SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2016-2017 Zitting 2016-2017
________________
16 novembre 2016 16 november 2016
________________
Question écrite n° 6-1114 Schriftelijke vraag nr. 6-1114

de Jean-Paul Wahl (MR)

van Jean-Paul Wahl (MR)

à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au Ministre des Finances

aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de Minister van Financiën
________________
Mutilations génitales féminines - Statistiques - Enregistrement - Méthode - Collaboration avec les Communautés et Régions - Projets au sein des hôpitaux - Reconduction Vrouwelijke genitale verminking - Statistieken - Registratie - Methode - Samenwerking met de Gemeenschappen en de Gewesten - Projecten in ziekenhuizen - Verlenging 
________________
mutilation sexuelle
droits de la femme
condition féminine
violence sexuelle
suivi rapport d'information
seksuele verminking
rechten van de vrouw
positie van de vrouw
seksueel geweld
opvolging informatieverslag
________ ________
16/11/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 15/12/2016)
8/12/2016Antwoord
16/11/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 15/12/2016)
8/12/2016Antwoord
________ ________
Question n° 6-1114 du 16 novembre 2016 : (Question posée en français) Vraag nr. 6-1114 d.d. 16 november 2016 : (Vraag gesteld in het Frans)

Dans son rapport d'information concernant le suivi de la mise en œuvre de la Plateforme d'action de la quatrième Conférence mondiale des Nations unies sur les femmes (Pékin) (doc. Sénat nos 6-97/1 à /5 - 2014/2015), le Sénat mentionnait le fait qu'« une étude de prévalence récente menée en Belgique a permis d'estimer le nombre de femmes excisées vivant en Belgique, ainsi que le nombre de petites filles à risques. Par rapport à une étude réalisée il y a quatre ans, on constate un doublement de la prévalence de femmes excisées (on est passé de 6 000 à 13 000 victimes de mutilation génitale féminine vivant sur le territoire belge au 31 décembre 2012). » (doc. Sénat n° 6-97/3 - 2014/2015, p. 40). Il ne s'agit donc pas uniquement de femmes qui ont été victimes de mutilations génitales en Belgique mais également de femmes ayant subi ces pratiques à l'étranger qui ont été accueillies en Belgique. Du côté du service public fédéral (SPF) Santé publique, nous ne disposons, en effet, que d'études de prévalence. Parallèlement à cette étude de prévalence, un projet d'enregistrement des cas de mutilations génitales féminines au sein de dix hôpitaux belges a couvert toute l'année 2013.

La seule méthode pour réellement connaître le nombre de filles excisées en Belgique ou lors d'un retour au pays pendant les vacances serait de recourir à des examens réguliers des organes génitaux externes des enfants lors des consultations préventives organisées par l'Office de la naissance et de l'enfance (ONE), Kind&Gezin, les services de promotion à la santé ou encore les Centrum voor Leerlingenbegeleiding. Pour les femmes, les enregistrements de cas recensés pourraient se faire via les consultations gynécologiques.

1) Ne pensez-vous pas qu'il serait intéressant de mettre en place une méthode, en collaboration avec les entités fédérées, pour mesurer au mieux les cas de mutilations génitales féminines ?

2) Le projet d'enregistrement des cas de mutilations génitales féminines au sein des hôpitaux sera-t-il réitéré ?

 

In het informatieverslag van de Senaat betreffende de opvolging van de toepassing van het Actieplatform van de Vierde VN-Wereldvrouwenconferentie van Peking (doc. Senaat nrs 6-97/1 tot 5 - 2014/2015) stond vermeld: « Een recent prevalentie-onderzoek in België heeft een raming gemaakt van het aantal besneden vrouwen in België, alsook van het aantal risicomeisjes. Ten opzichte van een onderzoek dat vier jaar geleden werd uitgevoerd, stelt men vast dat vrouwelijke genitale verminking intussen dubbel zo vaak voorkomt. (een stijging van 6000 naar 13.000 vrouwelijke slachtoffers van genitale verminking die in België verblijven op 31 december 2012). » (doc. Senaat nr 6-97/3 - 2014/2015, p. 40). Dat aantal omvat dus niet enkel vrouwen die het slachtoffer van genitale verminking werden in België, maar ook vrouwen die die praktijk hebben ondergaan in het buitenland en in België werden opgevangen. Vanuit de federale overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid beschikken we immers enkel over prevalentiestudies. Naast die prevalentiestudie bestaat er een studie waarin gevallen van vrouwelijke genitale verminking in tien Belgische ziekenhuizen over heel 2013 werden geregistreerd.

De enige methode om echt te weten hoeveel meisjes in België of tijdens een vakantie naar het land van oorsprong werden besneden, zou erin bestaan de uitwendige geslachtsdelen van de kinderen regelmatig te onderzoeken tijdens de preventieve consultaties door l'Office de la naissance et de l'enfance (ONE), Kind en Gezin, les services de promotion de la santé à l'école of de Centra voor leerlingenbegeleiding. Voor vrouwen zou de registratie kunnen gebeuren via consultaties bij de gynaecoloog.

1) Denkt u niet dat het interessant zou zijn om, in samenwerking met de deelstaten, een methode in te voeren om het aantal gevallen van vrouwelijke verminking zo goed mogelijk te meten?

2) Zal het project voor de registratie van gevallen van vrouwelijke verminking in ziekenhuizen herhaald worden?

 
Réponse reçue le 8 décembre 2016 : Antwoord ontvangen op 8 december 2016 :

1) Le Plan d’action national de lutte contre toutes les formes de violence basée sur le genre 2015–2019 a précisément pour but de favoriser une politique coordonnée et concertée entre l’État fédéral et les entités fédérées. La collecte de données relatives à la violence basée sur le genre, et donc aux mutilations génitales féminines, figure parmi les objectifs prioritaires de ce Plan.

C’est pourquoi, un groupe de travail spécifique a été créé, sous la coordination de l’Institut pour l’égalité des femmes et des hommes, afin de rassembler l’ensemble des données statistiques pertinentes. Ce groupe de travail se compose des représentants des départements fédéraux, communautaires et régionaux concernés et accompagnera ce processus tout au long du Plan d’action national. L’objectif sera notamment de répondre au mieux aux engagements européens et internationaux pris par la Belgique concernant les statistiques relatives à la violence basée sur le genre et, en premier lieu, aux dispositions de la Convention d’Istanbul.

Mieux mesurer les cas de mutilations génitales féminines figure donc bien parmi les objectifs poursuivis à l’avenir à travers le Plan d’action national. En outre, ce Plan prévoit également, parmi ses mesures, de mettre à jour l’étude de prévalence des femmes excisées et des filles à risque d’excision de 2014. Cette mesure sera portée par l’Institut pour l’égalité des femmes et des hommes. Il apparaît en effet impératif de disposer régulièrement de données plus actuelles afin d’orienter plus efficacement notre politique de lutte contre cette problématique.

2) Le Plan d’action national de lutte contre toutes les formes de violence basée sur le genre 2015–2019 prévoit de poursuivre le projet d’enregistrement des cas de mutilations génitales féminines au sein des hôpitaux. La question de l’enregistrement des cas de mutilations génitales féminines au sein des structures hospitalières concerne néanmoins une matière qui relève de la compétence de ma collègue, madame Maggie De Block, ministre des Affaires sociales et de la Santé publique. Je vous renvoie donc à elle pour davantage d’explications sur le sujet.

1) Het Nationaal Actieplan ter bestrijding van alle vormen van gendergerelateerd geweld 2015–2019 is precies bedoeld om een tussen de Federale Staat en de gefedereerde entiteiten gecoördineerd en overlegd beleid te begunstigen. De verzameling van cijfers over gendergerelateerd geweld, en dus over vrouwelijke genitale verminking, is één van de prioritaire doelstellingen van dit Plan.

Daarom werd een specifieke werkgroep gecreëerd om alle relevante statistische gegevens te verzamelen, gecoördineerd door het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. Deze werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de betrokken federale, gewestelijke en gemeenschapsdepartementen en zal dit proces gedurende het volledige Actieplan begeleiden. De bedoeling is om zo goed mogelijk tegemoet te komen aan de Europese en internationale verbintenissen die België is aangegaan met betrekking tot statistieken over gendergerelateerd geweld, en in de eerste plaats aan de bepalingen van het Verdrag van Istanbul.

Het aantal gevallen van vrouwelijke genitale verminking in België beter opmeten is dus wel degelijk een van de doelstellingen die in de toekomst zullen worden nagestreefd via het Nationaal Actieplan. Bovendien voorzien de maatregelen van dit Plan ook in het bijwerken van de prevalentiestudie van 2014 naar besneden vrouwen en risicolopende meisjes. Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen zal instaan voor de uitvoering deze maatregel. Het blijkt immers van groot belang om op regelmatige basis over actuele gegevens te kunnen beschikken om ons beleid ter bestrijding van deze problematiek doeltreffender af te stemmen.

2) Het Nationaal Actieplan ter bestrijding van alle vormen van gendergerelateerd geweld 2015–2019 voorziet in de voortzetting van het project van de registratie van gevallen van vrouwelijke genitale verminking in de ziekenhuizen. De registratie van de gevallen van vrouwelijke genitale verminkingen in de ziekenhuizen valt echter onder de bevoegdheid van mijn collega Maggie De Block, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Voor meer uitleg over dit project verwijs ik u dus naar haar door.