SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2016-2017 Zitting 2016-2017
________________
31 octobre 2016 31 oktober 2016
________________
Question écrite n° 6-1095 Schriftelijke vraag nr. 6-1095

de Ann Brusseel (Open Vld)

van Ann Brusseel (Open Vld)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Discrimination et crimes de haine homophobes - Nombre de cas traités par arrondissement judiciaire - Nombre de plaintes par zone de police - Causes des disparités Homofobe discriminatie en homofobe haatmisdrijven - Aantal behandelde gevallen per gerechtelijk arrondissement - Aantal klachten per politiezone - Oorzaken discrepantie 
________________
minorité sexuelle
discrimination fondée sur l'orientation sexuelle
répartition géographique
statistique officielle
seksuele minderheid
discriminatie op grond van seksuele geaardheid
geografische spreiding
officiële statistiek
________ ________
31/10/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 1/12/2016)
15/3/2017Antwoord
31/10/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 1/12/2016)
15/3/2017Antwoord
________ ________
Question n° 6-1095 du 31 octobre 2016 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-1095 d.d. 31 oktober 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Cette question concerne l'égalité des chances et relève dès lors d'une compétence du Sénat conformément à l'article 79 du Règlement; elle touche en outre une matière transversale – Communautés. La prévention de l'homophobie s'effectue entre autres par le biais de l'enseignement et des médias, qui sont des matières communautaires.

Je me réfère à ma question écrite n° 6-985 et à la réponse donnée par votre collègue Elke Sleurs, secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté et à l'Égalité des chances. Je renvoie explicitement à l'annexe particulièrement intéressante de sa réponse sur le nombre d’affaires de discrimination homophobe et de crimes de haine homophobes traités en 2015 dans chaque arrondissement judiciaire. J'en indique le nombre afin d'éclaircir la situation.

Bruxelles:

- Bruxelles: 14

Flandre:

- Anvers: 4

- Limbourg: 0

- Louvain: 0

- Flandre orientale: 9

- Flandre occidentale: 4

Wallonie:

- Hainaut: 19

- Liège: 18

- Luxembourg: 4

- Namur: 2

- Brabant wallon: 3

Les disparités régionales observées quant aux poursuites effectives des crimes de haine homophobes sautent aux yeux. Certaines provinces ne déclarent même aucun cas de discrimination et de crimes de haine homophobes (Louvain, Limbourg). D'autres arrondissements judiciaires présentent un score particulièrement faible eu égard au nombre d'habitants et au contexte urbain. L'écart est encore plus frappant lorsque l'on compare les données de la Flandre à celles de Bruxelles et de la Wallonie. Ces statistiques ne fournissent pas de base fiable pour déterminer en quels endroits les crimes de haine homophobes sont fréquents ou, par contre, inexistants.

Les chiffres sont inquiétants. J'ai le sentiment que la grande différence observée dans le nombre de dossiers d'homophobie traités par les tribunaux correctionnels s'explique par la politique de poursuites des parquets et les priorités définies dans les différents arrondissements. Il est essentiel que tous les parquets soient sur la même longueur d'onde et proscrivent l'homophobie.

J'aimerais donc vous poser les questions suivantes.

1) Quelle réaction ces chiffres vous inspirent-ils et en particulier les grandes différences observées entre les arrondissements judiciaires en 2015 quant au nombre de cas de discrimination et de crimes de haine homophobes? Pouvez-vous expliquer en détail votre réaction et notamment indiquer, au moyen de chiffres, si cette disparité dans le nombre de cas traités par les différents arrondissements judiciaires se vérifie encore en 2016?

2) Quelle est la cause de ces grandes différences dans le nombre de cas traités par les différents arrondissements judiciaires? Comment expliquez-vous les statistiques élevées du Hainaut et les chiffres particulièrement faibles du Limbourg, de Louvain et d'Anvers?

3) En quoi l'approche du parquet du Hainaut quant à la discrimination et aux crimes de haine homophobes diffère-t-elle de celle du Limbourg, de Louvain et d'Anvers? Ces faits sont-ils confiés à un magistrat particulier, la politique de poursuite est-elle différente ou la sensibilisation est-elle plus forte?

4) a) Convenez-vous qu'il importe que tous les parquets soient sur la même longueur d'onde et proscrivent l'homophobie?

b) Si oui, comment expliquez-vous que les statistiques soient très différentes d'un arrondissement à l'autre et que des disparités régionales soient observées?

c) Comment comptez-vous favoriser une approche plus uniforme des parquets des différents arrondissements judiciaires? Pouvez-vous préciser le calendrier et le contenu des mesures que vous envisagez?

d) Si non, pouvez-vous détailler votre position?

5) Êtes-vous disposé, compte tenu des grandes différences dans le nombre de dossiers de discrimination et crimes de haine homophobes traités, de mettre ce problème à l'ordre du jour de la prochaine réunion du Collège des procureurs généraux? Dans l'affirmative, quelles mesures jugez-vous opportunes et convient-il d'élaborer une directive générale? Dans la négative, pour quelle raison? Selon vous, que convient-il alors de faire?

6) Reconnaissez-vous que le nombre de dossiers de discrimination et crimes de haine homophobes traités (74 dossiers) est particulièrement faible et ne correspond absolument pas au nombre réel de cas de discrimination et de crimes de haine homophobes? Comment comptez-vous remédier à cette proportion trop faible de déclarations? Pouvez-vous détailler votre réponse et expliquer le nombre total de 74 dossiers?

 

Deze vraag betreft Gelijke Kansen en is aldus een bevoegdheid van de Senaat conform artikel 79 van het reglement. Ze behandelt tevens een transversale aangelegenheid - Gemeenschappen. Preventie van homofobie verloopt onder meer via het onderwijs en de media, die gemeenschapsaangelegenheden zijn.

Ik verwijs naar mijn eerdere schriftelijke vraag nr. 6-985 en het antwoord van uw collega, de staatssecretaris voor Armoedebestrijding en Gelijke Kansen, Elke Sleurs. Ik verwijs expliciet naar de bijzonder interessante bijlage bij haar antwoord over het aantal behandelde gevallen van homofobe discriminatie en homofobe haatmisdrijven in 2015 per gerechtelijk arrondissement. Ik geeft ze hier ter verduidelijking mee.

Brussel :

- Brussel : 14.

Vlaanderen :

- Antwerpen : 4 ;

- Limburg : 0 ;

- Leuven : 0 ;

- Oost-Vlaanderen : 9 ;

- West-Vlaanderen : 4.

Wallonië :

- Henegouwen : 19 ;

- Luik : 18 ;

- Luxemburg : 4 ;

- Namen : 2 ;

- Waals-Brabant : 3.

De regionale verschillen in de effectieve vervolging van homofobe haatmisdrijven springen in het oog. Sommige provincies blijken zelfs, men zegge en schrijve, nul behandelde gevallen te hebben van homofobe discriminatie en homofobe haatmisdrijven (Leuven, Limburg). Andere gerechtelijke arrondissementen hebben in verhouding tot het aantal inwoners en de stedelijke context een bijzonder lage score. Dit springt nog meer in het oog als men de cijfers van Vlaanderen vergelijkt met Brussel en Wallonië. Deze cijfers vormen geen betrouwbare basis om te bepalen waar er veel of geen homofobe haatmisdrijven plaatsvinden.

De cijfers zijn verontrustend. Mijn aanvoelen is dat het grote verschil in dossiers van homofobie voor de correctionele rechtbanken te maken heeft met het vervolgingsbeleid van de parketten en de prioriteiten in de verschillende arrondissementen. Het is belangrijk dat alle parketten aan hetzelfde zeel trekken en homofobie de wacht aanzeggen.

Graag had ik u dan ook volgende vragen voorgelegd :

1) Hoe reageert u op deze cijfers en dan vooral op de grote verschillen tussen de gerechtelijke arrondissementen van het aantal gevallen van homofobe discriminatie en homofobe haatmisdrijven in 2015 ? Kunt u uw reactie uitvoerig toelichten en kunt u in het bijzonder cijfermatig meedelen of deze discrepantie inzake het aantal behandelde gevallen in de verschillende gerechtelijke arrondissementen zich voortzet in 2016 ?

2) Wat is de oorzaak van de grote verschillen van het aantal behandelde gevallen in de verschillende gerechtelijke arrondissementen ? Hoe verklaart u het hoge cijfer in Henegouwen, enerzijds, en de bijzonder lage cijfers in respectievelijk Limburg, Leuven en Antwerpen, anderzijds ?

3) Waarin liggen de verschillen tussen de benadering van het parket van Henegouwen inzake homofobe discriminatie en homofobe haatmisdrijven, en respectievelijk Limburg, Leuven en Antwerpen ? Is er een bijzondere magistraat voor aangewezen, is er een verschillend vervolgingsbeleid of is er meer sensibilisering ?

4) a) Bent u het eens met de stelling dat het belangrijk is dat alle parketten aan hetzelfde zeel trekken en homofobie de wacht aanzeggen ?

b) Zo ja, hoe verklaart u desondanks de zeer uiteenlopende cijfers alsook de regionale verschillen ?

c) Hoe zult u een meer uniforme aanpak van de parketten in de verschillende gerechtelijke arrondissementen bewerkstelligen? Kunt u de kalender en de inhoud gedetailleerd toelichten ?

d) Zo neen, kunt u dit uitvoerig toelichten ?

5) Bent u bereid om in het licht van de zeer uiteenlopende cijfers van het aantal behandelde dossiers inzake homofobe discriminatie en homofobe haatmisdrijven dit probleem te agenderen op de eerstvolgende vergadering van het College van procureurs-generaal ? Zo ja, welke maatregelen acht u opportuun en is een algemene richtlijn aangewezen ? Zo neen, waarom niet en wat acht u dan wel aangewezen ?

6) Bent u het met me eens dat het aantal in behandeling zijnde dossiers betreffende gevallen van homofobe discriminatie en homofobe haatmisdrijven (vierenzeventig dossiers) bijzonder laag is en geenszins overeenstemt met het daadwerkelijke aantal gevallen van homofobe discriminatie en misdrijven ? Hoe gaat u deze onderrapportering optrekken ? Kunt u dit zeer uitvoerig toelichten en het totaal aantal dossiers van vierenzeventig duiden ?

 
Réponse reçue le 15 mars 2017 : Antwoord ontvangen op 15 maart 2017 :

Le Collège des procureurs généraux et la police fédérale ont transmis les informations suivantes :

1 à 2) Le Collège des procureurs généraux signale que les chiffres concernent le nombre de dossiers rentrés dans les parquets, le plus souvent via des plaintes déposées auprès des services de police. Les disparités quant au nombre de dossiers entrés dans les parquets ne témoignent donc pas tellement d’une politique différenciée entre les parquets, mais plutôt d’une différence quant au nombre de plaintes déposées auprès des services de police. Le Collège des procureurs généraux émet donc l’hypothèse d’un sous-rapportage parce qu’une certaine proportion d’incidents et d’infractions ne sont pas dénoncés à la police et au parquet en matière d’homophobie, mais aussi de manière plus générale pour ce qui concerne les différents types d’infractions visés dans la COL 13/2013.
La police fédérale signale que, dans la Banque de données nationale générale (BNG), on retrouve le nombre de faits enregistrés par les services de police en matière d’«homophobie» tels qu’enregistrés dans la BNG sur base des procès-verbaux. Il s’agit d’infractions enregistrées par la police à la Loi du 10 mai 2007 tendant à lutter contre certaines formes de discrimination. La police fédérale signale que, eu égard au caractère sensible de certaines données pouvant constituer une atteinte à la vie privée (par exemple l’origine ethnique, les préférences politiques, religieuses ou philosophiques, l’affiliation à une association professionnelle ou l’orientation sexuelle), celles-ci ne sont pas enregistrées dans la BNG. Par conséquent, il n’est pas possible, sur base des informations présentes dans la BNG, de fournir une réponse plus détaillée et plus précise à la question en matière de violence homophobe.
3 à 6) Au niveau des parquets, il existe une circulaire (COL 13/2013)
qui définit une politique criminelle unifiée pour la lutte contre les discriminations et les délits de haine. Cette circulaire prévoit notamment la désignation d’un magistrat de référence dans tous les parquets et parquets généraux, et un fonctionnaire de police de référence dans les zones de police. En outre, la circulaire prévoit la désignation d’un magistrat coordinateur, chargé de recueillir les informations nécessaires aux améliorations susceptibles d’être apportées à la circulaire.

À l’initiative de ce magistrat coordinateur, un groupe de travail, composé de magistrats, de fonctionnaires de police, de membres de Unia et de l’Institut pour l’égalité des femmes et des hommes, de membres du Service de la Politique criminelle et du service d’appui du ministère public, s’est réuni à plusieurs reprises en 2015 et 2016 et a travaillé à une bonne application de la circulaire COL 13/2013. Ainsi, des outils ont été développés à destination des policiers et parquets (liste d’indicateurs de délits de haine, modèle d’apostille), des formations ont été organisées en collaboration avec l’Institut de formation judiciaire (IFJ) et il a été travaillé à la désignation effective des magistrats et fonctionnaires de police de référence, etc. Le Collège des Procureurs généraux collabore très étroitement avec Unia, via le magistrat coordinateur.

Het College van procureurs-generaal en de federale politie leverden de volgende informatie aan:
1) en 2) Het College van procureurs-generaal wijst erop dat de cijfers betrekking hebben op het aantal dossiers dat bij de parketten is ingeleid, meestal via klachten die bij de politiediensten werden ingediend. De discrepanties inzake het aantal bij de parketten ingeleide dossiers wijzen dus niet zozeer op een verschil in beleid bij de parketten, maar eerder op een verschil in het aantal bij de politiediensten ingediende klachten. Het College van procureurs-generaal oppert dat er mogelijk sprake is van onderrapportage omdat een bepaalde hoeveelheid incidenten en misdrijven niet bij de politie en het parket worden aangegeven, wat homofobie betreft, maar ook in het algemeen wat betreft de verschillende soorten misdrijven bedoeld in COL 13/2013.
De federale politie wijst erop dat in de Algemene Nationale Gegevensbank (ANG) te vinden is hoeveel feiten van homofobie de politiediensten in de ANG hebben geregistreerd op grond van de processen-verbaal. Het gaat om door de politie geregistreerde misdrijven tegen de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. De federale politie wijst erop dat de gevoelige aard van bepaalde gegevens een inbreuk kunnen vormen op de persoonlijke levenssfeer, (bijvoorbeeld etnische oorsprong, politieke, religieuze of filosofische voorkeuren, lidmaatschap van een vakvereniging of seksuele geaardheid), en daarom niet worden geregistreerd in de ANG. Bijgevolg kan op grond van de informatie in de ANG geen gedetailleerder en nauwkeuriger antwoord worden gegeven op de vraag inzake homofoob geweld.
3) tot 6) Op het niveau van de parketten bestaat een omzendbrief (COL 13/2013) waarin een eenvormig strafrechtelijk beleid is bepaald voor de bestrijding van discriminatie en haatmisdrijven. De omzendbrief voorziet inzonderheid in de aanwijzing van een referentiemagistraat in alle parketten en parketten-generaal en van een referentiepolitieambtenaar in de politiezones. Bovendien is in de omzendbrief voorzien in de aanwijzing van een magistraat-coördinator die de informatie moet verzamelen die nodig is om de omzendbrief eventueel nog te verbeteren.  

Op initiatief van die magistraat-coördinator is er in 2015 en 2016 meermaals een werkgroep (bestaande uit magistraten, politieambtenaren, leden van Unia en het Instituut voor gelijkheid van vrouwen en mannen, leden van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid en de steundienst van het openbaar ministerie) bijeengekomen die gewerkt heeft rond de goede toepassing van de omzendbrief COL 13/2013. Zo zijn er instrumenten ontwikkeld voor de politieambtenaren en parketten (lijst van indicatoren van haatmisdrijven, model van kantschrift), werden er in samenwerking met het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding (IGO) opleidingen georganiseerd, werd er gewerkt aan de daadwerkelijke aanwijzing van de referentiemagistraten en -politieambtenaren, enz.

Het college van procureurs-generaal werkt, via de magistraat-coördinator, zeer nauw samen met Unia.