au préalable, que celui-ci dispose bien d'un titre de séjour valable. Il doit, en outre, au moins pendant la durée de la période d'emploi, tenir à la disposition des services d'inspection compétents une copie ou les données de ce titre de séjour ou d'une autre autorisation de séjour. Enfin, il est tenu de déclarer l'entrée et la sortie de service de ce ressortissant d'un pays tiers. Quiconque commet une infraction à ces dispositions est passible d'une sanction de niveau 4, ce qui signifie: une peine d'emprisonnement de 6 mois à 3 ans et une amende pénale de 600 à 6.000 euros (ou une de ces peines) ou une amende administrative de 300 à 3.000 euros (et les décimes additionnels). L'amende est multipliée par le nombre de travailleurs concernés. Outre une sanction de niveau 4, le juge peut également interdire au condamné d'exploiter, pour un terme d'un mois à trois ans, soit lui-même, soit par personne interposée, tout ou partie de l'entreprise ou de l'établissement où l'infraction a été commise, ou d'y être employé à quelque titre que ce soit. Il peut en outre ordonner la fermeture de l'entreprise pour une durée maximum de trois ans. Ces sanctions pénales particulières étaient déjà applicables depuis longtemps en cas d'occupation illégale d'étrangers et leur application reste inchangée. Par exemple, l'employeur reste également solidairement responsable des frais de rapatriement, d'hébergement, de séjour et de soins de santé du ressortissant d'un pays tiers en séjour illégal et de sa famille.

1) Combien d'infractions à cette nouvelle législation ont-elles déjà été constatées? Veuillez en fournir la répartition en fonction du type d'infraction.

2) Dans combien de cas une amende pénale a-t elle été infligée?

3) Dans combien de cas le dossier a-t-il été transmis à la justice?

4) Dans combien de cas a-t-on fermé un établissement ou interdit son exploitation?

5) Dans combien de cas les frais de rapatriement et autres ont-ils été répercutés sur l'employeur et quel montant cela représentait-il au total? Dans combien de cas ces frais ont-ils effectivement été récupérés et de quel montant s'agissait-il exactement?

 

Werk is een gewestelijke materie en bijgevolg behandelt deze vraag een transversale bevoegdheid.

In uitvoering van de wet van 11 februari 2013 tot vaststelling van sancties en maatregelen voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, moet een werkgever die een derdelander (niet-Europeaan) wil tewerkstellen, vooraf nagaan of die wel degelijk over een geldige verblijfsvergunning beschikt. Daarnaast moet hij, minstens voor de duur van de tewerkstelling, een afschrift of de gegevens van die vergunning of machtiging beschikbaar houden voor de inspectiediensten. Tot slot is hij ook verplicht om de in- en uitdiensttreding van de derdelander aan te geven. Wie hiertegen een inbreuk pleegt, riskeert een sanctie van niveau 4 : een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6000 euro (of een van deze straffen) of een administratieve geldboete van 300 tot 3000 euro (en de opdeciemen). De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. Naast een sanctie van niveau 4 kan de rechter de veroordeelde ook verbieden om gedurende een periode van een maand tot drie jaar zelf of via een tussenpersoon, de onderneming of inrichting waar de inbreuk werd begaan, geheel of gedeeltelijk uit te baten of er in dienst te worden genomen. Hij kan de inrichting ook doen sluiten voor maximum drie jaar. Deze bijzondere strafsancties gelden al langer in geval van illegale tewerkstelling van vreemdelingen en blijven ongewijzigd van toepassing. Zo blijft een werkgever ook hoofdelijk aansprakelijk voor de kosten van de repatriëring, de huisvesting, het verblijf en de gezondheidszorg van de illegale derdelander en zijn gezin.

1) Hoeveel inbreuken werden er op basis van deze nieuwe wetgeving al vastgesteld, opgesplitst naargelang het soort inbreuk ?

2) In hoeveel gevallen werd een strafrechtelijke geldboete opgelegd ?

3) In hoeveel gevallen werd het dossier doorverwezen naar het gerecht ?

4) In hoeveel gevallen werd de uitbating van de inrichting verboden of gesloten ?

5) In hoeveel gevallen werden de kosten inzake repatriëring en dergelijke meer verhaald op de werkgever en om welk bedrag ging het in totaal ? In hoeveel gevallen werden deze kosten effectief gerecupereerd en om welk bedrag ging het precies ?

 
Réponse reçue le 13 décembre 2016 : Antwoord ontvangen op 13 december 2016 :

1) Je vous prie de trouver, ci-après, les éléments de réponse fournis par la direction fédérale des Amendes administratives du service public fédéral (SPF) Emploi.

Depuis le 1er avril 2015 (c'est-à-dire la fin de la période transitoire dans le cadre de la sixième réforme de l’État), la direction fédérale des Amendes administratives n’est en principe plus compétente pour infliger une amende administrative pour ces infractions. Les résultats des services régionaux des amendes administratives ne sont pas repris dans les données communiquées.

Trois cent trente-huit (338) infractions au total ont été constatées pour la période 2014–2015, à répartir dans les catégories suivantes :

– « ne pas vérifier au préalable que le travailleur dispose d'un titre de séjour valable » : 136 ;

– « ne pas tenir à la disposition de l'inspection une copie du titre de séjour » : 56 ;

– « absence de déclaration de l'entrée et de la sortie de service » : 146.

2), 3) & 4) Ces questions relève de la compétence du ministre de la Justice.

5) Cette question relève de la compétence du secrétaire d'État à l'Asile et la Migration (Office des étrangers).

1) Gelieve hierna de elementen van antwoord te willen vinden die gegeven werden door de federale directie van de Administratieve Geldboeten van de federale overheidsdienst (FOD) Werkgelegenheid.

Ik wens er u op te wijzen dat sedert 1 april 2015 (dit wil zeggen het einde van de overgangsperiode in het kader van de zesde Staatshervorming) de federale directie van de Administratieve Geldboeten in principe niet meer bevoegd is om administratieve geldboeten op te leggen voor deze inbreuken.

In de meegedeelde gegevens zijn de resultaten van de gewestelijke diensten voor administratieve geldboeten niet opgenomen.

Er werden, in de periode 2014–2015, in totaal driehonderd achtendertig (338) inbreuken vastgesteld, onder te verdelen in volgende categorieën :

– « niet vooraf nagaan of de werknemer over een geldige verblijfsvergunning beschikt » : 136 ;

– « geen afschrift van de verblijfsvergunning beschikbaar houden voor inspectie » : 56 ;

– « geen aangifte van de aanvang en de beëindiging van de tewerkstelling » : 146.

2), 3) & 4) Deze vragen behoren tot de bevoegdheid van de minister van Justitie.

5) Deze vraag behoort tot de bevoegdheid van de staatssecretaris voor Asiel en Migratie (dienst Vreemdelingenzaken).